bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: Van Peking naar Parijs per auto De Aarde en haar Volken 1908 by Barzini Luigi Borghese Scipione

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Ebook has 251 lines and 24026 words, and 6 pages

De bedenkingen, die gij ter bane hebt gebragt over 't besteden van geld, en over goeden naam, en over kinderopvoeding, die vrees ik dat inderdaad bedenkingen zijn van lieden, die u ligtelijk zouden willen dooden, en in hun eigen belang in 't leven terugroepen, indien zij konden, zonder eenigen grond; namelijk van dien grooten hoop. Voor ons daarentegen, daar de rede het zoo eischt, valt denkelijk niets anders te overwegen, dan 't gene wij nu reeds zeiden: of wij regtvaardig zullen handelen, door geld te betalen aan wie mij hieruit zullen brengen, en dank; of we w?l zullen doen, zoo wel die zelve mij uit den kerker willen voeren, als ik, die mij er uit zou laten brengen;--en, of wij werkelijk onregtvaardig zullen handelen, door dit alles te doen. En zoo het blijkt, dat het onregtvaardig van ons gehandeld is, dan moeten wij denkelijk niet in aanmerking nemen, noch of wij moeten sterven door hier te blijven en ons stil te houden, noch of wij, wat dan ook, zullen lijden, v??r wij hebben gezien of wij ook misschien onregt doen.

Beoordeel dan het begin van het onderzoek, of gij er mede tevreden zijt, en tracht op mijne vragen te antwoorden, zoo als u het beste dunkt.

Wanneer wij van hier gaan, zonder den staat te overreden, doen wij dan niet iemand kwaad, en wel wien dat het allerminste past, of doen we 't niet? En blijven wij dan getrouw aan 't gene wij hebben beloofd, omdat het regtvaardig was, of niet?

,,Onder deze schuld dan, verklaren wij, zult gij liggen, o Socrates! en niet het minst, maar van alle Atheners het meest, indien gij althans doet, wat gij voor hebt."

Indien ik dan zeide: ,,hoe dat dan?" zouden zij met regt mij laken, en zeggen, dat ik een van die Atheners ben, die het nadrukkelijkst dit verdrag heb aangegaan. Zij zouden toch zeggen: ,,o Socrates! gewigtige bewijzen hebben wij er voor, dat wij u bevielen, wij en de staat. Nooit zoudt gij toch met meer voorkeur dan alle andere Atheners er uw verblijf gehouden hebben, indien hij u niet bij uitnemendheid beviel; en gij zijt nooit, zelfs ter bijwoning van spelen en feesten, uit de stad geweest, behalve eens naar den Isthmus; noch ergens elders heen, behalve wegens een' of ander veldtogt: ook hebt gij geenerlei andere reis gedaan zoo als de andere menschen; ook beving u niet de lust naar een' anderen staat of naar andere wetten om ze te leeren kennen; maar wij en onze staat waren u genoegzaam: zoo zeer gaaft gij ons de voorkeur, en beloofdet gij, als bij verdrag u volgens ons in den staat te gedragen; dat blijkt onder anderen daaruit, dat gij kinderen in denzelven hebt verwekt, ten bewijze, dat de staat u beviel.--Daarenboven stond het u onder 't geding zelf vrij, u tot ballingschap te veroordeelen, wanneer gij wildet, en, wat gij nu tegen den wil des staats onderneemt, toen met zijne toestemming te doen. Gij hebt u toen wel is waar groot gehouden, als of gij niet bedroefd waart, indien gij moest sterven; maar gij verkoost, zoo als gij zeidet, boven de ballingschap den dood. Nu daarentegen schaamt gij u niet over die beweringen, evenmin als gij u bekreunt om ons, de wetten, die gij tracht te niet te doen, en gij handelt, gelijk de gemeenste slaaf zou doen; daar gij tracht weg te loopen, tegen overeenkomst en verdrag aan, waarnaar gij met ons zijt overeengekomen u in den staat te gedragen. Antwoord in de eerste plaats derhalve hierop, of wij de waarheid zeggen, wanneer wij beweren, dat gij, inderdaad en niet voor de leus, bij verdrag hebt beloofd u als burger aan ons te houden; of is 't niet waar?" Wat zullen wij hierop zeggen, Crito! Moeten wij 't niet volstrekt toestemmen?

,,Bedenk toch eens, wanneer gij die verdragen overtreedt, en u hierin misgaat, wat voordeel gij zult bewerken voor u zelven, of voor uwe vrienden. Dat deze toch gevaar zullen loopen van zelve verbannen te worden, en verstoken van 't verblijf in den staat, of hun vermogen te verliezen, dat is ten naastebij klaarblijkelijk. Maar gij zelf in de eerste plaats:--wanneer gij naar eene der naastbijgelegene steden gaat, of naar Thebe of naar Megara--want beide zij w?l geregeld--; dan zult gij, o Socrates! als een vijand van hunne staatsregeling komen, en allen, die 't belang hunner steden ter harte nemen, zullen u verdenken, daar ze u zullen houden voor een' vernietiger van de wetten;--en voor de regters zult gij de openbare meening bevestigen, dat ze regtvaardig hebben gevonnisd. Al wie toch de wetten om verre werpt, die moet ook noodwendig doorgaan voor een' bederver van jonge en onbezonnene menschen.--Zult gij derhalve de w?l ingerigte staten en de zamenleving der braafste menschen vermijden? En zal zoo doende het leven nog iets bekoorlijks voor u behouden?--Of zult gij u bij hen vervoegen, en, onbescheiden genoeg zijn om in gesprek te treden? En waarover, Socrates? over de onderwerpen, die gij hier in den mond hadt, dat deugd en regtvaardigheid de meeste waarde hebben voor de menschen? en wat wettig is, en de wetten? En gelooft gij niet, dat dan de handelwijze van Socrates onedel zal schijnen? Men moet het althans gelooven.

,,Maar, uit die plaatsen zult gij u verwijderen en naar Thessali? gaan, naar Crito's gastvrienden. Daar heerscht namelijk de meeste ordeloosheid en losbandigheid; en denkelijk zouden zij gaarne van u hooren, hoe belagchelijk gij uit de gevangenis waart weggeloopen in eene of andere vermomming; een herderskleed of iets anders, 't welk wegloopers plegen in het werk te stellen, genomen en zoo uw voorkomen veranderd hebbende.

,,Maar dat gij, een oud man, nu gij waarschijnlijk nog slechts weinig tijds te leven hebt, het van u kondt verkrijgen, om, met overtreding der gewigtigste wetten, zoo verkleefd aan het leven te hangen, zal daarover niemand spreken? Misschien niet, wanneer gij niemand krenkt; anders zult gij, o Socrates! veel hooren, en dat uwer onwaardig is: kruipende voor alle menschen zult gij leven als hun slaaf. Wat zult gij in Thessali? anders doen dan smullen? even als of gij om een gastmaal naar Thessali? waart verhuisd.--En uwe redeneringen over regtvaardigheid en de overige deugden, waar zullen die blijven?

,,Maar, zult gij zeggen, om mijner kinderen wille wil ik leven, om hen groot te brengen en op te voeden?--Hoe? wilt gij hen naar Thessali? voeren, en hen d??r groot brengen en opvoeden, en hen tot vreemdelingen maken, opdat ze u ook dit te danken hebben?--Of, dit zal nu wel niet plaats hebben: maar zullen zij, hier opgevoed, terwijl gij leeft, beter gevormd en opgeleid worden, hoewel gij niet bij hen zijt? Uwe naaste betrekkingen zullen immers voor hen zorgen!--Of zullen zij, wanneer gij naar Thessali? verhuist, hen verzorgen, maar verhuist gij naar Hades woningen, zullen zij hen dan niet verzorgen? Indien zij althans eenige waarde bezitten, die zich uwe vrienden noemen, dan moet men het wel gelooven."

,,Neen, Socrates! gehoorzaam ons, uwe voedsters, en acht noch uwe kinderen, noch het leven, noch iets anders, hooger dan 't geen regt is. Zoo kunt gij, in Hades woningen gekomen, dit alles bij hen, die daar 't gebied voeren, ter uwer verdediging inbrengen. Want, wanneer gij dat doet, dan is uwe daad, zoo als blijkt, noch hier beter voor u, of regtvaardiger of vromer, evenmin als voor iemand der uwen;--noch zal het, wanneer gij ginder komt, beter voor u zijn. Nu daarentegen gaat gij, indien gij heen gaat, verongelijkt heen, niet door ons, de wetten, maar door de menschen. Gaat gij echter van hier, met eene zoo schandelijke wedervergelding van onregt en boosheid; met overtreding van uwe eigene overeenkomsten en verdragen, met ons aangegaan; als een booswicht jegens welke het allerminst betaamt, u zelven namelijk, en uwe vrienden en 't vaderland, en ons: dan zullen wij op u vertoornd zijn, zoo lang gij leeft; en ginder zullen onze zusters, de wetten in den Hades, u niet goedgunstig ontvangen, wetende, dat gij hebt beproefd ook ons te vernietigen, voor zoo ver 't in uwe magt was.

,,Laat dus Crito u niet overhalen, om te doen wat hij zegt, maar veeleer wij."

Dit, o lieve vriend Crito! moet gij weten, dat ik meen te hooren, even als wie de ooren suizen, fluiten-muzijk meenen te hooren. En in mijn binnenste klinkt de galm dezer taal, en maakt, dat ik geene andere kan hooren. Weet dan, althans, zoo als ik het nu inzie, dat, indien gij iets hier tegen inbrengt, gij het te vergeefs zult zeggen. Spreek niet te min, wanneer gij meent iets meer te weeg te zullen brengen.

AANTEEKENINGEN.

AANTEEKENINGEN.

In het dorp stond de straat onder water en zelfs de door hooge dijken omringde rijstvelden waren overstroomd. Er was geen keus, wij moesten passeeren. Onze mannen ontblootten de beenen en stapten in den modderpoel; dat scheen te gaan en onze blikken vestigden zich hoopvol op de droge plekken grond verderop en we berekenden den afstand. Nog twee minuten, en we waren gered. Het water borrelde onder onze voeten op.

Plotseling stond de auto stil.

"Avanti! Avanti!" schreeuwde Ettore.

"Stommeriken," riepen wij uit--"nu gaan ze rusten! juist op dit kritieke oogenblik!"

Torza! Een oponthoud is juist nu uiterst gevaarlijk; men zinkt!

Maar de arme Chineezen hadden niet expres halt gehouden. Ze begrepen het gevaar. Ze trokken zoo hard ze konden, en ze schreeuwden van angst. De drie beesten strekten de pooten strak onder een hagelbui van zweepslagen en rekten de lange magere halzen uit. De touwen waren tot het uiterste gespannen, het chassis kraakte. Tevergeefs. De machine leek vastgespijkerd aan den grond, men trachtte meerdere malen haar in beweging te krijgen, het hielp niet, we moesten het op een andere manier probeeren; we waren van plan kettingen om de boomen te slaan en dan uit alle macht met behulp van takels te trekken. Op dat oogenblik voelden de Chineezen met hun bloote voeten, dat de wielen iets hadden aangeraakt en Pietro riep:

"Een groote steen!"

Een groote steen? Gauw dan hier met de ijzeren hefboomen. Wij zouden een berg hebben kunnen verzetten! Maar de koelies ontdekten al spoedig dat het geen steen was, maar dat het boomwortels waren, en Pietro riep weer:

"Het zijn groote wortels!"

Het waren inderdaad de groote wortels van een reusachtigen wilg, die niet ver vandaar, onverstoorbaar, alsof hij niet de oorzaak was van het oponthoud, zijn groene bladerenweelde ten toon spreidde. Er zat niets anders op, dan de wortels af te kappen; een nieuw vreemd werk voor automobilisten. Na langen tijd gekapt te hebben, gingen we aan de wortels trekken; ze werden eindelijk uitgerukt om de wielen geheel te bevrijden. Zoo kwamen we ten slotte uit den modderpoel en konden eenige K.M. zonder ophouden doorgaan, en al was de weg ook nog zoo slecht, we waren reeds danig in onzen schik dat zich geen nieuwe hindernissen opdeden."

Eindelijk, na een lastige passage tusschen nauwe doorgangen tusschen de rotsen, vertoonde zich de Mongoolsche vlakte als een onmetelijke, rustelooze, blauwe zee. Na een daling langs de steile duinen bereikten ze de zandvlakte van Hsin-wa-fu, welke naam ook die is van de hoofdplaats van de provincie, in het bezit van een garnizoen, een klein fort en een postkantoor. Het telegraafkantoor van Hsin-wa-fu zal ik nooit vergeten.

Ten eerste omdat ik 4 K.M. moest loopen om er te komen en natuurlijk 4 K.M. terug. En wij hadden dien dag al 50 K.M. afgelegd!

De telegraafdraden loopen langs een eenzamen weg naar een klein huisje, rustig en stil als een tempel.

In den tempel vond ik twee telegrafisten, druk aan het opiumschuiven, hoewel dit sedert korten tijd door de chineesche wet streng verboden was. Uitgestrekt op de kang, hun pijpen in de hand, waren ze omringd door den vetten, scherpen, dikken rook van het heulsap.

"Kan ik een telegram verzenden?" vroeg ik beleefd, nadat ik op de gebruikelijke wijze had gegroet.

Stilte.

Ik ging zitten. Na eenige minuten hernam ik:

"Ik zou gaarne een telegram willen verzenden.."

Een der rookers kwam naar mij toe en verrichtte eenige bezigheden aan zijn bureau, ging daarna naar de deur en gaf order om thee te brengen.

"Wilt u een telegram verzenden?" riep ik opnieuw.

Eindelijk drong mijn vraag door tot de hersenen van den keizerlijken functionaris en hij zei mij in betrekkelijk goed Engelsch:

"Wij zijn in directe verbinding met Kalgan en Peking. Drie uur per dag met Kalgan, drie uur met Peking; van zeven tot elf met Kalgan en..."

"Uitstekend. Mijn telegram is voor Europa bestemd, neemt U telegrammen voor Europa aan?"

Stilte. De thee werd binnen gebracht. Ik gebruikte een kopje, terwijl ik mijn telegram opschreef. Daarna zei ik weer:

"Neemt U telegrammen voor Europa aan, ja of neen?"

De ambtenaar zag mij kalm aan, alsof hij me nu eerst opmerkte en herhaalde langzaam:

"Europa? Wij zijn in directe verbinding met Kalgan en met...."

"Met Peking, dat weet ik ... maar..."

"Drie uur per dag met Kalgan en drie..."

"En drie uur met Peking, ik weet het al..."

"Van zeven tot elf met..."

"Met Kalgan, ik weet het al... genoeg! Dank U. Tot ziens!" En ik liep woedend weg, terwijl ik mij eenige krachtige uitdrukkingen liet ontvallen, die minder geschikt zijn om hier te worden weergegeven.

Wij waren van plan om den geheelen weg van Hsin-wa-fu naar Kalgan per auto af te leggen--ongeveer 40 K.M.--behalve door den pas bij Yu-pao-tung, een pas tusschen twee heuvelen, kort maar zeer steil. Eenige van onze mannen waren al naar Yu-pao-Tung vertrokken; te middernacht hadden ze het hotel verlaten.

De weg bleek echter z?? slecht, z?? modderig, z?? steenachtig en zanderig, dat we toch genoodzaakt zijn geweest de auto een 15 K.M. op de oude manier te laten trekken."

Den 15den Juni was Kalgan bereikt, waar de heer Dorliac, directeur van de Russisch-Chineesche Bank hun gastvrijheid aanbood.

Na Kalgan lag het centrum van Azi? v??r hen.

"Wij werden tusschen Kalgan en Oerga bij den put van Pong-Kiong verwacht. De kleine telegrafist, aan wien dat telegraafstation is toevertrouwd, kwam ons met groot vreugdebetoon tegemoet.

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

 

Back to top