Read Ebook: Vier Voordrachten over Theosofie by Besant Annie
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page
Ebook has 103 lines and 26534 words, and 3 pages
Is het mogelijk die verloren kennis te herwinnen? Is het mogelijk deze leering weer te vinden, nu ze verdwenen is uit den schoot der kerk? Ja, die leering is nooit werkelijk verloren gegaan, de kennis van de mysteri?n is nooit geheel en al verdwenen. Zij is bewaard door Jezus zelf en door zijn trouwe leerlingen, en die leerlingen zijn nooit geheel en al van de aarde verdwenen. Hier en daar werd er altijd nog een gevonden, die de duisternis om zich verlichtte, een heilige, stralend als een ster aan den donkeren hemel, in het bezit van eerste-hands kennis, de kennis van de oude mysteri?n van Jezus. Nu en dan verscheen zulk een leerling in den schoot der Christelijke kerk, ingewijd en onderwezen gelijk voorheen, evenals de Christenen van vroeger, in het bezit van onmiddellijke leering, welke hem in staat stelde als leeraar op te treden. En hiertoe zijn slechts zij in staat, die zelf de onmiddellijke leerlingen zijn van de Meesters. Sedert de overlevering van haar bestaan uit de kerk verdwenen is, wordt de geheime leering nog altijd overgedragen van den een op den ander, zoo vaak er iemand gevonden wordt die waardig is ze te ontvangen. En met die leering gaat samen het vermogen om wat men verkeerdelijk "wonderen" noemt te verrichten, het gebruiken van natuurkrachten, welke de gewone menschen niet kennen. Gij zult u herinneren hoe Jezus gezegd heeft dat zekere teekenen hen zouden vergezellen, die geloofden; dat zij vergif zouden drinken zonder dat het hun schaadde, dat zij door handoplegging zieken zouden genezen; aan deze teekenen, zeide hij, zouden waarlijk geloovigen worden herkend.
Hoevele Christenen vertoonen thans deze teekenen van het levend geloof? In welke mate zijn die krachten in het bezit der Christenleeraars van onze hedendaagsche kerk? Hier en daar in de middeleeuwen vinden wij er nog sporen van, zooals de wonderen, verricht door Franciscus van Assisi en Elisabeth van Hongarije, wonderen, niet in den zin van een schending der natuurwetten, want zulk een schending is onmogelijk, maar wonderen, mogelijk gemaakt door de kennis eener hoogere wet, welke op lagere gebieden niet kan worden ontdekt, door gebruik te maken van geestelijke krachten welker werking de groote menigte der menschen niet kent.
In den aanvang van deze voordracht sprak ik u nog van een ander soort van bewijs dat kon worden gegeven om het bestaan van de esoterische kennis aan te toonen. Voor hen toch die deze kennis bezitten is het mogelijk de duistere en moeilijke plaatsen in de Schrift te begrijpen en te verklaren, plaatsen welke altijd struikelblokken zijn geweest voor den Christen, maar toch voor een eenvoudige verklaring vatbaar zijn, wanneer men slechts den esoterischen kant der godsdienstige leering onderzocht heeft. Laten wij bijvoorbeeld enkele plaatsen nemen uit het Nieuwe Testament, welke moeilijk zijn te begrijpen en waarin de hedendaagsche Christenen niet gelooven, en die altijd weggeredeneerd worden. Neem bijvoorbeeld het verhaal van den jongeling, die tot Jezus kwam en hem vroeg hoe hij het eeuwige leven be?rven kon. Het eerste antwoord dat Jezus hem gaf was het exoterische. "Gij weet de geboden". Dit is juist wat thans de predikant zou zeggen tot iemand, die hem kwam vragen hoe hij het eeuwige leven zou kunnen verkrijgen. Zijn antwoord zou wezen: "leid een goed leven op aarde". Dit was ook het eerste antwoord dat Jezus gaf, maar de jongeling was hiermede niet tevreden. Hij wist dat dit slechts het exoterische antwoord was, niet het diepere dat hij zocht. Het wees hem den weg niet dien hij wenschte te vinden. Daarom antwoordde hij: "Meester, deze dingen heb ik onderhouden van mijne jonkheid af". Dit is het antwoord dat ieder moet kunnen geven, die naar de diepere wijsheid verlangt. Aan de uiterlijke wet moet zijn voldaan, voordat de innerlijke leering kan worden verkregen. Toen gaf Jezus een ander antwoord: "E?n ding ontbreekt u, ga henen, verkoop al wat gij hebt en geef het den armen, en gij zult een schat hebben in den hemel; en kom herwaarts, neem het kruis op en volg mij". Toen ging de jonge man treurig heen, want hij had vele goederen; en Jezus wendde zich tot zijne discipelen, die alles verlaten hadden om hem te volgen, en sprak: "Het is lichter dat een kemel ga door het oog van een naald, dan dat een rijke in het koninkrijk Gods inga."
Hoe dikwijls worden tegenwoordig deze laatste woorden weggeredeneerd. Hoe vele predikers hebben er over gepreekt en ze van hun beteekenis beroofd. Hoe dikwijls hebt gij misschien in uwe jeugd aan uw leeraar gevraagd, gelijk ik het mijn leermeester vroeg: "wat beteekenen toch die woorden? Is het waar dat een rijke niet gemakkelijker het koninkrijk Gods binnengaan kan dan een kemel kan gaan door het oog eener naald?" Maar mijn leermeester redeneerde de moeilijkheid weg en zeide mij dat het beteekent dat een rijke even goed als een arme het eeuwige leven kan verwerven, dat het iets anders beteekent dan het zegt, dat het betrekking heeft op een poort in Jeruzalem waar een kameel slechts onbeladen door kon gaan; en dat het wilde zeggen dat een rijke vele moeilijkheden heeft en aan vele verleidingen blootstaat, maar niet dat hij in het geheel niet zou kunnen binnengaan in het koninkrijk Gods. De groote menigte der Christenen schijnt het ook niet op te vatten in den zin, zooals het door Jezus is gezegd, want overal ziet gij de menschen hard werken om rijkdommen te verwerven, en als zij dachten dat zij daardoor het eeuwige leven zouden verliezen, zouden zij wel niet zoo hard werken om in de hel te komen; zoodat wij vrij zeker kunnen zijn dat zij in woorden van Jezus als de aangehaalde volstrekt niet gelooven. Dit is het noodzakelijk gevolg van het verloren gaan der esoterische kennis. Wat is de beteekenis van deze uitdrukking: "het koninkrijk Gods?" Zij wordt altijd gebruikt voor "inwijding in de mysteri?n". Zij die willen binnengaan in het koninkrijk Gods moeten volmaakt worden, niet zooals de mensch van de wereld, die na den dood in den hemel komt, om na verloop van tijd terug te komen, meer te leeren en meer ondervinding op te doen,--het eeuwige leven is niet het vertoeven in een voorbijgaanden hemel, het is de kennis van God, het is de vereeniging met de Godheid zelf. En die kennis van God die het eeuwige leven is, is het koninkrijk Gods, waarin slechts de volmaakte kan binnengaan. En het is altijd een vaste wet geweest dat ieder mensch, voordat hij wordt ingewijd, alles moet afstaan wat hij bezit, dat hij niets meer als zijn eigendom beschouwen moet, wat in de oogen der wereld het zijne is. De gelofte van armoede is altijd de gelofte van den ingewijde geweest; niemand kan inwijding bereiken die niet deze gelofte doet in haar wijdste beteekenis: niet slechts wat zijn aardsche goederen aangaat, maar aangaande alles wat hij bezit, zij het rijkdom van verstand of rijkdom van hart of rijkdom der aarde. Hij staat ze alle af en deelt ze met de wereld, hij beschouwt ze niet langer als de zijne. Indien geld in zijne handen komt, is het niet het zijne, moet het niet worden gebruikt voor zijn persoonlijke behoeften: het behoort aan het werk van zijn Meester. Hij bezit niets dat hij voor zichzelf gebruiken kan. Indien hij kennis bezit is die niet de zijne, maar hij bezit die om de wereld te onderwijzen. Hij bezit zijne kennis slechts om ze te kunnen geven aan anderen; hij heeft geen rechten, hij kent slechts plichten jegens de menschheid. Voor zichzelf kent hij geen rechten van eenigen aard. Hij staat alles af wat het zijne is. En toen Jezus zeide dat hij die volmaakt wil worden alles verkoopen moet wat hij heeft en hem volgen, zeide hij slechts wat iedere Meester zegt tot den leerling die inwijding bereiken wil: "Gij moet alles afstaan wat gij bezit, gij moet u ontdoen van al wat gij hebt." Een harde voorwaarde, zeker: hard voor hem wiens hart nog hangt aan de wereld, hard voor hem die nog geeft om de schatten der aarde; maar licht voor hem die het hoogere leven zoekt, die naar diepere wijsheid verlangt, die het lagere leven wil opofferen om het hoogere te vinden, die het vleesch wil kruisigen opdat hij in God met Christus vereenigd kan zijn.
Wij zullen thans een tweede spreuk van Jezus nemen: "Wijd is de poort en breed is de weg die tot het verderf leidt, en velen zijn er die door dezelve ingaan; want de poort is eng en de weg is nauw die tot het leven leidt, en weinigen zijn er die dezelve vinden." Hoevele liefhebbende harten treuren over deze woorden, van hoevele vrome Christenen breekt het hart bij het denken aan deze woorden van Jezus. Weinigen die binnentreden, velen die ten verderve gaan, weinigen die redding vinden, velen die den breeden weg, weinigen die het smalle pad volgen! Wat is de beteekenis van deze woorden? Zij zeggen hetzelfde wat Jezus bedoelde toen hij sprak tot den jongeling. De breede en gemakkelijke weg is de gewone weg van de menschen der wereld, die leidt van geboorte naar dood, van dood naar geboorte, van geboorte weer terug naar den dood, door steeds herhaalden kringloop van dood en geboorte. Zulk een leven is dood, niet leven, in de oogen van den verlichte. De weg welke tot het leven leidt is de weg welke van wedergeboorte bevrijdt, is het pad der inwijding, dat leidt tot dien tempel Gods, welken niemand verlaat, nadat hij hem is binnengetreden. Weinigen inderdaad zijn er op het tegenwoordig standpunt van de ontwikkeling der wereld, die dezen weg betreden, weinigen worden er gevonden onder de millioenen der menschheid, die sterk genoeg zijn om de moeilijkheden van het enge pad te overwinnen. Maar in den loop der eeuwen zullen allen dit pad vinden en betreden, en geen menschelijke ziel zal vervallen tot eeuwig verderf.
Er is nog een gezegde van Jezus, dat moeilijk is te begrijpen: "Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader die in de hemelen is volmaakt is." Dat is weer een bevel dat door de meeste menschen wordt weggeredeneerd, omdat zij gevoelen dat de vervulling onmogelijk is voor zondige menschen, voor mannen en vrouwen vol zwakheden en dwaasheden, alledaagsch en wereldsch, bekrompen in hun opvattingen, overgegeven aan de genoegens der wereld. Hoe zouden zij volmaakt kunnen worden gelijk God in den hemel volmaakt is? Bracht Jezus dan zijn leerlingen op een dwaalspoor, toen hij hun een bevel gaf dat zij onmogelijk uitvoeren konden? Kon hij, die de waarheid Gods zelf was, een gebod geven dat niet kon worden opgevolgd? Neen! Het is voor den mensch mogelijk, volmaakt te worden gelijk God volmaakt is, niet in ??n kort leven, niet in twintig of veertig of honderd jaar, niet in het ??ne korte tijdperk tusschen de wieg en het graf, tusschen geboorte en dood. Dit is slechts ??n stap naar een volmaking als die van God. Maar leven volgt op leven, groei volgt op groei. Ieder volgend leven kan dichter bij de volmaking worden gebracht, ieder volgend leven zamelt den oogst van het voorgaande in. Met steeds vermeerderende kracht, met steeds toenemenden groei stijgen de menschen tot de volmaking, in de voetstappen van den Heiland. In de lange eeuwen die voor ons zich uitstrekken zal de goddelijke volmaking worden bereikt.
Laten wij van deze op zich zelf staande teksten afstappen en een leerstuk der Christelijke kerk beschouwen dat voor velen moeilijk te gelooven is, en dat dikwijls wordt aangevallen: de leer der drie?enheid. God een eenheid en toch drievoudig, drie personen en toch ??n God. Velen hebben zich over dit leerstuk verbaasd en zijn ten laatste tot de overtuiging gekomen, dat zij dit niet konden begrijpen, dat blind geloof moet aannemen wat het verstand niet begrijpen kan. Maar in de esoterische leering der mysteri?n werd de leer der drie?enheid begrijpelijk gemaakt, werd zij een verheffende en helpende kracht. Deze geheele leering kan niet openbaar worden gemaakt, maar een deel ervan kan hier worden besproken; en dit kan eenig licht werpen op ons onderwerp. In iederen godsdienst wordt de drie?enheid geleerd: de Vader, die het aanzicht van Macht, van Zelf-Bestaan voorstelt, en uit den Vader de Zoon en de Geest. De Vader is de oorsprong, de bron van al wat is. God komt in zijn aanzicht van Zelf-Bestaan, van onbegrensd Vermogen in alle openbaringen voor als de Eeuwige Vader, het midden-leven van het heelal. Uit Hem komt de Zoon voort, de openbaring van het aanzicht van liefde der Godheid, van liefde en gelukzaligheid tevens, de tweede persoon in de drie?enheid, de tweede Logos, zooals hij dikwijls genoemd wordt, tweevoudig in zijnen aard: aan den eenen kant de openbaring van mededoogen, van alomvattende liefde, aan de andere zijde van eeuwige, oneindige gelukzaligheid. Het derde aanzicht der godheid is dat van wijsheid. De wijsheid Gods is geopenbaard als de Geest, het goddelijk denkvermogen. Toen God zich openbaarde als scheppende kracht, als het algemeen denkvermogen, werd hij de derde Logos, de derde persoon in de drie?enheid. God is in wezen ??n, drievoudig in zijn openbaring, het ??ne Bestaan, dat zich toont in drievoudigen vorm. Wanneer wij spreken van de drie personen van de drie?enheid, zijn dit slechts drie aanzichten, waarin de godheid zich openbaart, zich zichtbaar maakt en begrijpelijk voor den mensch.
De drie?enheid, die in de godheid is, weerkaatst zich in den mensch, ook de mensch is een drie?enheid, het beeld van God. In den mensch heeft de goddelijke drie?enheid zich uitgestort, en de mensch ontvouwt in den voortgang zijner ontwikkeling den drievoudigen aard van de godheid, en ontwikkelt in zijn inwezen de drie aanzichten welke hij ontvangen heeft van God. Het eerst ontwikkelt zich in den mensch het verstand, de weerkaatsing van den derden persoon der goddelijke drie?enheid, daarna wordt de Zoon in hem geboren, de geest van den Christus, van alomvattende liefde en oneindig mededoogen. Het kenmerk van den mensch in wien dit tweede aanzicht zich ontwikkelt, die van den derden trap tot den tweeden is gekomen, is dat diepe mededoogen dat alle menschen in zich omvat. Dit is de geest van den Christus, en naarmate de mensch dezen ontwikkelt wordt hij de Zoon Gods. Dan komt de tijd voor de laatste openbaring in den mensch. Niet alleen de ontwikkeling van het verstand, de weerkaatsing van den Geest, niet alleen de liefde, die wordt voorgesteld door het leven van den Zoon,--ook het leven van den Vader moet zich in den mensch openbaren. Hij moet gelijk worden aan de goddelijke Kracht, het goddelijk Bestaan. Dat is de vereeniging waarvan alle godsdiensten hebben geleerd, dat is het ??n-worden met den Vader, waarvan Christus tot zijn discipelen sprak als de laatste zegepraal dien zij zouden bereiken. Het ??n-worden met den Vader is het einddoel der ontwikkeling van den mensch.
In het grootste deel der menschen op aarde ontwikkelt zich thans het derde aanzicht der drie-eenheid, het verstand. Slechts hier en daar treffen wij menschen aan, in wie het leven van den Christus zich begint te ontvouwen. Wanneer dit leven volmaakt zal zijn, zal de vereeniging komen met den Vader, waarvan Paulus zegt: "Daarna zal het einde zijn, wanneer hij het koninkrijk aan God en den zij alles in allen." Dat is de zielsverrukking waarom ieder heilige bad, de vereeniging met God; dat is het doel, dat de kroon is der menschelijke ontwikkeling. Aldus is de leering van het esoterisch Christendom, dieper, breeder, verheffender dan de uitwendige vorm, tot welken helaas de kerk zich bepaalt. Aldus leert het Goddelijk Weten, dat het uwe is door erfrecht, het uwe door de gave van den. Christus, het uwe krachtens uw geestelijke afkomst, het uwe door uw recht als leden eener Christelijke gemeenschap. En ik, die geleerd heb van die Meesters waarvan Jezus ??n is, ik, die door eigen ondervinding weet, dat deze leering kan worden verkregen, dat duizendmaal meer kan worden geweten dan hier mijne lippen uiten kunnen, ik kom tot u als bode, om u te herinneren aan uw erfrecht, ik kom tot u om u te herinneren aan het bestaan van goederen die de uwe zijn. Dat is de boodschap die ieder leerling op zijne beurt brengt aan iedere kerk, aan ieder geloof; niet iets nieuws brengt hij niet zich, slechts de herinnering aan wat oud is, maar nog steeds binnen menschelijk bereik. Aan u om dit pad te betreden, aan u om die kennis te verwerven, aan u om de gelegenheid aan te nemen, die de leering der Theosofie u brengt, de leering die dezelfde is als esoterisch Christendom. De gelegenheid wordt u geboden, aan u haar aan te nemen of te laten, gelijk gij dat wilt.
#Het verhaal van den Christus#
Ik zal hedenavond het verhaal van den Christus beschouwen van het standpunt van den Occultist, Wanneer wij enkel als Theosofen spreken, trachten wij het verhaal van den Christus duidelijk te maken in zijn geestelijke beteekenis. Wanneer wij ons echter op het standpunt van den Occultist plaatsen kunnen wij verder gaan. Wij kunnen terugzien naar de archieven van het verleden en deze onderzoeken, wij kunnen terugzien tot het leven, zooals dat negentien eeuwen geleden werd geleid en het stap voor stap bestudeeren. Maar ik moet u herinneren dat de inhoud dezer occulte archieven niet langs geschiedkundigen weg bewezen kan worden. Het is waarschijnlijk dat in de eerstvolgende twintig jaren eenige oude handschriften zullen worden gevonden, welke dezen inhoud tot op zekere hoogte zullen bevestigen, maar op het oogenblik zijn deze handschriften nog niet door de oudheidkundigen ontdekt. Daarom stel ik mij voor mijn onderwerp niet van den kant der gewone geschiedenis maar van het standpunt van den Occultist te beschouwen, en naarmate ik verder ga zult gij zien dat deze wijze van beschouwing vele moeilijkheden in de evangeli?n uit den weg ruimt, en dat zij u in staat stelt al wat in die evangeli?n van waarde is te redden uit de aanvallen der geschiedkundige kritiek. Zij stelt u in staat het Christendom te baseeren op een leven, meer dan op een handschrift en alles te begrijpen wat van werkelijk belang is in het verhaal van den Christus, beschouwd als een mystiek verhaal en als een feit uit de geschiedenis.
Hat verhaal is vanzelf in twee deelen te splitsen, welke wij in onze beschouwing zullen moeten scheiden. De ??ne afdeeling behandelt den geschiedkundigen Jezus en omvat tevens de zonnemyten welke door zijne levensbeschrijving geweven zijn. In de tweede afdeeling spreken wij niet over den geschiedkundigen Jezus maar over den mystieken Christus, en deze vertegenwoordigt in een opzicht den tweeden Logos, en in een ander de individu?le ziel, welke goddelijkheid bereikt.
In de evangelie-verhalen en in het geloof der kerk zijn deze beide gedeelten niet scherp gescheiden. Wat tot het ??ne behoort wordt dikwijls gerekend bij het andere. Dit geeft tot veel verwarring aanleiding en biedt menig zwak punt voor de aanvallen van den ongeloovigen kritikus. Naarmate wij deze draden ontwarren zult gij beider waarde beter begrijpen en zult gij ook het groote belang inzien, dat het geheel voor de menschheid heeft.
Laten wij eerst het verhaal van den geschiedkundigen Jezus nemen, en de zonnemyten welke daarmede zijn tezamen geweven.
Jezus werd geboren uit Joodsche ouders, ongeveer honderd jaar v??r het tijdstip dat gewoonlijk wordt opgegeven. Hij werd opgevoed onder de Esseers, een Joodsche sekte van zeer rein leven en diep godsdienstig gevoel. Zij waren ongehuwd, zij aten geen vleesch en dronken geen wijn, en waren ook buitengewoon weldadig en medelijdend. Kinderen, die als weezen waren achtergebleven, namen zij tot zich om ze in hun midden op te voeden. Behalve de weezen werden dikwijls ook andere kinderen van goede afkomst aan hunne zorg toevertrouwd wegens de reinheid van hun leven en de wijsheid welke zij bezaten, en die hun groote waarde gaf als onderwijzers. Onder deze heilige menschen bracht Jezus zijn jeugd door. Hij muntte uit door zijn buitengewone reinheid en godsdienstige toewijding, welke zich op twee wijzen toonde: in zijne vurige aanbidding van God en zijn voortdurend streven om zijne medemenschen te helpen. Deze beide karaktertrekken waren buitengewoon sterk in hem ontwikkeld: de liefde tot God welke hem leidde tot lange uren van overpeinzing en de liefde tot de menschen welke hem krachtig werkzaam deed zijn om allen te helpen die smart leden. Deze toewijding ging zooals ik reeds zeide gepaard aan een buitengewone reinheid. Toen hij den mannelijken leeftijd naderde trok hij naar Egypte. Hij trok van de gemeenschap der Esseers in het Zuiden van Palestina tot een dergelijke gemeenschap op den berg Sina? en naderhand in Egypte. In dit land bestudeerde hij de oude wijsheid der Egyptenaren en hij werd ingewijd in hunne mysteri?n. Op omstreeks 27-jarigen leeftijd keerde hij naar Palestina terug, en begon zijnen verwanten en vrienden onderricht te geven in wat hij geleerd had.
Te dien tijde nu was in de wereld een nieuwe aandrang van geestelijkheid noodig geworden. De tijd voor het ontstaan der westersche volkeren brak aan. Reeds ontwikkelden zich jonge rijken welke de kiem van toekomstige grootheid in zich droegen. De beschaving waartoe zij zich zouden ontwikkelen zou van geheel anderen aard zijn dan die van het Oosten. Het verstand dezer nieuwe volken zou krachtig en werkzaam van aard zijn. De omstandigheden van hun klimaat zouden ijver en krachtsontwikkeling eischen. De godsdienst welke bij de vorming van deze beschaving daartoe dienstig zou zijn moest ethisch en praktisch zijn, eenvoudig van wijsbegeerte, helder van leering. Deze godsdienst werd geschonken door de groote Broederschap uit welke alle godsdiensten voortgekomen zijn, en Jezus was het voor die taak uitgekozen werktuig. Hij was voor dit werk bijzonder geschikt door zijn reinheid en toewijding. Toen hij ongeveer dertig jaar oud was kwam voor hem de tijd zijn werk te beginnen. Een bijzondere nederdaling van goddelijke kracht kwam in hem en scheidde hem af van de overigen van zijn ras. Deze nederdaling maakte hem in zeer bijzonderen zin tot den vertegenwoordiger, tot den bode van God. Van deze nederdaling wordt gesproken als van zijn "doop" en gij zult u herinneren hoe in het verhaal van dien doop gezegd wordt dat de geest Gods op hem nederdaalde. Van dien tijd af, gedurende de jaren zijner prediking, kan men Jezus beschouwen als een vleeschwording van het goddelijk Leven. Het is belangrijk, in gedachte te houden dat dit een uitstorting van het goddelijk Leven in den mensch Jezus was, en dat de "doop" het tijdstip was waarop die uitstorting plaats vond. Van toen af werd hij de prediker van een zuiverder geloof voor de westersche wereld. Hij werd door de Joden wegens godslastering gedood nadat hij ongeveer drie jaren onder hen had gewerkt.
Vele van de verhalen welke wij in de evangeli?n vinden behooren niet tot het werkelijk leven van dezen grooten leeraar, maar zijn verhalen welke zich rondom dat leven hebben gegroepeerd doch ook in verband met andere leeraars aan de wereld bekend zijn geweest. Het is uit dit punt dat de aanvallen van ongeloovigen met zonnemyte-argumenten hun kracht putten. Enkele menschen, zooals Strauss en anderen, hebben getracht het geschiedkundig karakter van Jezus geheel te vernietigen. Maar dat is een overdrijving van ongeloovige kritiek, welke niet kan worden gehandhaafd door kennis welke op goede grondslagen berust. Wat hun aanval kracht heeft gegeven is het feit dat enkele dezer verhalen reeds sedert duizenden jaren bestaan hebben. Het verhaal bijvoorbeeld van de geboorte van Jezus uit een maagd, wat de kerk aanneemt dat plaats heeft gevonden op den 25e December, is een van deze zonnemyten. In de oudste Christelijke handschriften wordt de geboorte van Christus aangegeven op verschillende tijden van het jaar. In het eene verhaal wordt hij geboren in Mei, in een ander in Juli, in een derde in September. Eerst in de zevende eeuw werd de 25^e December algemeen als Kerstdag erkend, en dit is de datum welke reeds van de oudste tijden her genoemd is als de datum van de geboorte van een vleeschgeworden godheid. Het is de datum waarop Mithra, de zonnegod der Perzen, werd geboren, het is de dag waarop Osiris, de zonnegod der Egyptenaren, het licht zag. Deze dag wordt als feestdag beschouwd in alle groote godsdiensten welke tegenwoordig op aarde bestaan. Dit feit berust hierop, dat de zon beschouwd wordt als de vertegenwoordiger Gods. Alle licht en leven in een zonnestelsel komt van den zon, gelijk alle licht en leven in het heelal komt van God. En in alle godsdiensten der oudheid werd de zon beschouwd als het symbool voor God, niet als Hemzelf, maar toch als een symbool waaraan de grootste eerbied verschuldigd was. En daar de dag in het winter-stilstandspunt het kortst is, zeide men dat dan de geboorte van den zon plaats vond. De Christenkerk heeft dat tijdstip ook aangenomen voor de geboorte van Jezus, en dit feit wordt gebruikt als bewijsgrond om aan te toonen, dat Jezus niet anders is dan een zonnegod.
Wat de datum van zijn dood betreft: het is u bekend dat de dag van de kruisiging niet op een vasten datum gesteld wordt, maar op een datum welke ieder jaar verandert en berekend wordt uit de standen van zon en maan, zoodat deze dag niet een geschiedkundige, maar een sterrekundige datum is. Een geschiedkundige verjaardag kan natuurlijk op deze wijze niet worden vastgesteld en zij die het Christendom vijandig gezind zijn, gebruiken dit als een bewijsgrond tegen dezen godsdienst. Het is daarom van belang op te merken dat deze datums inderdaad niet uitsluitend op het Christendom betrekking hebben, en dat de werkelijkheid van het leven en den dood van Jezus niet van deze sterrekundige gegevens afhangen. Ook vele andere verhalen, aan het leven van Jezus verbonden, hebben reeds lang voor zijn geboorte bestaan. Dit was aan de eerste kerkvaders en bisschoppen zeer goed bekend. Zij beschouwden het echter nooit als een bewijsgrond tegen de werkelijkheid van het leven van Jezus, en trachtten nooit den hoogeren ouderdom van die heidensche verhalen, zooals zij genoemd worden, in twijfel te trekken. De waarheid van de verhalen aangaande het leven van Jezus is deze: dat hij een man was, vol goddelijken geest, gezonden om een nieuwen godsdienst te stichten; dat hij een leven leidde van wonderbare toewijding en reinheid; dat hij de diepste geestelijke wijsheid leeraarde; dat hij werken van medelijden en liefde deed aan allen met wie hij in aanraking kwam en dat hij eindelijk wegens godslastering door de Joden gedood werd. Dit zijn de voornaamste feiten betreffende het leven van Jezus, welke geschiedkundig juist zijn. En zooals ik zeide bestaat de waarschijnlijkheid dat binnenkort handschriften zullen worden ontdekt welke aan de wetenschap geschiedkundige gegevens zullen verschaffen. Maar de wonderbaarlijke geboorte in December en de kruisiging omtrent den tijd der lentenachtevening behooren tot de zonnemyten, niet tot de geschiedenis. In de oudste handschriften welke wij thans bezitten vinden wij deze datums niet vermeld en onder de vroegste Christenen werden deze punten niet van belang geacht. Eerst gedurende de ontwikkeling der kerk hebben zij belang gekregen als dogmata, en een der redenen waarom het van belang was deze datums vast te stellen, was dat zij ook reeds heidensche feestdagen waren en behoorden tot de verschillende vormen van zonaanbidding welke in het Westen verspreid waren. De jonge kerk nam deze feestdagen over en schakelde ze in de geschiedenis van Jezus, daar men toen de vrees nog niet kende voor den ongeloovigen kritikus der negentiende eeuw.
Het verhaal van den Christus is van geheel anderen aard. Het woord "Christus" is niet een naam die toebehoort aan ??nen enkeling maar een titel welke een zekeren rang aanduidt en sedert onheuglijke tijden gebruikt werd om een zekeren graad van inwijding aan te duiden. Ieder ingewijde die voorbij een zekeren graad van inwijding is, wordt een Christus genoemd, welk woord "de gezalfde" beteekent. De zalving is een deel van de plechtigheid van die inwijding, zoodat de inwijding den mensch tot een "gezalfde" maakt. Ik zeide u reeds dat het verhaal van den Christus van twee?rlei standpunt kan worden beschouwd, en wel in de eerste plaats als een kosmisch verhaal, betrekking hebbende op het heelal. In dit kosmisch verhaal stelt Christus den tweeden Logos voor, den tweeden persoon in de drie?enheid. Deze tweede persoon in de drie?enheid wordt in het Christendom erkend als de God-mensch en de geschiedkundige Jezus wordt met dien God-mensch vereenzelvigd. Het kosmische verhaal is in het kort het volgende: De tweede Logos, de tweede persoon in de drie?enheid, daalde neder in de stof, om aan deze zijn leven te geven: hij gaf zijn leven aan ieder schepsel dat ontstond. Hij is het van wien Johannes schrijft: "Het Woord was bij God, en het Woord was God. Alle dingen zijn door hetzelve gemaakt, en zonder hetzelve is geen ding gemaakt dat gemaakt is". In het oude verhaal van deze nederdaling in de stof wordt gezegd dat de tweede Logos in de stof gekruisigd is. Dit wil zeggen dat het leven van God is gegeven om het leven van alle levende wezens te zijn en dat God de banden der stof op zich nam, om dit leven mogelijk te maken.
Deze kosmische gebeurtenis wordt herhaald in de geschiedenis van iedere menschelijke ziel, want wat in het heelal geschiedt, gebeurt ook in het kleine heelal, in den mensch. Wanneer wij het verhaal van den Christus toepassen op de menschelijke ziel, geven wij het in den vorm waarin het door de Christelijke mystieken werd beschouwd. De ziel des menschen wordt beschouwd als voortgekomen uit God. Door een lange reeks van aardlevens ontwikkelt zij de eigenschap van verstand, begripsvermogen, denken, de weerkaatsing van den Heiligen Geest of den derden persoon in de drie?enheid. De geest van den mensch wordt, van dit standpunt gezien, beschouwd als het beeld van God. Hij is een drie?enheid in zijn wezen evenals God een drie?enheid is, en de ontwikkeling van het leven, van die drie?enheid in den mensch vervalt vanzelf in drie onderdeelen: de eerste stap is die, waardoor het denkvermogen wordt ontwikkeld; deze stap is den Theosoof bekend als de ontwikkeling van Manas, het denkvermogen. Manas is in den mensch de vertegenwoordiger van Mahat in den Kosmos, of om de Christelijke uitdrukking te gebruiken, de vertegenwoordiger van den Heiligen Geest. Dit zich ontwikkelende verstand is het derde aanzicht der menschelijke drie?enheid. Dit standpunt van ontwikkeling is het standpunt waarop de menschheid zich tegenwoordig bevindt, en deze ontwikkeling van Manas moet vrij ver gevorderd zijn voordat de tweede stap kan worden gedaan, welke bestaat in de ontwikkeling van het tweede aanzicht der drie?enheid in den mensch, de ontwikkeling van den Zoon, of den Christus. Het kenmerkende van dit standpunt van ontwikkeling is niet gelegen in de ontvouwing van het verstand, maar van de liefde. Het is gelegen in de erkenning van alle mensch en als ??n, niet als een gevolgtrekking door denken, maar door de ontwikkeling van dit tweede aanzicht der drie?enheid, van wat wij Buddhi noemen. Buddhi beteekent voor den Theosoof wat Christus beteekent voor den Christen. Wanneer de mensch gereed is den Christus in zich te beginnen te ontwikkelen ontvangt hij de eerste van de groote inwijdingen. Bij deze inwijding zegt men dat hij geestelijk geboren wordt; het is de tweede geboorte of de geboorte uit den geest waarvan Jezus sprak. Deze inwijding wordt de tweede geboorte genoemd, omdat zij den tweeden persoon in de menschelijke drie?enheid in werking brengt. Door die inwijding ontwaakt Buddhi in den mensch en begint zich te uiten, of in de Christelijke symboliek: bij die inwijding wordt Jezus geboren uit den schoot der maagd. Deze geboorte werd steeds een onbevlekte genoemd, een geboorte uit een maagd, omdat zij niet is een geboorte uit het vleesch, maar een geboorte uit den geest. Om deze reden ook zeide Jezus dat een mensch gelijk een kind moest worden om het koninkrijk Gods binnen te gaan. In het geheele onderwijs van Jezus heeft de uitdrukking: "het koninkrijk Gods" de beteekenis van "inwijding" en de nieuw-ingewijde wordt een "kind" genoemd. Gij herinnert u ook dat Paulus van zijn bekeerlingen hoopte dat Christus een gestalte in hen mocht krijgen. Zij waren gedoopt als lidmaten der kerk, zij hadden deelgenomen aan het Avondmaal, en toch noemde hij het zijn hoogsten wensch, dat Christus in hen mocht worden geboren. Hieruit blijkt dat de geboorte van Christus in den mensch niet beteekent lidmaat te worden van de kerk, maar iets hoogers waarnaar de Christen moet streven. Een van de redenen waarom de inwijding "de geboorte van den Christus" werd genoemd is dat de mensch die deze eerste der groote inwijdingen ontvangt, voor de eerste maal het bewustzijn van het buddhisch gebied ondervindt. Hij wordt door zijnen Meester tot dat gebied gevoerd: door de aanraking van den Meester wordt hij voor de eerste maal bewust op dat gebied. Dan begrijpt hij wat eenheid beteekent: hij gevoelt dat hij ??n is met al wat bestaat, hij ondervindt dat hij niet afgescheiden is, maar een deel van het groote geheel; hij begrijpt het niet door verstandelijke inspanning, maar ondervindt het door onmiddellijk bewustzijn. Dan begint in den ingewijde het leven van den Christus, en langzamerhand neemt hij dien geest van liefde en mededoogen in zich op. Zoo ontwikkelt de Christus in hem. Nog twee andere inwijdingen moet hij doormaken terwijl hij nog altijd als onvolwassen beschouwd wordt. Dan komt de tijd voor den mystieken doop, die overeenkomt met den doop van den mensch Jezus. Deze doop is de inwijding van den Arhat. Van dien tijd af is het bewustzijn van den ingewijde voortdurend op het buddhisch gebied. V??r deze inwijding wordt zijn bewustzijn van tijd tot tijd daarheen overgebracht, maar wanneer zij heeft plaats gevonden, en de doop des geestes ontvangen is wordt het buddhisch bewustzijn zijn gewone bewustzijn, en begint hij langzamerhand het nirvanisch bewustzijn te verwerven. Het bewustzijn op het buddhisch gebied wordt genoemd het leven van den Zoon, die altijd in den hemel is bij zijnen Vader, en toch op aarde wandelt onder de menschen als ??n van hen. Wanneer de mensch dezen trap heeft bereikt, kan hij een Heiland der menschheid worden, want daar zijn bewustzijn ??n is met dat van alle menschen kan hij met hen deelen al wat hij heeft, daar hij zelf zuiver is kan hij naast de menschen staan in hun zonde, daar hij zich zijn geheele verleden herinnert kan hij medevoelen met den slechtste. Alleen de Christus kan de vriend zijn van den laagste, want daar hij zelf tot zonde niet meer in staat is kan hij met den zondaar in de nauwste aanraking zijn zonder gevaar voor zijn eigen reinheid. Alleen de Christus kan den zondaar werkelijke hulp brengen, want slechts hij kan gevoelen, wat die zondaar gevoelt, en door de vereeniging van zijn bewustzijn die hulp brengen, welke noodig is. De mensch die geheel buiten den zondaar staat kan hem niet werkelijk helpen. Slechts hij die zijn bewustzijn kan vereenigen met dat van den zondaar kan geven wat noodig is. Daarom wordt zulk een mensch terecht een Heiland der wereld genoemd.
Na al deze inwijdingen komt de mystieke kruisiging. De Arhat offert zich geheel en al op voor het welzijn der wereld. Hij geeft al wat hij bezit opdat het der menschheid ten goede moge komen. Hij verzaakt alle afgescheiden leven, opdat zijn leven het leven der menschen zijn moge. Hij neemt niets voor zichzelf opdat de menschheid alles moge ontvangen, en deze laatste daad van opoffering wordt de "kruisiging" genoemd. Door dien dood van het lagere rijst de ingewijde tot het goddelijk leven. Hij wordt ??n met den Vader, hij stijgt boven het leven der wereld. Om de Theosofische uitdrukking te gebruiken: Buddhi gaat op in ?tm?; de Arhat wordt daardoor een Meester. In de Christelijke spreekwijze zegt men: de Zoon wordt ??n met den Vader en, in den hemel opgestegen, zit hij aan de rechterhand Gods. Dit "zitten aan de rechterhand Gods" is een zinnebeeldige uitdrukking, welke beteekent dat hij de goddelijke krachten bezit. Hij is in staat om een werktuig te zijn van de godheid voor de ontwikkeling der menschheid en iedere Zoon, die de eenheid met den Vader bereikt heeft wordt een van de krachten die de wereld vooruit helpen, zoodat door zijn ontwikkeling die der geheele menschheid wordt bevorderd.
Aldus luidt het verhaal van den Christus, beschouwd als de geschiedenis van den geest in den mensch. Het is het verhaal der inwijdingen, die in de vroegere kerk bekend waren onder den naam: "de mysteri?n van Jezus." Aan de oningewijden werd het gegeven in den vorm van de geschiedenis van den Christus. Dit verhaal van de inwijding der menschelijke ziel werd samengeweven met de geschiedenis van het leven van Jezus, en verloor zijn verheffende kracht omdat men het toepaste op het uitwendig leven van ??n mensch, in plaats van op het innerlijk leven van den geest. Maar bij de Christelijke mystieken is het verhaal in zijn innerlijke beteekenis bewaard gebleven. Wij vinden het terug in de overpeinzingen der heiligen, waar zij zich vereenigen met den Christus en zich ??n gevoelen met den Meester. Het gebed van Jezus dat zijn discipelen ??n mochten worden in hem en met hem ??n in den Vader, schijnt door de tegenwoordige Christenen vergeten te zijn.
Het is een deel van de zending der Theosofie, aan het Christendom de mystiek terug te brengen welke het verloren heeft. Voor millioenen menschen in Europa is de Christelijke symboliek degene welke zij het gemakkelijkst kunnen begrijpen. Indien wij tot hen spreken van Manas, Buddhi en ?tm?, begrijpen zij ons niet. Indien wij hun echter aantoonen, dat hun eigene woorden dezelfde beteekenis hebben, kunnen wij ons doel bereiken. Wanneer wij hun vertellen, dat zij Buddhi kunnen ontwikkelen, en dat Buddhi kan opgaan in ?tm?, weten zij niet wat wij bedoelen. Maar wanneer wij hun leeren dat de Christus in hen kan worden geboren, en dat zij ??n kunnen worden in den Vader, zien zij onze bedoeling. Wij moeten de Christenen helpen te begrijpen: dat het verhaal van den Christus niet betrekking heeft op ??n enkel mensch, maar dat het de geschiedenis der ziel is, die zich tot volmaking ontwikkelt, dat ieder mensch een Christus moet worden, dat dit voor ieder mensch mogelijk is. Dat is juist de kracht van de geschiedenis van Jezus, bedoeld als een voorbeeld voor allen, en een groot deel der waarde van zijn leven gaat verloren, wanneer zijn geschiedenis wordt beschouwd als die van het uiterlijk leven van eenen Heiland, in plaats van als een beeld van het geestelijk leven.
Nog ??n punt is er betreffende den geschiedkundigen Jezus, dat van groot belang is, namelijk dat hij nog leeft in een lichaam, als ??n van die groote Broederschap van Meesters waarvan de Theosofie ons leert. Hij vindt zijn bijzondere taak in de Christelijke kerk. Door die kerk kunnen nog heden de zielen hem als Meester bereiken; en zij die er toe zijn gekomen de Meesters te kennen, weten dat Jezus ??n van hen is, en dat hij nog thans door Christenen kan worden bereikt. Maar de voorwaarden hiervoor zijn nog steeds dezelfde als immer te voren. Zij zijn neergelegd in de woorden van Jezus in de Christelijke evangeli?n, woorden die letterlijk moeten worden gevolgd, en niet weggeredeneerd. Thans, gelijk oudtijds, moet de mensch die het leven van den Christus wil vinden het lagere leven dooden. Thans, gelijk voorheen, moet hij alles opgeven, wat behoort tot het persoonlijk zelf. Nog heden, evenals vroeger, moet al zijn aandacht op geestelijke dingen zijn gericht en niet op aardsche. Wanneer deze voorwaarden vervuld zijn, zal Jezus, de Meester, zich aan den leerling openbaren; maar zoolang zijne woorden worden weggeredeneerd ter wille van wereldsche begeerten, zoolang de mensch tracht twee meesters te dienen, in twee werelden te leven, zoolang zal hij Jezus, den Meester, niet vinden, zal hij het leven van den Christus niet bereiken.
#Aanhangsel.#
DE THEOSOFISCHE VEREENIGING.
De Theosofische Vereeniging is een internationaal lichaam, den 17^ November 1875 te New-York gesticht.
Haar doel is:
Van deze drie doeleinden is alleen het eerste bindend voor alle leden terwijl de twee andere tot hulp voor de bereiking van het eerste dienen.
Het volbrengen van het tweede, dat het Oosten en het Westen aan elkander ontsluiert strekt om misverstanden voortspruitende uit verschil van ras en godsdienstvorm uit den weg te ruimen en stelt ten dienste van beiden de verborgen schatten van geestelijke kennis die beide bezitten. Ook het derde leidt tot broederschap daar het den mensch zich zelf en zijn omgeving leert kennen en hem ten slotte de geestelijke eenheid aantoont welke aan alle wezens ten grondslag ligt. Doch het nastreven van deze beide doeleinden vereischt bijzondere vermogens en bijzondere gelegenheden. Zij zijn daarom niet verplichtend voor alle leden doch worden naar vrije keuze nagestreefd door hen die zich daartoe aangetrokken gevoelen en die in staat zijn dat te doen. Daarom vindt iemand die hiervoor in het geheel geen belangstelling koestert, indien hij gelooft in menschelijke broederschap en willig is daarvoor te werken, een hartelijk welkom en een ruime plaats in de Theosofische Vereeniging.
De leden der Vereeniging zijn meer verbonden door een ethischen dan door een verstandelijken band en hun eenheid berust op een verheven ideaal, niet op een omschreven geloof. De Vereeniging heeft geen geloofsstellingen, dringt aan op geen enkel geloof, schaart zich onder geen kerk, steunt geen partij, neemt geen deel aan de eindelooze kibbelarijen welke de maatschappij verdeelen en het nationaal, maatschappelijk en persoonlijk leven verbitteren. Zij tracht geen mensch van zijn eigen godsdienstvorm af te trekken, maar noopt hem integendeel in de diepten van zijn eigen godsdienst het geestelijk voedsel te zoeken dat hij noodig heeft. De uitkomsten der studie welke in het tweede doeleinde genoemd wordt biedt zij aan als voorwerpen van onderzoek, niet als geloofsstellingen waaraan blind geloof moet worden geslagen. Dat ieder eens anders godsdienstige gevoelens evenzeer eerbiedigen zal als hij dat voor de zijne verwacht wordt gerekend tot een eervolle verplichting in de Vereeniging, en volkomen wederkeerige hoffelijkheid hierover wordt van de leden verwacht. Dit alles leidt meer en meer tot samenwerking in het zoeken naar waarheid, tot verzachting van vooroordeelen, tot vrijmaking van den geest en tot groei eener welwillende vriendelijkheid en gewilligheid te leeren. Zoo is de Vereeniging een beschermende muur tegen den tweelingsvijand van den mensch: bijgeloof en materialisme, en behoort zij waar zij ook komt een zachten en louterenden invloed van vrede en goeden wil te verspreiden en zoodoende een van de krachten te zijn die het betere willen te midden van den strijd der tegenwoordige beschaving.
LIDMAATSCHAP.
Lidmaatschap kan worden verkregen op aanvrage aan den Algemeenen Secretaris eener Afdeeling of door middel van een der Loges of Centra der Vereeniging. Nadere inlichtingen hieromtrent worden op aanvrage gaarne verstrekt. Een exemplaar van de "Wet en Regels" der Theosofische Vereeniging en der Nederlandsche Afdeeling wordt, op verzoek aan den Algemeenen Secretaris, toegezonden.
LIDMAATSCHAPSKOSTEN.
De kosten van het lidmaatschap der Nederlandsche Afdeeling bedragen f 3.--per jaar en f 3.--intreegeld . Deze bedragen moeten bij de aanvrage tot lidmaatschap worden voldaan.
In bijzondere gevallen kan ontheffing van geldelijke verplichtingen worden verleend.
ADMINISTRATIEVE INDEELING.
In verschillende landen voor zooverre die een voldoend aantal leden tellen zijn Afdeelingen der Vereeniging gevormd. Deze Afdeelingen worden vertegenwoordigd door een Algemeenen Secretaris. Iedere Afdeeling is onderverdeeld in Loges en Centra. De Nederlandsche Afdeeling telt zeven Loges en twee Centra.
President der Vereeniging is Col. H. S. Olcott te Adyar, Madras, Engelsch-Indi?.
De Algemeene Secretarissen van de Afdeelingen der Vereeniging zijn:
#Nederland#: W. B. Fricke, Amsterdam, 76, Amsteldijk.
#Amerika#: Alexander Fullerton; New-York, 5, University Place.
#Europa#: G. R. S. Mead, B. A.; London, N. W. 19, Avenue Road. #Indi?#: Bertram Keightley, M. A.; Upendranath Basu, M. A., LL. B., Benares.
#Australi?#: J. Scott, M. A.; Sydney, N. S. W., 42, Margaret Street.
#Scandinavi?#: A. Zettersten, Stockholm, 30, Nybrogatan.
#Nieuw-Zeeland#: Dr. C. W. Sanders; Auckland, Mutual Life Buildings, Lower Queen Street.
LIJST VAN LOGES EN CENTRA DER NEDERLANDSCHE AFDEELING.
BOEKEN OVER THEOSOFIE.
In het Nederlandsch zijn door de "Theosofische Uitgeversmaatschappij" de volgende werkjes uitgegeven welke tegen overmaking van den bijvermelden prijs van haar verkrijgbaar zijn.
THEOSOPHIA Maandblad, Prijs per jaargang f 2,50 Vorige jaargangen zijn in beperkt aantal nog verkrijgbaar tegen f2.50 per jaargang. Kaarten van Atlantis behoorende bij den 6en Jaargang van "Theosophia", per stel - 1.50 A. BESANT Kort begrip der Theosofie - 0.15 H. SNOWDEN WARD Karma en Re?ncarnatie - 0.10 MULTASPERO Eerste kennismaking met de Theosofie - 0.25 AFRA Eenvoudige schets der Theosofie - 0.25 A. BESANT De evolutie der ziel, het doel van 't leven - 0.10 A. BESANT Yoga voor den mensch in de maatschappij - 0.10 A. BESANT Vier voordrachten over Theosofie, gebonden - 0.60 A. BESANT Levenstoestanden na den dood - 0.20 A. BESANT De Zeven Beginselen van den mensch, gebonden - 0.60 JOHAN VAN MANEN Korte levensschets van Annie Besant - 0.10
Vele vertalingen van belangrijke Theosofische werken zijn in voorbereiding, terwijl in den loop van het jaar nog verscheidene kleinere en grootere werken zullen verschijnen.
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page