Read Ebook: Door Oost-Perzië De Aarde en haar Volken 1906 by Sykes Percy Sir
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page
Ebook has 254 lines and 25732 words, and 6 pages
De groote Loetwoestijn breidt zich van de buurt van Teheran tot de grens van britsch Beloetsjistan uit over een lengte van meer dan 100 KM. Het is de oostelijke afhelling van die groote uitgestrektheid, die het dorp Basiran draagt, het hoogste punt op 1400 M. Ik heb het dorp in 1899 bezocht. De gemiddelde hoogte der woestijn is ongeveer 600 M.; de laagste punten bij Khabis liggen ter hoogte van 300 M. Het slechtste gedeelte van de Loetwoestijn is dat tusschen oostelijk Perzi? en Khabis, dat in het midden der 19de eeuw door Khemikoff doorreisd werd.
Ziehier wat hij schrijft: "Men zal zich gemakkelijk ons genoegen kunnen voorstellen, dat wij veilig en ongedeerd waren, nadat wij een woestijn waren doorgetrokken, die in dorheid door geen andere in Azi? overtroffen wordt; vergeleken bij den Loet, zijn de Gobi en de Kizel-Koem inderdaad vruchtbare weiden. Ik heb den troosteloozen aanblik van de landengte van Suez gezien. Veel gedeelten van die dorre streek schijnen getroffen door dezelfde onvruchtbaarheid als de Loetwoestijn; maar dit karakter is dan nooit over zoo groote uitgestrektheden heerschend."
Gemeenlijk neemt men aan, dat de Loet een oude binnenzee is geweest. Die meening is onder anderen gegrond op het bestaan van een werkzamen vulkaan, te Sarhad, van den uitgedoofden vulkaan Koeh-i-Bazamn, en op veel legenden.
Ik ben ook van oordeel, dat door de moordende oorlogen, waar Perzi? onder heeft geleden, de grenzen der woestijnachtige streken uitgebreid zijn. Perzi? is een woestijn met dorpen, waartusschen zich enkele bebouwde mijlen uitstrekken en die met moeite door middel van irrigatie worden in stand gehouden. Als er geen water meer is, gaan de dorpelingen heen, en omgekeerd, als de dorpsbewoners gedood zijn, raken de kanalen en waterleidingen verstopt, en de woestijn wordt grooter.
Buiten de Loetwoestijn zijn er gebieden in Perzi?, waar men drie of vier dagreizen lang geen enkel dorp ziet. Al die kleine woestijntjes lijken op de groote. Ik moet er bijvoegen, dat, zooals uit alles blijkt, de regenhoeveelheid verminderd is. Oorzaak en gevolg van dat feit is, dat het land zoo goed als in 't geheel geen boomen heeft. De twee groote zaken, waaraan Perzi? behoefte heeft, om materi?el een herleving te ondergaan, zijn het water en het woud.
Ik heb de pretentie, die ik meen dat gerechtvaardigd is, dat ik de eerste Europeaan ben, die dit deel van de Loetwoestijn doorkruist heb, hoewel ik op het oogenblik dat ik de zaak in studie nam, meende, dat ik de sporen van Marco Polo volgde. Buitendien biedt de weg, als men de noodige voorzorgen neemt, geen groote moeilijkheden aan, ten minste gedurende zeven maanden van het jaar. Het is de hoofdweg van Kirman naar Mesjed, en bij gevolg wordt hij nu door duizenden reizigers, vooral pelgrims, betreden.
Gedurende den tweeden dag zagen wij, terwijl we met moeite door de vlakte voortsukkelden, een keten met besneeuwde bergen, die op geen enkele kaart stond aangeduid. Den dag daarna waren we bij het dorp Dahuk in een inzinking van dat gebergte, dat wel 2700 M. hoog moet zijn en Moer Koesj heet.
De inwoners vertoonden een verbazende nieuwsgierigheid, en geen wonder, want zij zagen voor het eerst Europeanen in hun land. Die belangstelling was nog grooter geworden, daar ze, naar hun zeggen, van pelgrims hadden gehoord, wat voor wonderen de Farangi's konden verrichten en tot stand hadden gebracht, vooral te Bombay.
In den avond verloren wij in een storm het paadje, dat onzen weg verbeeldde. Toen ik bespeurde dat we geen water meer hadden, en daar wij niet wisten hoe ver Na?band nog verwijderd was, ging ik den volgenden morgen bij het aanbreken van den dag er alleen op uit te paard, om mijn gezelschap water te kunnen toevoeren.
Bij een bocht van den weg had ik eensklaps een vizioen van een fee?nland. De bergen aan de overzijde waren bedekt met palmboomen, die hun kruinen wiegden op de lucht en waarmee het groene koren de liefelijkste tegenstelling vormde. Op een hoogte stond schilderachtig een oud rood fort. In het bosch van palmen binnentredend, zag ik in alle richtingen waterstroomen. Ruime grotten maakten de omgeving nog aantrekkelijker en mooier.
Ik zond mijn reisgezellen een hoeveelheid water, en weldra kwamen zij ook zelf. Wij sloegen ons kamp op bij den top van den berg, waar wij tusschen de groene palmen de gele woestijn zagen liggen, de brandende Loetwoestijn, die zich tot den horizon uitbreidde. Ik hoorde, dat het dorp Na?band twee eeuwen geleden als vooruitgeschoven post tegen de Beloetsjen gebouwd werd. Wij kwamen nu in het gebied der strooptochten van dat volk.
Daar de muildieren rust behoefden, bracht ik twee dagen door met een onderzoek van het naburig gebergte, dat bijna 2800 M. hoog was. Water vond men er zoo goed als niet.
Onze volgende etappe zou veertig mijlen bedragen. Zij voerde ons door echte steden van Lot, heuvels met steile hellingen, die vizioenen wekten van torens en huizen en menschelijke gedaanten in een schitterenden maneschijn. Wij bereikten dien dag de karavansera? Darband, bewaakt door een eenzamen soldaat, die zijn kost verdient met het verkoopen van proviand tegen hongersnoodprijzen. Den volgenden dag kwamen we in 't stadje Rawar, dat 8000 inwoners telt en beroemd is om zijn vijgen en granaatappels, terwijl het tevens een middelpunt is van de tapijtindustrie. Te Ab-Bid zagen wij ons plotseling omringd door een bende Arabieren, die, nadat ze bij ons tevergeefs om geld hadden aangeklopt, besloten de karavansera? te plunderen. Twee mannen kwamen ons dat vertellen en smeekten ons hen te helpen, om hun bezit terug te krijgen. "Heel graag," was ons antwoord, en het was een waar genoegen de bandieten te dwingen het gestolene terug te geven. In het begin trokken ze hun messen, maar het zien van onze revolvers joeg hun schrik aan en ten slotte gaven ze alles af wat ze gestolen hadden.
Ons volgend kamp lag te Hur, een gehuchtje, waar oorspronkelijk enkele soldatengezinnen woonden, die daar waren geplaatst om het land te bewaren voor de invallen en strooptochten der Beloetsjen. Vervolgens kwamen onze etapen van Gwark en Tejen. V??r we Khabis bereikten, ging de weg door den beroemden pas Kar-i-Sjikan of pas van den Dood der ezels. Een enorme rots sluit hier den weg af, zoodat men alle lastdieren moet ontlasten en hun lichte vrachten moet laten dragen. Een weinig dynamiet zou voldoende zijn, om dadelijk dat euvel te verhelpen.
V??r wij te Kirman kwamen, moesten wij nog de Koehpara-keten passeeren over een hoogen pas; we kampeerden in het dorpje Amarestan en bereikten den volgenden morgen de Kirman-vlakte. Het aanzien der oude, perzische stad is niet zeer indrukwekkend, alles is er khaki-kleurig. Langs enkele tuinen en huizen buiten de muren, traden wij voor 't eerst Kirman binnen, zonder dat ik vermoedde later zooveel met die stad uit te staan te zullen krijgen.
De provincie Kirman.--Aardrijkskunde: de flora, de fauna, het bestuur, het leger.--Geschiedenis: invallen en verwoestingen.--De stad Kirman, de hoofdstad der provincie.--Een seizoen op het Sardoe-plateau.
Uit aardrijkskundig oogpunt is de provincie, bijna even groot als Frankrijk, van veel belang, al was het alleen om de klimaatsverschillen, de natuurlijke voortbrengselen en de volksstammen, die men er aantreft. Over een groote uitgestrektheid is het land vlak; de palmen groeien er goed; tarwe en gerst rijpen in den winter en worden geoogst in het begin der lente. In sommige streken, in Djiruft bij voorbeeld, vormen mooie plateaux, die tot 2700 M. hoog worden, het zuidelijkste gedeelte van het perzische bergstelsel, waarin de bergketenen zoo ongeveer in noordwestelijke richting loopen. In het Zuiden van Kirman treft men toppen aan, die bijna tot 5000 M. reiken. In het Noorden en Oosten der provincie vermindert de hoogte geleidelijk, maar de bergen dicht bij de hoofdstad zijn hoog, om echter al spoedig voor de lage, eenzame vlakte van de Loetwoestijn plaats te maken.
In sommige gevallen kan de eerste bron zich wel op 120 M. diepte bevinden, en nieuwe putten moeten dan gegraven worden op kleine onderlinge afstanden. Het is onmogelijk, de geduldige vlijt der boeren niet te bewonderen, die erin slagen hun bestaan te verzekeren met zoo groote inspanning. Dikwijls kan een hevige regen of een zandhoos de kanalen verstoppen.
Natuurlijk zijn de rivieren van geen beteekenis. Alleen de Halil Roed verdient te worden genoemd. Zij ontspringt ten zuiden van de groote keten, die ik noemde, loopt door het district Djiruft en stort zich in de Bampoer. Er is tot heden geen poging gedaan, om het water voor besproei?ng te gebruiken.
Ook heeft men geen voordeel weten te trekken van den regenval. Daar die te Teheran ongeveer 25 cM. bedraagt, mag men voor Kirman een gemiddelde hoeveelheid van 17 cM. aannemen of iets minder. Maar er zijn op dat punt groote verschillen tusschen de districten. Dat van Djiruft is het meest begunstigd.
Op de hooge plateaux wordt het begin van 't voorjaar bedorven door aanhoudende hevige winden en stormen, die uit het zuidwesten geweldige massa's stof aanvoeren. De onweersbuien zijn in goede jaren talrijk. Te Kirman zijn de dagen in het midden van den zomer warm, maar de nachten zijn aangenaam, en er is in den namiddag meestal wat wind. De hitte is voorbij tegen het einde van September. Na de herfstnachtevening is er meestal eenige dagen lang mist en nevel. Dat zal wel de mist zijn, waarvan Marco Polo zegt: "En gij moet weten, dat als de Caraona's een strooptocht willen doen, zij sommige tooverspreuken bezitten, waardoor ze duisternis kunnen brengen over het aangezicht van den dag, z?? dat ge nauwelijks uw buurman, die naast u rijdt kunt herkennen, en zij kunnen die verduistering tot zeven dagen doen duren."
Op deze uitzondering na is de herfst verrukkelijk, ofschoon de Perzen de temperatuur te laag vinden en er koorts van krijgen. Dat laat zich verklaren, daar zij teveel vruchten eten. In den winter vriest het sterk en meestal is de lucht volkomen helder. Gewoonlijk valt er eenige regen tegen het eind van November en een weinig sneeuw valt in December. In Januari heeft men, als het een goed jaar is, drie of vier dagen van zwaren sneeuwval; maar de sneeuw smelt spoedig in de vlakte. Zoo zingt de dichter Omar Khaygam: "De hoop der wereld, waar de menschen hun hart op stellen, wordt asch of wordt werkelijkheid; maar dan, evenals de sneeuw op de stoffige woestijnoppervlakte, schittert zij een kort oogenblik en verdwijnt."
Maar toch zou zonder de bergen, die de schatten aan sneeuw bewaren voor de tijden van nood, zuidoostelijk Perzi? volkomen onbewoonbaar zijn. In Garmsir zijn de wintermaanden zeer aangenaam, maar zelfs in Maart wordt een tent verbazend warm, en de zomer is drukkend en ongezond, ofschoon op vele plaatsen gemakkelijk bestijgbare bergen koelte bieden.
De bevolking van deze groote provincie telt misschien 750,000 inwoners, die men kan verdeelen in lieden met vaste woonplaatsen en in nomaden; de laatsten zijn zeer talrijk. De menschen uit de steden en dorpen zijn voor het meerendeel Irani?rs. De horden der overweldigers, die achtereenvolgens kwamen opdagen, hebben bijna altijd een zwervend leven geleid, een leven zoo ongeveer als ons in het Boek Job wordt beschreven.
Reizen in Zuid-Perzi? beteekent gewoonlijk gaan over een grond, die een verblindend licht terugkaatst tusschen steenachtige hoogten. De vermoeide reiziger begroet met geestdrift elk klein beekje, zelfs een stumperige wilg lijkt hem een bewonderenswaardig ding bij zoo groote uitgestrektheden zonder boomen.
Tegenwoordig wordt nog, als in de oudste tijden der perzische monarchie, elke provincie bestuurd door een gouverneur-generaal, die voor de inning der belastingen aansprakelijk is en zich verplicht, aan den shah een pikasj of officieel geschenk aan te bieden. De ministers ontvangen daarbij ook gratificaties. Dank zij der gewoonte, om salarissen uit te betalen aan de afstammelingen van bijna alle ambtenaren en aan elken khan, kan het gebeuren, dat alle inkomsten eener provincie op de plaats zelve worden opgebruikt. Er is mij verzekerd, dat een der ambtenaren 172 jaargelden genoot voor zich en zijn bloedverwanten.
Om in de provincies de orde te bewaren, zijn in elk twee regimenten infanterie geplaatst, waarvan vier compagnie?n ongeveer altijd onder de wapens zijn. Er zijn ook een klein aantal artilleristen met enkele veldbatterijen. Bam en Narmasjir hebben te zamen ??n regiment, waarvan de helft in garnizoen is in Beloetsjistan. De soldaten zien er over 't algemeen goed uit en zijn flink gehard. Maar hun wapens laten te wenschen over, terwijl de roovers meestal Martini-geweren bezitten.
Volgens Herodotus vormden de Kermanii een der twaalf stammen van Perzi?, en de provincie Kirman maakte deel uit van de veertiende satrapie. Strabo beschrijft ze reeds als vruchtbaar. Zooals wij zoo aanstonds zullen zien trok Alexander er doorheen van 't Oosten naar het Westen. Ik heb in 't geheel geen melding zien maken van Kirman in den tijd der Parthen; maar de provincie werd beroemd, toen na de verovering van Fars zij vermeesterd werd door Ardechis, zoon van Papak, stichter van de nationale dynastie der Sassaniden, die stand hield tot den tijd der arabische overheersching. Gedurende de regeering van dit vorstengeslacht genoot deze provincie, die van de west- en de noordgrens verwijderd lag, een volkomen vrede.
Op het tijdstip, toen de Nestorianen in Perzi? veel aanhang kregen, werd Kirman een diocees, dat afhankelijk was van den metropolitaan van Fars. Merkwaardig genoeg, was Perzi? zoozeer ??n geworden met het christendom, dat in China een decreet van keizer Iwentsoeng de kerken aanduidt met den naam van "perzische tempels".
De laatste der sassanidische koningen, de ongelukkige Yezdigerd, terug moetende trekken voor de soldaten van Omar, hield eenigen tijd te Kirman verblijf, v??r hij naar de woestijn vluchtte.
De opstand, die in Perzi? plaats had na Omars dood, hechtte de banden, door de verovering door de Arabieren gelegd, nog steviger vast, vooral voor de provincies, die het dichtst bij het centrum van het bestuur lagen, zooals met Kirman het geval was. Er werden forten gebouwd en arabische kolonies gesticht, met name in de warmste deelen van het land, daar de aanhangers van Zoroaster nog de hooge plateaux bezet hielden, die te koud waren voor de Arabieren.
Wij zullen de geschiedenis van Kirman niet vervolgen gedurende de twee eeuwen van arabische overheersching en na de stichting van nationale dynastie?n, onafhankelijk van het kalifaat. Dat zou de geheele historie van Perzi? uit dien tijd moeten zijn. Kirman zelf had enkele onafhankelijke bestuurders, Aboe Ali, een rooverhoofdman en de dynastie der De?lamiten. En dan in den tijd der veroveringen door de Seldsjukken, die op den dood van sultan Mahmoed de Ghazna volgden, stichtte Malik Kaward, zoon van Sjaker-Beg, zich een rijk uit de provincie Kirman; zijn dynastie hield anderhalve eeuw stand. Deze periode heeft twee historie-schrijvers zien geboren worden, wier werken niet in een europeesche taal zijn vertaald. De twee belangrijkste souvereinen van deze dynastie waren Malik Shah en Arslan Sjah. Die laatste bracht gedurende een regeering van veertig jaren veel verbeteringen in Kirman aan, zoodat men die provincie best bij Khorassan kon vergelijken en bij Iran. Karavanen kwamen er heen uit alle richtingen en trokken door het land, terwijl Fars en Oman aan Kirman onderworpen waren. Togroe Shah volgde hem op; maar bij zijn dood bracht de oneenigheid tusschen zijn drie broeders de provincie tot een staat van verval.
Zij werd toen vermeesterd door den stam der Ghazzen, die Merw hadden geplunderd en de streek binnen korten tijd tot een woestijn maakten. Deze stam werd ten slotte ten onder gebracht door het leger van den atabeg Sed-bin-Zangi, en van dien tijd af herstelde zij zich niet weer van de geleden rampen. Thans wonen er de Ra?'s, een onbelangrijke nomadenstam.
Kirman had het zeldzame voorrecht te ontsnappen aan de verwoestingen van een verovering door Mongolen, het ergste lot, waarvan de geschiedenis gewaagt. Maar toch bleef de inval van Gengis-Khan niet zonder indirecten invloed op zijn lot. Een officier van den khan der Kara-Kita?, namelijk Borak Hadjib, die door de provincie trok en zich verbeeldde haar gouverneur te zijn, vroeg en verkreeg de erkenning van Gengis-Khan. Hij stierf in 1234. Hij werd vervangen door zijn neef en schoonzoon Koet-boe-din, die, nadat hem het gezag betwist was door zijn schoonbroeder, de nieuwe gouverneur werd en in 1258 stierf aan de gevolgen van een wond, hem door den stoot van een bok toegebracht in de Djoeparketen in hetzelfde jaar, waarin khalief Mostasim-Billa ter dood was gebracht door Hoelagoe, zoon van Gengis-Khan.
Op Koet-boe-din volgde zijn vrouw, onder wie het land tot bloei kwam. Zij stichtte dorpen en liet putten graven, en zij zetelde op den troon, toen Marco Polo door het land reisde op zijn terugweg. Zij stierf in het jaar 1282. Een andere vrouw, die over Kirman regeerde, was Padsjah Katoem, een merkwaardige vorstin, die een goeden naam had als dichteres. In deze periode werd het eiland Ormoezd schatplichtig aan Kirman. In 1470 werd de provincie Kain vereenigd met Kirman, en drie jaar later werden beide bij Fars gevoegd onder het gouverneurschap van Shah Kalib. Zij deelden in het lot van het overige rijk.
Toen wij het daaromtrent eens waren geworden, ging het in optocht naar de stad met wanhopige langzaamheid en voorafgegaan door een troep van ongeveer tweehonderd ruiters en talrijke bij den teugel geleide paarden. De hindoesche kooplieden en de zoroastrische gemeente heetten ons welkom. Bij de westelijke poort klonk een fanfare, en een honderdtal menschen liep mee met den stoet, die langzaam door de nauwe bazars ging, waar alle handel stilstond.
Aan den westelijken muur grenst het Fort, waar de gouverneur-generaal resideert. Daar zijn ook het telegraafkantoor, de kazernen en het arsenaal. Die gebouwen zijn voor het meerendeel modern; ze zijn mooi en goed onderhouden. Een groote tuin omgeeft de particuliere vertrekken van Zijne Excellentie.
Tot 1896, het jaar toen het door een aardbeving verwoest werd, was het merkwaardigste gebouw van Kirman de Koeba Sabz of Groene Dom. Het was het graf van de dynastie der Karakhiten; het was een eigenaardig cylindrisch monument, bijna 16 M. hoog met groenachtige mozaieken, terwijl de vloer van binnen sporen van veel goud vertoonde.
Niet ver van daar is een steen, die prachtig gebeeldhouwd is en waarop verzen van den Koran staan. Hij is gevoegd in den muur van een vierkant gebouw, gedekt door een koepel en op dezelfde wijze versierd als de Koeba Sabz. Een gewelf eronder schijnt er op te wijzen, dat het ook een graf is geweest, maar de eenige inlichting, die ik op dit punt te Kirman krijgen kon, was dat het gebouw der Khodja-Atabeg of Sang-i-Atabeg heette.
De Babi's, aanhangers van Mirza-Ali-Mohammed van Sjiraz, in 1848 ter dood gebracht, maken in 't geheim tal van proselieten. Zij hebben verheven principes, willen vriendschappelijke betrekkingen tusschen alle menschen, afschaffing van godsdienstoorlogen, studie van nuttige wetenschappen enz. De uitbreiding van de leer der Babi's zou voor de wedergeboorte van Perzi? veel goed kunnen doen. Zij zijn verdeeld in Ezeli's of Beha?'s, al naarmate zij de leer van Mirza-Yahia, sub-i-Ezel, den opvolger door den stichter der leer zelf aangewezen, zijn toegedaan of volgelingen van Mirza-Husein-Ali, Beha Ulla, zijn ouderen broeder, die zich in 1866 tot hoofd der sectie opwierp.
De secte van de Sjeikhi's heeft, ofschoon men het tegendeel heeft beweerd, veel overeenkomst met die der Babi's. Zij is gesticht door Sjeik Ahmad, d'Ahsa of Lahsa op de Bahreineilanden, die ongeveer 1750 werd geboren. De secte telt 7000 volgelingen in de provincie Kirman en 50,000 in Perzi?. Het tegenwoordige hoofd is Hadji Mohammed Khan, een man met vriendelijke, wellevende manieren, die een uitgebreide wereld- en menschenkennis bezit, aangenaam is in den omgang en vrij blijkt van alle dweepzucht.
De Joden uit Kirman zijn er ongelukkig aan toe. Het zijn kleine kooplui, bespottelijk inhalig en op hun voordeel uit. 't Is een tak van een grootere kolonie, te Yezd gevestigd en die uit Bagdad gekomen moet zijn.
De Zoroastri?rs, interessant omdat zij aanhangers zijn van zulk een ouden eeredienst, zijn ook belangwekkend om de zuiverheid van hun bloed. Het zijn echte Irani?rs zonder die mengeling van arabisch bloed of van mongoolsche en turksche elementen, door achtereenvolgende invallen in Perzi? ingevoerd. Zij vormen een schooner en gezonder ras dan hun muzelmansche geloofsgenooten. Hun broeders in den geloove uit Bombay geven een voorbeeld van physieken achteruitgang, waarschijnlijk teweeggebracht door het klimaat van Indi?.
Uit industri?el oogpunt was Kirman tot voor weinige jaren uitsluitend bekend om zijn sjaals, maar tegenwoordig nog meer om de tapijten. Die weergaloos mooie producten van zijn weefstoelen worden geweven uit zijde en wol, en de fijnheid, de schitterende kleuren maken ze inderdaad tot de schoonste ter wereld; alle andere weefsels schijnen daarnaast banaal. De modellen zijn zeer oud en dagteekenen blijkbaar uit den v??r-mohammedaanschen tijd. Er komen dikwijls menschenfiguren op voor, maar meer gestyliseerde bloemen, alles met een prachtige mengeling van kleuren.
Te Kirman zelf telt men ongeveer een duizendtal van die weefstoelen. Elk tapijt wordt gemaakt door een meester-wever en twee of drie kleine jongens, die naar een formule werken, welke zij opzeggen en die veel verouderde woorden bevat. Het wordt beweerd, dat die formules van mond tot mond zijn gegaan, overgeleverd van den vader op den zoon, eeuwen en eeuwen lang. Er worden geen vrouwen, noch meisjes aan dit werk gezet.
Anilineverfstoffen, die de tapijtindustrie onder de nomaden bijna onmogelijk hebben gemaakt, worden zorgvuldig vermeden.
De sjaal wordt geweven uit geitehaar of wol. Evenals bij de tapijten, worden de modellen van buiten geleerd; maar het werk is veel fijner en kan alleen door kinderhanden worden verricht.
Mijn verblijf te Kirman is altijd zeer aangenaam geweest; nergens ter wereld zouden wij met meer achting behandeld hebben kunnen worden, en naar mijne meening zijn de beleedigingen, die Europeanen zoo dikwijls den Perzen naar het hoofd slingeren, volkomen onverdiend. De Perzen zijn over 't algemeen bijzonder beleefd en geestig, en hun vlugheid van begrip en repartie zijn spreekwoordelijk. Ze zijn als Franschen door hun beleefdheid en hun zin voor complimentjes, en als Engelschen in zoo ver zij het 't beste gebruik van geld achten, als ze het aan voedsel en aan kle?ren besteden.
De opvoeding der jeugd is tot hiertoe schandelijk verwaarloosd; maar men kan tegenwoordig daaromtrent een heilzame ontevredenheid opmerken, waardoor men later aan de kinderen nog wat anders zal onderwijzen dan spreuken uit den Koran, die, daar ze in 't arabisch vervat zijn, niet eens door hen begrepen worden. Thans is de positie van een schoolmeester er even slecht als in het Engeland der 17de eeuw, en de betaling gelijkt op die van een huisbediende. Het is dus niet verwonderlijk, als men meesters ontmoet, die leeren, dat Londen de naam is van een land, waarvan een der steden de Atlantische Oceaan is!
In Juni begonnen de nachten warm te worden, en mijn zuster leed veel onder de aanvallen der muskieten. Dus besloten wij van verblijfplaats te veranderen. Men had ons een koeler streek aangeraden. Daar ik er zeer op gesteld was, den weg van Marco Polo terug te vinden, besloten wij, ons eerst naar Koeh-i-Hazar te begeven of den "berg der tulpen", daarna Sardoe een bezoek te brengen, waar ik zeker was, dat de groote Venetiaan vertoefd had.
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page