Read Ebook: Van Schooljongen tot Koning Een verhaal samengesteld uit de aanteekeningen van Robert I koning van Czernovië by Bertrand A Pseudonym Sluijters Jan Illustrator
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page
Ebook has 2855 lines and 102506 words, and 58 pages
"Willemsparkweg 921."
"Goed zoo," zei Li, terwijl de secretaris de antwoorden opteekende. "Ik hoop dat ik je zoo gauw mogelijk naar huis kan terugsturen. Dat zal ook veel van jezelf afhangen. Er is te eer kans op, naar mate je je tegenover ons gedraagt als vriend. En dat laatste zal je gemakkelijk vallen, want je zult hier aan boord niets zien gebeuren of niets behoeven te verrichten dat niet met eer en geweten is overeen te brengen. Om een duidelijker indruk van je goeden wil te krijgen, zal ik je nu en dan een kleine opdracht doen uitvoeren in verband met onze ondernemingen. Ik twijfel niet of je zult er eer mee inleggen. Ben je gezond en sterk?"
"O ja," antwoordde Rob. "Ik mankeer nooit wat."
"Dat zal je goed te pas komen. Bovendien leiden wij hier een regelmatig leven, bewegen ons doorgaans in hooge, zuivere lucht, en hebben ten overvloede een uitstekenden dokter, onzen geleerden La, aan boord. Ziekten komen dan ook zoo goed als nooit voor. Nu, we spreken elkaar wel nader. Heb je nog iets te vragen?"
"Ja, ik zou wel graag willen dat mijn voogd iets van me hoorde; die zal wel ongerust zijn...."
"Ik was juist bezig maatregelen daaromtrent te beramen; maar ik vrees dat je nog eenig geduld zult moeten hebben. We maken op 't oogenblik"--Li drukte op een knop aan den wand, en achter een zich daarnaast bevindend ruitje sprong het cijfer 150 te voorschijn--"we maken op 't oogenblik 150 K.M. per uur, en hebben dus sedert halftien bijna 400 K.M. afgelegd. Op dit oogenblik een van de vliegtoestellen af te zenden, zou nutteloos zijn, zooals je later zult leeren begrijpen. In elk geval moet je maar beginnen met een briefje te schrijven. Zoodra er gelegenheid is zend ik het af. Nog iets anders?"
Rob had geen andere wenschen kenbaar te maken, en werd nu weer verzocht Lo te volgen, die hem in kamer 9 terugbracht.
Lo deed kastje 2 openspringen, en zei:
"Kies je hier nu een pak kleeren uit; in de Handleiding zal je vinden, welke je noodig hebt en hoe je ze aan moet trekken. Kastje 6 is leeg, en dient als bergplaats, doe daar de kleeren maar in die je nu aan hebt. Vijf minuten v?or het eten zal je een bel hooren; ik kom je dan halen voor den gemeenschappelijken maaltijd. Dan maak je tevens met de andere schepelingen kennis."
Lo verdween en Rob begon van kleeren te verwisselen. Het trof hem hoe practisch de kleeding, die hij uit het kastje haalde, was ingericht. Alles zat vrij sluitend en belemmerde toch nergens de bewegingen; hij had zelf een gevoel alsof hij bijna geen kleeren aan had, en vond toch niet dat hij last had van de kou. De schoenen waren van dezelfde stof als het pak, en maakten niettemin een zeer solieden indruk; ze gleden gemakkelijk aan den voet, knelden nergens en behoefden niet geregen of geknoopt te worden. Rob bekeek zich in den spiegel en was van oordeel dat het pak hem heel goed stond. Hij had zich in deze kleeding wel eens willen laten kieken!
Juist toen hij klaar was, ging de bel; een oogenblik daarna kwam Lo binnen en verzocht hem mee te gaan. In de eetkamer waren de overige reisgenooten reeds verzameld. De kennismaking werd Rob zeer gemakkelijk gemaakt, want allen kwamen naar hem toe alsof hij volstrekt geen vreemde voor hen was, drukten hem de hand en heetten hem hartelijk welkom.
Aan tafel heerschte een opgewekte en gezellige toon. Er werd gepraat en gelachen, en uit beleefdheid tegenover den gast werd er dezen middag Hollandsch gesproken, ofschoon er uit gewoonte nu en dan een woord La?sch in het gesprek werd gemengd. Rob was in het eerst vrij stil, want hij zag zooveel vreemde dingen om zich heen, dat zijn oogen en ooren er geen raad mee wisten. Maar La en Lo, in wier midden hij zat, lokten hem tot praten uit en beantwoordden met onuitputtelijk geduld al wat hij vroeg.
De geleerde La vertelde hem, dat de toestanden op het schip niet dadelijk waren geweest als nu. Men was begonnen met vrij gebrekkige hulpmiddelen, had vooral onoverkomelijke bezwaren ondervonden ten opzichte van voeding, kleeding, verlichting en verwarming. Maar La was er in geslaagd door de eene uitvinding na de andere het leven aan boord te vergemakkelijken en te vereenvoudigen, zoodat men ten slotte door eigen productie in alle behoeften kon voorzien. De verlichting bijvoorbeeld was geheel electrisch, en werd door dezelfde toestellen geleverd als die, welke De Vogel in beweging brachten; met accumulatoren had men niet te maken, daar de vele steeds rondwentelende vliegschroeven en luchtschepraderen voor een onuitputtelijke hoeveelheid wrijvingselectriciteit zorgden. De verwarming werd geregeld door buizen met langs electrischen weg verhitte lucht. De voeding, zooals Rob gelegenheid had proefondervindelijk op te merken, was zeer eenvoudig, maar daarom niet minder versterkend; haar voornaamste eigenschap bestond daarin, dat ze opwekte en verzadigde, zonder dat loome, vadzige gevoel na te laten dat een "goed diner" op aarde gewoonlijk tevoorschijn roept. Door langs chemischen weg uit plantaardig voedsel die bestanddeelen af te scheiden, welke de mensch in hoofdzaak voor het onderhoud van zijn lichaam noodig heeft, had La in een betrekkelijk kleine ruimte genoeg levensmiddelen opgehoopt om de eerste tien jaren aan een hongersnood het hoofd te kunnen bieden; het laboratorium was de bewaarplaats van dezen voorraad, waarvan elk onderdeel door hermetische sluiting tegen bederf werd gevrijwaard. Elken dag bepaalde La het menu, dit op wetenschappelijke gronden samenstellend; Naf, de kok, had dan slechts de capsules te openen, door La aangewezen, en na enkele eenvoudige bewerkingen--de eene spijs wat verwarmen, de andere oplossen in water--was de maaltijd gereed. Daar men de gezelligheid en een vriendschappelijken omgang aan boord naar waarde wist te schatten, was het gewoonte de gemeenschappelijke maaltijden niet al te vluchtig in te richten, hoewel de weinig omslachtige wijze van voedsel bereiden en nuttigen er al licht toe leiden zou aan die maaltijden slechts een zeer ondergeschikte plaats toe te kennen.
"Zooals je ziet," vertelde La, "drinken we water. Dat is onze gewone drank, en we bevinden er ons op den duur best bij. Gezond en gemakkelijk te verkrijgen, want aan regen hebben we natuurlijk zelden gebrek! Dierlijk voedsel en alcohol komen aan boord nooit op het programma. Hoogstens tracteeren we ons nu en dan op fructa, een oplossing in water van nuttige bestanddeelen uit vruchten, met wat koolzuur vermengd. Fructa heeft een mooie blauwe kleur."
"En hoe worden de kleeren gemaakt, die we dragen?" vroeg Rob, steeds nieuwsgieriger.
"Bijna alles op het schip is van metaal," antwoordde La. "Dat wil zeggen, ik noem het metaal omdat het zich ongeveer als zoodanig laat bewerken. Voor zulk een stof hebben we eigenlijk op aarde geen naam. In het La?sch noemen we het monum. Monum is een delfstof--misschien vertel ik je later wel eens waar we die vinden--die zeer taai en buigzaam is, maar toch zoo goed als onbreekbaar. Wat uit monum is vervaardigd, is althans gedurende een menschenleeftijd niet aan slijtage onderhevig. Door het met azijnzuur te behandelen wordt 't week en plooibaar, zoodat we er tapijten, dekens, kleedingstukken, uit kunnen vervaardigen, meer of minder poreus, al naar mate we er meer of minder door verwarmd wenschen te worden. De inwerking van salpeterzuur maakt het doorschijnend, zoodat het voor glasruiten geschikt is; in vloeibare lucht gedompeld wordt het ruig en vouwbaar, en is het geschikt voor schrijfpapier; in 't vuur gesmeed kunnen er zeer lange en toch onbuigzame kabels van gemaakt worden...."
"Aan zoo'n kabel heesch ik jou naar boven, Rob," viel Nef den geleerden spreker in de rede. "Je had zeker wel gewild dat 't ding gebroken was!"
"Nu, in 't eerst vond ik 't maar half leuk, zoo opgenomen te worden," antwoordde Rob, "maar nu begin ik er heusch schik in te krijgen!"
Deze woorden kwamen er zoo van harte uit, dat allen er om lachten. Li knikte Rob eens toe en zei:
"Nu, we willen maar hopen dat je geen spijt zult hebben van je verblijf aan boord."
Het liep intusschen tegen twee uur, en de tafel werd opgeheven. Rob zag dat iedereen meehielp om een deel van het servies op te ruimen en schoon te maken, en stak ook dadelijk een helpende hand uit, hetgeen klaarblijkelijk een goeden indruk maakte. Later vertelde Lo hem, dat het gewoonte was ieder te laten wegbergen en in orde houden wat hij zelf gebruikte, een maatregel die tijd en arbeid bespaarde.
Toen ieder weer aan zijn bezigheden gegaan was, bracht Lo den gast in de leeskamer, waar talrijke schilderijen aan den muur hingen en een geheele wand door een kolossale boekenkast ingenomen was. Ook bevond er zich een kleine vleugel en zag Rob er viool- en violoncelkisten staan.
"Hier brengen we onzen vrijen tijd door," zei Lo. "Je vindt hier lectuur voor een menschenleeftijd; wetenschappelijke werken--voor een groot deel handschriften van La--en ook zuiver letterkundige. Allerlei geduld- en gezelschapsspelen vind je er ook, maar alleen zulke waarbij alles aan het verstand, niets aan het toeval wordt overgelaten. Er zijn ook zeer ingewikkelde en moeielijke bij--uitvindingen alweer van La."
Rob bracht den heelen middag in de leeskamer door, waar hij voortdurend nieuwe dingen vond die zijn belangstelling gaande hielden; om zeven uur had er wederom een gemeenschappelijke maaltijd plaats, en tegen acht uur was Rob zoo vermoeid van de elkaar verdringende indrukken, dat hij naar bed ging en weldra zoo vast insliep alsof hij in zijn eigen kamertje op den Willemsparkweg lag.
VIERDE HOOFDSTUK.
HOE DE VOGEL ER UITZAG.
Rob ondervindt dat er in de lucht ook een H.B.S. is.--La toont hem eenige wonderen.--De geheimen van de stuurkamer.--Bijna zoo hoog als de Mont-Blanc.--Rob gaat vroeg naar bed.
Den volgenden morgen werd Rob door een electrisch belletje, dat zich boven zijn bed bevond, om zes uur gewekt. Hij had aan ?en stuk door geslapen, en voelde zich verkwikt en uitgerust. Hij zette zijn horloge gelijk met de klok die zich, zooals in alle andere kamers van 't schip, boven de deur bevond en zag nu eerst dat de wijzerplaat niet in twaalf doch in vier-en-twintig uren verdeeld was. Na twaalf uur in den middag begon men dus van dertien tot en met vier-en-twintig te tellen, om dan weer met ?en te beginnen. Zooals Rob later hoorde, was de tijd aldus ingedeeld, omdat de soms zeer snelle verplaatsingen van het luchtschip een regelmatige indeeling van dag en nacht, zooals men die op aarde heeft, niet mogelijk maakten. Men zou dan immers de klokken aan boord steeds moeten gelijk zetten met die van de plaats op aarde, waarboven men zich op dat oogenblik bevond, hetgeen natuurlijk ten gevolge kon hebben dat men eenige aarde-uren lang volgens de lucht-klok slechts een enkel uur of misschien zelfs geheel niet vooruitging. Men had daarom aan boord de volgende tijdsverdeeling, gelijk Rob ook in de Handleiding vermeld vond: zes uur opstaan, zeven uur ontbijt, dertien uur middagmaal, negentien uur avondeten, twee-en-twintig uur naar bed. Zoo gebeurde het wel, dat men bij daglicht sliep, en in het donker aan 't werk was; meestal echter zweefde men op zulk een hoogte, dat het zonlicht weken achtereen zichtbaar bleef, en in elk geval wendde men aan deze schijnbaar abnormale toestanden spoedig.
Na het ontbijt werd Rob verzocht in La's kamer te komen, en nu vernam hij dat deze hem elken dag van acht tot elf en van veertien tot zestien les zou geven in dezelfde vakken, die hij nu op de H.B.S. moest missen. Eerst vond Rob dit wel een beetje 'n teleurstelling, want hij vond zoo'n tijdje gedwongen vacantie wel aardig; maar hij moest La toch toestemmen, dat 't niet prettig zou zijn wanneer hij zoo ten achter was als hij in Amsterdam terugkwam, en ook begreep hij dat hij daardoor in zijn heele volgend leven schade zou kunnen ondervinden. Weldra zag hij dan ook in, hoe dankbaar hij voor deze welwillende en verstandige beschikking van den commendant moest zijn. En toen hij ondervond hoe kalm en duidelijk La in al zijn uitleggingen was, en hoe deze het "droogste" vak intressant wist te maken, was hij niet alleen spoedig met zijn lesuren verzoend, maar begon hij er een dagelijks weerkeerend genot in te vinden. Ook stak hij in enkele dagen meer op, dan hij bij klassikaal onderwijs in weken gedaan zou hebben. Dikwijls bleven er van het werkprogram enkele uren over, die La gebruikte om hem in allerlei dingen van het luchtschip-leven in te wijden, en zoodoende hoorde hij telkens meer wat zijn achting en zijn vriendschap voor zijn nieuwe kennissen deed toenemen. Hoewel hij nog steeds niet wist wat het doel van hun eigenaardig bestaan was, leerde hij elken dag hun opvattingen en hun levensbeschouwing hooger schatten. Vooral de groote waarde, die zij aan een gezond, regelmatig leven bleken te hechten en aan de juiste verdeeling van rust, handenarbeid en hoofdwerk, maakte een aangenamen indruk, en hij begreep al gauw dat hij hier met goede, hoogstaande menschen te doen had. Er werd van elk zonder onderscheid tamelijk veel inspanning gevergd, maar daartegenover stond dat men op de rustdagen ook in den uitgebreidsten zin van het woord voor ontspanning zorgde. Steeds heerschte er een opgewekte, vriendschappelijke geest onder de leden der bemanning, en de waardeering waarmee men elkaars daden en woorden besprak en beoordeelde, leidde tot de onmisbare eenheid en samenwerking, die voor 't bereiken van een gemeenschappelijk doel onontbeerlijk is.
Toen de middagles dien dag was afgeloopen, vertelde La aan Rob, dat Nof gereed stond om met een van de kleine vliegtoestellen naar de aarde te gaan, en of hij hem dus een briefje voor zijn voogd wilde meegeven. Rob schreef een paar regels, en nadat Li deze had gelezen en goedgekeurd, vertrok Nof er mee.
"Je moet je niet al te veel van deze zending voorstellen," zei La. "De vliegtoestellen hebben nog niet die volmaking, welke wij ze op den duur hopen te geven. De grootste moeielijkheid bestaat echter in het vinden van den weg, afgezien nog van de omstandigheid dat ze meer aan de willekeur van weer en wind zijn blootgesteld dan 't schip. Hier aan boord kunnen we steeds met de meeste nauwkeurigheid bepalen waar we ons ten opzichte van de aarde of van een andere planeet bevinden; dat is een groot voordeel."
"Maar hoe gebeurt dat dan?" vroeg Rob.
"Wel, we hebben natuurlijk allerlei instrumenten voor plaatsbepaling, die op zee en ook door den gewonen ballonvaarder gebruikt worden, maar op den duur zijn die voor ons gebruik te omslachtig en ook niet altijd toereikend gebleken. Ga maar eens mee naar de stuurkamer, dan zal ik je laten zien wat ik er op gevonden heb."
Ze gingen samen de monum trap op, die naar het dek leidde, en werden door Mu met een vriendelijk woord ontvangen.
"Ik ben altijd maar blij als er gasten aan boord zijn," zei Mu. "Dan sjouwt onze museumgids La het schip met hen rond en krijgt de stuurkamer in de eerste plaats een beurt."
"Je zit hier ook wel erg eenzaam, h??" vroeg Rob.
"Jawel," antwoordde Mu, "maar dat is zoo erg niet. Ten eerste houd ik wel van eenzaamheid; daaraan zijn we hier allemaal aan boord gewend, en voor menschen die van denken en werken houden is alleen-zijn trouwens niet zoo'n verdriet. Maar dat neemt niet weg dat ik zoo nu en dan wel van een praatje houd."
"Neen, Mu heeft het nog zoo kwaad niet," zei La. "Hij doet vrijwel 't intressantste werk aan boord, ook wel 't meest inspannende en verantwoordelijke, maar daarom kan hij zich ook nu en dan door Naf laten aflossen."
"En welk stuk zal ik de heeren nu 't eerst vertoonen?" vroeg Mu schertsend.
"Ik ben er 't meest benieuwd naar hoe je hier midden in de wolken den weg kan vinden," zei Rob, die het een zonderlinge gewaarwording vond zich te midden van een ruimte te bevinden, die niets dan lucht en wolken te zien gaf. Het was een heerlijk, frisch gevoel, daar boven op het dek, en elke ademhaling gaf genot. Iets griezeligs was er ook wel in, zoo door de lucht te vliegen, maar toch bemerkte men de voortgaande beweging alleen doordat de schroeven hun voortdurend gesnor deden hooren, en het dek van monum-planken licht trilde; overigens had men zich evengoed kunnen voorstellen, dat het schip stillag en alleen de wolken bewogen.
Mu had bij Rob's vraag La even aangekeken, maar deze knikte geruststellend en zei:
"De commandant heeft geen bezwaar, dat ik enkele dingen aan onzen gast laat zien. Rob kan dat als een aangenaam bewijs van vertrouwen opvatten."
Mu schoof nu een langwerpige metalen plaat opzij, die het bovenblad van een vlak voor hem staand tafeltje bedekte, en nu zag Rob een glazen oppervlak, waarover zich een reeks fotografische beelden voortbewoog, die hem aan een voorstelling met den bioscoop deden denken. Onwillekeurig riep hij dan ook uit:
"Net een kinematograaf!"
"Dat is het ook," zei Mu glimlachend. "Door middel van een verbeterde kinematografische opname trekken langs deze plaat, sterk verkleind, de afbeeldingen van het aardoppervlak, waarboven we ons bevinden. Zoolang we ons binnen den dampkring bewegen en evenwijdig aan de oppervlakte der aarde blijven, kan ik op de plaat precies den stand van het schip ten opzichte der aarde waarnemen. Een enkele maal mag een hevig onweer of een andere atmosferische storing de beelden eens onzuiver maken of zelfs geheel verstoren--in het algemeen kan ik het gebruik van de gewone instrumenten tot plaatsbepaling ontberen. De wolkenlaag die ons van de aarde scheidt oefent geen nadeeligen invloed; het toestel is zoo ingericht dat het door dergelijke beletselen heen toch zijn werk blijft verrichten. Zijn we toevallig in de schaduw van de aarde verzeild geraakt, dan hebben we maar wat hooger te stijgen en de opname geschiedt weer even duidelijk. Deze uitvinding, de volmaking van den kinematograaf, hebben we, evenals bijna alles aan boord, aan onzen professor La te danken."
Toen La spottend een buiging maakte bij deze laatste woorden, plaagde Mu:
"Ja, als de professor eens een oogenblik niet verstrooid is, vindt hij soms wel een aardig stukje speelgoed uit. 't Is een echte knutselaar."
"Kijk jij maar naar je hoogtemeter," schertste La terug, "anders zeilen we weer tegen den een of anderen top van de Himalaya aan, zooals je ons al eens geleverd hebt!"
"Vierduizend meter," zei Mu, den hoogtemeter aflezend, een toestel dat door middel van een kwikkolom, welks stand van de luchtdrukking afhankelijk was, de hoogte boven het zeepeil aangaf.
"Dan zouden we tegen den Mont-Blanc kunnen stooten," zei Rob. "Die is immers 4800 Meter!"
"Juist," zei Mu. "Maar op botsingen hebben we nu weinig kans, want we zeilen boven den Atlantischen Oceaan. Kijk maar."
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page