bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read this ebook for free! No credit card needed, absolutely nothing to pay.

Words: 19369 in 5 pages

This is an ebook sharing website. You can read the uploaded ebooks for free here. No credit cards needed, nothing to pay. If you want to own a digital copy of the ebook, or want to read offline with your favorite ebook-reader, then you can choose to buy and download the ebook.

10% popularity   0 Reactions

e schuwe dieren bij hun pret te betrappen. Want het was een echte, onschuldige pret, een pret waar fut in zat, en van een opwinding waar geen eind aankwam, vooral wanneer de een den ander trachtte te krijgen en 't water inschoot hem vlak op de hielen.

Deze glijbaan was in uitstekenden staat en de otters waakten er voor haar niet ruw te maken. Ze krabbelden er nooit over naar boven, maar gingen den hoek om en klommen tegen den anderen kant op; of anders klauterden ze evenwijdig met de baan omhoog, een eindje verder, waar de bestijging makkelijker was en geen gevaar bestond van steenen of takken op het glijvlak te storten, die de gladheid zouden bederven.

's Winters op sneeuw gaat 't glijden nog beter dan op klei. Daarenboven wordt die gauw hard en glazig, doordat het water bevriest, dat 't lichaam van den otter achterlaat, en na een paar dagen is de baan spiegelglad. Dan gaat het glijden volmaakt en iedere otter, oud of jong, heeft zijn geliefkoosde glijbaan en brengt een deel van elken heerlijken dag door met van die pret te genieten.

Als Keeonekh door de bosschen trekt in de dikke sneeuw, maakt hij gebruik van zijn glijkunst om hem voort te helpen, vooral wanneer 't de helling afgaat. Hij loopt een eindje hard en gooit zich vooruit op zijn buik, terwijl hij verscheiden voet door de sneeuw glijdt, eer hij weer hard loopt. Deze manier van zich voort te bewegen is een onophoudelijk baantje-glijden, dat veel heeft van de manier, waarop een mensch zich voorthaast met gladdigheid.

Ik heb over de zilveren bellen gesproken, die het eerst mijn aandacht vestigden op de visschende otters, op zekeren dag in de wildernis. Van de enkele zeldzame gelegenheden, die ik gehad heb, om ze te bespieden, komt het mij voor, dat die bellen alleen te zien zijn, nadat Keeonekh snel den stroom is ingeschoten. De lucht hecht zich aan de buitenste ruige haren van zijn vacht en wordt er afgeveegd, als hij door het water schiet. Wie hem zoo gadeslaat, als hij de lange glijbaan afsuist halsoverkop het zwarte winterwater in, met een keten van zilveren bellen, die boven hem breken en tinkelen, beseft allicht iets van de verandering in het hart van den jager door de aanraking met de natuur, die ons allen tot verwanten maakt. Na zooiets vermijdt hij 't vallen zetten--tenminste ge zult zijn stalen klem niet meer onder aan Keeonekhs glijbaan aantreffen, om de vreugde van het schuwe dier in een treurspel te veranderen--en hij wenscht zijn medevisscher hartelijk een goede vangst toe, hetzij hij hem ontmoet op de meren in de wildernis of in de rustige plaatsen aan de rivieren thuis, waar nooit iemand komt.

KOSKOMENOS, DE VERSTOOTELING.

Koskomenos, de ijsvogel , is eenigszins een verstooteling onder de vogels. Ik denk dat ze hem half en half als een kruipend dier beschouwen, dat nog niet hoog genoeg voor een vogel gestegen is om erkenning te verdienen. Ze laten hem dus met opzet aan zijn lot over. Zelfs de zwartkophavik aarzelt eer hij op hem stoot, omdat hij niet recht weet of dat opzichtige beest ook gevaarlijk is, of alleen maar geheimzinnig. Ik zag eens een grooten havik als een bliksemflits neerstorten op een ijsvogel, die op trillende wieken zachtjes ratelend voor zijn hol in den oever hing. Maar de roover raakte van de wijs, op 't oogenblik dat hij zijn klauwen had moeten uitslaan om toe te grijpen. Hij zwenkte op zij en schoot in een lange, schuine lijn naar een dooden spar, waar hij aandachtig zat te kijken, tot de donkere bek van een broedenden ijsvogel uit het gat reikte om den visch in ontvangst te nemen, dien het mannetje gebracht had. Daarop zwierde Koskomenos naar zijn uitkijktoren boven 't water, waar de voorntjes huisden en nam de havik zijn vlucht naar de plaats, waar het water uit het meer stroomde en een broedsel jonge zaagbekken hun eerste onderricht in 't open water kregen.

Geen wonder dat de vogels Koskomenos met een schuin oogje aankijken. Zijn kop is belachelijk groot, zijn pooten zijn belachelijk klein. In de lucht is hij een gedicht van sierlijkheid; maar hij kruipt als een hagedis, of waggelt z?o, dat een eend zich over hem zou schamen, bij de zeldzame gelegenheden, dat hij zijn pooten gebruikt. Zijn bek is zoo groot dat er een heele voorn in gaat; zijn tong zoo klein dat hij geen stem heeft, maar niets dan een heesch klr-r-r-r-ik-ik-ik, als de ratel van den nachtwacht. Hij bouwt geen nest, maar maakt een soort van hol in den oever, waar hij den halven dag allervuilst huishoudt; toch is hij het verdere gedeelte een helder, mooi beestje, dat ook geen oogenblik aan de aarde doet denken, maar in zijn feestelijken tooi slechts aan den blauwen hemel omhoog en het van kleuren verzadigde water beneden. Water zal hem niet nat maken, al duikt hij ook twintig keer onder de oppervlakte. Zijn geratel is schor, lawaaierig, duivelachtig; maar zijn neerschieten in den stroom, met zijn kleurschicht, zijn zilveren schuim en zijn getinkel van 't opgezweepte water, is het welluidendste dat er in de wildernis bestaat.

Als visscher heeft hij zijnsgelijke niet. Zijn visschig oog zonder uitdrukking is toch het scherpste dat spiedend over het water gaat, en zijn stooten maakt zelfs den vischarend te schande, z?o zeker en bliksemsnel gebeurt het.

Behalve al deze tegenstrijdigheden is hij eenzelvig, onbekend, ongenaakbaar. Hij heeft geen jeugd, geen spel, geen vreugde dan eten; hij sluit zich bij niemand aan, zelfs niet bij zijn eigen verwanten; en als hij een visch vangt en diens kop tegen een tak slaat tot hij dood is en met zijn eigen kop achterover zijn prooi zit door te slikken, met een ratelend geklok diep onder in zijn keel, maakt hij denzelfden indruk als een papegaai, die fluisterend allergemeenst zit te vloeken, terwijl hij zijn kop krabt, en op wien ge graag met een steen zoudt mikken, als de eigenaar maar eens eventjes zijn hielen gelicht had.

Het is het onbekende, deze geheimzinnige mengeling van vogel en kruipend dier, die den ijsvogel tot een voorwerp van bijgeloof bij alle wilde volken heeft gemaakt. De legenden omtrent hem zijn legio; zijn gekuifde kop wordt door de wilden boven alle andere als toovermiddel of fetisj op prijs gesteld, en zelfs bij beschaafde volken kan men zijn gedroogde lichaam nog soms aan een stok zien hangen, in de hoop dat zijn snavel de richting uitwijst, waar de wind vandaan zal komen.

Maar Koskomenos heeft nog een anderen kant, ofschoon de wereld er tot nog toe maar weinig van bespeurd heeft. Eens in de wildernis heb ik hem, geheel zonder dat ik het wilde, toegejuicht. Het was laat op den middag; het visschen was gedaan en ik zat bij een grazige landtong in mijn kano te kijken wat er vervolgens zou gebeuren. Aan den overkant van de rivier was een kleioever, waar een paar ijsvogels heel bovenaan hun lange gang gegraven hadden. "Er is daar niets voor hen om op te staan; hoe zijn ze dat hol begonnen," soesde ik, "en hoe kunnen ze ooit jongen grootbrengen met de deur zoo maar open, dat mink en wezel binnen kunnen komen?" Dat waren weer twee nieuwe vraagstukken om bij de vele onopgeloste te voegen, die zich bij elke wending van de boschpaadjes voor ons opdoen.


Free books android app tbrJar TBR JAR Read Free books online gutenberg


Load Full (0)

Login to follow story

More posts by @FreeBooks

0 Comments

Sorted by latest first Latest Oldest Best

 

Back to top