Read Ebook: Il pastor fido in lingua napolitana by Guarini Battista Basile Domenico Active Th Century Translator
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page
Ebook has 252 lines and 6713 words, and 6 pages
Op het oogenblik dat de beide heeren waren binnen getreden had de rechter het juist aan den stok met een oud rimpelig wijfje, dat er uit zag als de heks uit een sprookje, en dat ervan beschuldigd werd, een gehate juffrouw met opzet te hebben laten struikelen over een emmer, die zij tot dit doel op een donkere trap had neergezet. De vrouw in kwestie was als getuige opgeroepen, en zat op een laag bankje achter een hek, terwijl zij zich alle moeite gaf, door luid kreunen en wiegen met het hoofd aan te toonen, hoe zwaar zij wel mishandeld was.
Het oude wijfje was midden in een verdedigings-redevoering, met een rapheid van tong, die de bewondering zou hebben afgedwongen van ieder ander, dan van zijn hoogedelgestrenge, die slechts vurig hoopte op het einde en nu en dan met een barsch woord de beklaagde tot kortheid aanmaande, ofschoon hij zeer wel wist dat dit onbegonnen werk was.
Het oude wijfje betoogde, dat de emmer met het vuile sop alleen maar bestaan had in de verbeelding van de buurvrouw, ,,een venijnig kreng," zooals zij zeide. Dat er misschien wel een emmer gestaan had, maar dat zij daar niets van af wist, en dat de buurvrouw beter uit haar oogen had moeten zien, dat het volstrekt niet zoo donker was op de trap, dat men wel eens per ongeluk wat kon laten staan, dat een beetje schoon water niemand den dood zou aandoen en dat zij, de buurvrouw, haar, beklaagde reeds enkele malen had gedreigd, met een speld te bewerken, welke bedreiging zij twee malen in daden had omgezet.
De woorden van de beklaagde rolden met de eentonigheid van een waterval door de stille zaal.
Men hoorde niet anders dan deze woorden, op denzelfden toon uitgesproken met een onvergelijkelijke radheid, met eindelooze herhalingen, slechts nu en dan afgewisseld met een schellere uithaal, als de beklaagde zich met een ruk van het spichtige vogelkopje tot de aanklaagster wendde.
De rechter, half verdoofd en in slaap gewiegd als door het neerplassen van een eindeloozen regen, schrikte als het ware op, toen de beklaagde eindelijk gereed was en riep de getuige op.
De getuige zeide, wat zij te zeggen had en daarop klonk de barsche stem van den rechter:
,,Vijf dagen, of tien shilling."
,,Wat? Vijf dagen brommen? Omdat het valsche beest niet uit haar oogen kan zien," krijschte het oude vrouwtje, ,,dat is meer dan schandelijk. Maar ik zal het hoogerop zoeken. Waarachtig, ik zoek het hooger op."
,,Doe dat, maar betaal nu je tien shilling," hernam de rechter onverstoorbaar, ,,of wil je liever zitten?"
,,Liever een jaar zitten, dan een penning te betalen voor die helleveeg," riep de beklaagde op schellen toon. ,,Zij zal aan mij geen duit verdienen, dat ontbrak er nog maar aan."
,,Uitstekend," riep de rechter uit, alsof zij hem een persoonlijk genoegen had gedaan, de zaak op deze wijze op te lossen. ,,Volgende zaak."
De volgende zaak bleek een dronkaard te zijn, die een dag gevangenisstraf tegen zich hoorde eischen, omdat het pas de eerste maal was.
Daarop kwam een jonge dame aan de beurt, zwaar gepoederd en met zwart aangestreepte oogen, die een mededingster naar de gunsten van een kellner in een nachtkroeg, met haar tot dit doel uitgetrokken schoentje had bewerkt, zoodat de concurrente in kwestie gedurende een volle week haar niet nader te noemen beroep niet had kunnen uitoefenen.
En toen de deur achter de groene tafel, door twee agenten bewaakt, opnieuw geopend werd, was het om doorgang te verleenen aan den jongen overtreder, dien Lord Aberdeen en Charly Brand zooeven hadden zien binnen brengen.
Nog altijd werd hij door de twee agenten stevig vast gehouden en zoo naar de bank der beklaagden gevoerd, dat eigenlijk in het geheel geen bank was, maar niets anders dan een houten hekje met een kleine verhooging er voor, waarop de beklaagde moest plaats nemen.
Nauwelijks echter had de rechter hem gezien of hij riep toornig uit:
,,Ik ken dat gezicht, ben je nu al weer hier, kwade rekel. Verbeter je dan nooit? Je naam."
,,U herinnert u, dat ik hier meermalen ben geweest. En u herinnert u niet mijn naam?" riep de jonge man brutaal uit. ,,Waarom heeft men u dan als rechter benoemd."
,,Zwijg deugniet," riep de rechter uit, terwijl hij den beklaagde woedend aankeek. ,,Denk je dat ik niets anders te doen heb dan de namen te onthouden van zulke schobbejakken. Hoe heet je?"
,,Richard Douglas Stefenson."
,,Hoe oud ben je?"
,,Een maand geleden juist achttien geworden mijnheer. Ik heb mijn verjaardag in de gevangenis gevierd."
,,Houd je opmerking maar voor je. Je hebt dus al eens gevangenisstraf gehad."
,,Eenmaal, mijnheer, dat was juist op mijn verjaardag."
De rechter keek den beklaagde een oogenblik hoofdschuddend aan en hernam toen:
,,Achttien jaren. Maar wat drommel, dan ben je toch geen kind meer. Denk jij wel eens na over je daden, Stefenson?"
,,Hoogst zelden, mijnheer," antwoordde de jongen.
,,Maar waarom dan toch niet?"
,,Omdat dat tijd en moeite verloren zou zijn, mijnheer."
,,Heb je het al eens geprobeerd?"
,,Ja zeker, maar dan had ik een half uur later er altijd weer spijt van."
,,Dan moet ik vreezen, dat je onverbeterlijk bent," zeide de rechter zuchtend.
,,Ik ben er zelf wel wat bang voor, mijnheer."
Op dit oogenblik riep de griffier hem nijdig toe:
,,Kun je den rechter niet met edelachtbare aanspreken, jij vlegel?"
,,Hoe weet ik, dat mijnheer achtbaar is?" vroeg Stefenson op onnoozelen toon. ,,Dat kan ik toch niet aan zijn neus zien?"
,,Een rechter is altijd achtbaar en edel," snauwde de griffier. ,,Knoop dat in je oor, spitsboef."
,,Als ik mijnheer een genoegen ermee kan doen," hernam Stefenson spottend.
,,Wat heeft hij nu weer uitgehaald, agent," zoo wendde de rechter zich tot een van de beide ordebewaarders, die den beklaagde hadden binnen gebracht.
,,Een boek gestolen van een stalletje," antwoordde de agent.
,,Op heeterdaad betrapt?"
,,De boekverkooper kon hem juist vast grijpen, Sir. Hij probeerde zich nog los te worstelen, maar ik was er juist bijtijds bij."
,,Waarom heb je dat boek gestolen?" vroeg de rechter, Stefenson met gefronste wenkbrauwen aankijkend.
,,Om het te hebben, edelachtbare."
,,Maar weet je dan niet dat je niets weg mag nemen, wat je niet toekomt?"
,,Waarom kwam mij dat boek niet evengoed toe, als ieder ander? Was het dan speciaal voor iemand geschreven, alleen niet voor mij?"
,,Dat zijn spitsvondigheden, bespaar mij die," riep de rechter boos uit. ,,Het boek was een andermans eigendom en daarom mocht jij het niet aanraken, begrijp je dat niet eens?"
Stefenson schudde ontkennend het hoofd en antwoordde op boetvaardigen toon:
,,Neen, edelachtbare. Het zal wel aan mij liggen, maar ik begrijp het niet.
Ik wilde dat boek bijzonder graag lezen, ik had geen geld om het te koopen en dus was ik wel genoodzaakt om het te nemen."
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page