bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: Il pastor fido in lingua napolitana by Guarini Battista Basile Domenico Active Th Century Translator

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page

Ebook has 252 lines and 6713 words, and 6 pages

Authors: Kurt Matull Theo Blakensee Felix Hageman

LORD LISTER GENAAMD RAFFLES DE GROOTE ONBEKENDE.

NO. 376 DE MOORD IN SHORT GARDENS.

DE MOORD IN SHORT GARDENS.

EEN ONVERBETERLIJKE LANGVINGER.

In de Shafterbury Avenue bevindt zich, ongeveer in het midden van dezen breeden verkeersweg, een tamelijk oud en grijs, somber gebouw, hetwelk sedert eenigen tijd gebruikt werd als rechtzaal.

Daar was ondergebracht, hetgeen de Engelschen ,,Police Court" noemen.

Van dergelijke rechtbanken vindt men tegenwoordig een groot aantal in de Engelsche hoofdstad en ze hebben tot taak, kleine delicten, zooals straatschenderij, buurtgetwist, kleine diefstallen en andere zaken op staanden voet te berechten.

Naast de ,,Kinder Rechtbanken" die ook nog niet lang bestaan, dragen deze politie-rechthoven er veel toe bij, den stroeven gang van het gerecht te vergemakkelijken.

Het werk van de justitie is hierdoor aanzienlijk verlicht en de voorzitters van deze rechtbanken, hoogstens uit drie leden bestaande, hebben machtiging deze kleine zaken onmiddellijk te berechten.

Advocaten komen bij deze zaken meestal niet te pas, of in ieder geval worden zij van ambstwege aan de beklaagden toegevoegd.

Op drukke tijden komt het menigmaal voor, dat een politierechter op een enkelen middag van dertig tot veertig gevallen te behandelen krijgt.

Deze rechters moeten beschikken over een eindeloos geduld, veel zachtmoedigheid en een zeer sterke gezondheid, want het komt menigmaal voor, dat de beklaagden hen vergasten op een ellenlange uiteenzetting hunner nooden en de beweegredenen, welke hen tot het misdrijf gebracht hadden.

Het was op een morgen in het begin van den herfst, toen twee deftig gekleede heeren, die klaarblijkelijk op dat oogenblik niets beters te doen hadden, door Shafterbury Avenue drentelden.

De grootste der beide heeren kon ongeveer veertig jaar zijn en aan de slapen begon zijn hoofdhaar een weinig te grijzen.

De grijze oogen fonkelden evenwel nog levendig, en de scherp geteekende trekken getuigden van een ontembare wilskracht, en van een grenzelooze stoutmoedigheid, geleid en bestuurd door een opmerkelijke schranderheid.

Het voorhoofd was hoog gewelfd, de neus krachtig en recht, de mond leek als met een mes in het karakteristieke gelaat gesneden te zijn.

De geheele houding van dezen man, de wijze, waarop hij zijn voeten neerzette en het hoofd droeg, legden de bewijzen af, dat hij een groot liefhebber was van sport en daarin uitblonk.

Zijn metgezel was zeker minstens tien jaar jonger.

Hij had helder blauwe oogen, zijn wangen waren rond en blozend; hetgeen aan zijn gelaat iets meisjes-achtigs gaf, hoewel zijn krachtige gespierde gestalte er op wees, dat hij een ijverig beoefenaar was van vele takken van sport.

Nu en dan wendde een voorbijganger het hoofd om, teneinde de beide mannen na te zien, en dat was niet te verwonderen, want zeer vele Londenaren kenden Lord William Aberdeen, den filantroop, met zijn secretaris en schijnbaar onafscheidelijken metgezel, althans van uiterlijk.

Lord Aberdeen en zijn jeugdige vriend waren juist het sombere rechtsgebouw genaderd, toen er van den anderen kant met vlugge schreden twee agenten naderden, die tusschen hen in, stevig in den kraag gevat, een jongen man vasthielden, niet veel meer dan een kind nog, maar met een scherp geteekend bleek gelaat, dat aan een volwassen man scheen toe te behooren.

Hij was tenger en mager en stak in armoedige kleeren.

Op zijn gezicht was op dit oogenblik niet anders te lezen dan woede over het feit, dat men hem op deze wijze ten aanschouwe van de voorbijgangers ten toon stelde, en wilde trots, die uit zijn zwarte oogen schitterde.

Nu en dan scheen hij zich te willen verzetten, maar hij had evengoed kunnen trachten de zware muren van den Tower omver te loopen, als een van de herculisch gebouwde agenten, die naast hem voortschreden.

Wat zou zulk een ondervoed, schriel kereltje hebben kunnen ondernemen tegen deze twee mannen met hun krachtige spieren, hun breede borst en hun welgevoed lichaam.

Zoodra Lord Aberdeen de kleine groep in het oog had gekregen stond hij stil en legde de hand op den arm van zijn jongen secretaris, Charly Brand geheeten.

Zij stonden slechts een paar passen van de breede deur, welke toegang gaf tot het gerechtshof, en juist werd de jeugdige arrestant voorbij geleid.

Hij hief het hoofd op en scheen hen uitdagend aan te zien.

Het volgende oogenblik was hij in de breede duisternis der koetspoort verdwenen, die toegang gaf tot de binnenplaats, waarom het huis was heengebouwd.

Charly Brand wilde reeds verder gaan, maar Lord Aberdeen hield hem terug en zeide op zachten toon:

,,Hebben wij ergens een afspraak, Charly?"

,,Nergens voor zoover ik weet," antwoordde de jonge man.

,,Dan zou ik je willen voorstellen, eens naar binnen te gaan."

,,Waarom?"

,,Om ons te vergewissen van den aard van het misdrijf door den jongen, want meer is het niet, gepleegd."

Charly Brand haalde even de schouders op en zeide:

,,Ik heb er volstrekt niets op tegen, maar ik vrees dat je teleurgesteld zult worden, als je iets belangwekkends verwacht hebt. Het zal wel een kloppartij, of een kleinen diefstal betreffen."

,,Om het even, zelfs de kleinste diefstal kan van het grootste belang zijn in het leven van een mensch."

Hij was reeds de koetspoort binnen getreden en Charly volgde hem.

In het midden van den doorgang bevond zich een deur, die eveneens open stond en waarvoor een agent van politie post hield.

Dit was de toegang naar de rechtzaal, waar iedereen die er lust in had vrij mocht binnen treden, want de zittingen van de politierechtbank waren openbaar.

Lord Aberdeen en Charly Brand gingen de deur binnen, volgden een tamelijk breede gang, liepen deze ten einde, sloegen een tweede gang in en stonden nu voor een dubbele deur, die toegang gaf tot de rechtzaal en waar eveneens een politieagent op wacht stond.

De man opende de deur voor hen, na even tegen zijn helm te hebben getikt en nu bevonden de beide heeren zich in een niet al te groote zaal, waar plaats was voor een honderdtal nieuwsgierigen.

Op dit oogenblik echter bestond het publiek slechts uit een ouden man, een weinig onder den invloed van Bacchus verkeerenden schippersgast, die telkens in slaap viel en dan zoo luid snurkte, dat hij door een politieagent tamelijk hardhandig moest worden wakker geschud, een ouden heer, die in een nummer van de ,,Daily Mail" las en een vrijend paartje, dat zich misschien wel verbeeldde in een. bioscoop te zijn.

Lord Aberdeen en Charly Brand liepen door het smalle gangpad en zochten een plaats op in een der donkerste hoekjes van de zittingzaal, die toch al niet te licht was, daar zij slechts twee vensters had met door ouderdom verweerde ruiten, die bovendien op een paar meter afstand van den vloer waren aangebracht.

Op een soort estrade was een tafel geplaatst met een groen laken bedekt en daarachter zat de rechter, geholpen door zijn griffier en een inspecteur van politie, die hij telkens raadpleegde, wanneer hij een ouden bekende voor zich meende te zien.

De rechter was een man met een tamelijk barsch voorkomen, die zijn witte pruik op slordige wijze had opgezet, zoodat zijn grijs haar er aan alle kanten uitstak, en hij scheen dezen morgen niet al te goed gehumeurd te zijn.

De griffier was een oud mannetje met vuurrood haar, dat schrikkelijk verkouden was, en telkens een stukje zoute drop uit een zakje nam om het in zijn breeden mond te laten verdwijnen.

Wat de inspecteur van politie betreft, hij scheen zich op gruwelijke wijze te vervelen en onderdrukte nu en dan een geeuw.

Op het oogenblik dat de beide heeren waren binnen getreden had de rechter het juist aan den stok met een oud rimpelig wijfje, dat er uit zag als de heks uit een sprookje, en dat ervan beschuldigd werd, een gehate juffrouw met opzet te hebben laten struikelen over een emmer, die zij tot dit doel op een donkere trap had neergezet. De vrouw in kwestie was als getuige opgeroepen, en zat op een laag bankje achter een hek, terwijl zij zich alle moeite gaf, door luid kreunen en wiegen met het hoofd aan te toonen, hoe zwaar zij wel mishandeld was.

Add to tbrJar First Page Next Page

 

Back to top