bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: Majoor Frans by Bosboom Toussaint A L G Anna Louisa Geertruida

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Ebook has 1807 lines and 130865 words, and 37 pages

"Neen, voorwaar!" viel ik in; "ik ben blij, te hooren dat er iemand geweest is, die dat eenzaam en als in de engte gedreven leven nog in den laatsten tijd wat heeft kunnen opvroolijken.... Maar na 't geen gij mij daar hebt medegedeeld omtrent hare stemming tegenover kerkelijke en christelijke instellingen, begin ik te twijfelen, of ik wel recht heb, hare nalatenschap te aanvaarden; want schoon ik heel goed weet dat er maar al te veel kaf onder 't koren schuilt en niet van zins ben in den blinde en op den klank van vroomluidende woorden af, tantes goud rond te strooien, toch zou ik niet kunnen nalaten, zekere belangen, die mij na ter harte gaan, ook door materi?ele ondersteuning te bevorderen, zoodra ik mij daartoe in de gelegenheid zie gesteld, hetgeen natuurlijk lijnrecht in strijd moet zijn met hare intenti?n."

Dat geloof ik niet; want zij heeft heel goed geweten, wie jonker van Zonshoven was en wat zij ook op dit punt van hem zou te wachten hebben, en het heeft haar niet afgeschrikt, zooals gij ziet; daarbij, behalve dat zij wat kwelziek viel, was zij vrijgevig genoeg omtrent het gevoelen van anderen. Hare oude kamenier was streng orthodox, en ging niet ter kerke dan bij de meest rechtzinnige domin?s, en toch was het rijtuig Zondags altijd tot hare beschikking en is zij door hare meesteres ruim bezorgd voor haar leven. Dat getuigt toch niet van zoo groote vijandschap als hare harde uitvallen tegen mij soms deden onderstellen. Mogelijk heeft zij in u iemand gezien, die doen zal wat zij heeft nagelaten en uit valsche schaamte of stijfhoofdigheid, zelfs bij beter inzicht, zelve niet heeft willen goedmaken. Als zij 't anders gemeend had, was zij wel de vrouw geweest om te zorgen, dat hare bedoelingen in dezen niet miskend konden worden, geloof mij daarin, jonker!

En ik moet hem gelooven, Willem! Want uit alles blijkt, dat zij volmaakt goed berekend heeft wat zij wilde en van mij wilde. Al zou het je nog zoo vervelen, ik moet u de hoofdkwestie mededeelen, waarin ik verplicht ben hare rancune te dienen. Gij moet dan weten dat het huis de Werve, een oud kasteel op de grenzen van Gelderland en Overijsel gelegen, met zijne uitgestrekte bosschen, heidegronden en landerijen, dat nu door den generaal von Zwenken wordt bewoond, heeft toebehoord aan de ouders van jonkvrouw Sophie Roselaer; dat aan 't bezit van het kasteel tevens de heerlijke rechten verbonden zijn, die in ?nzen tijd wel is waar hunne beteekenis verloren hebben, maar waaraan ik zeer wel begrijpen kan dat eene vrouw als tante Sophie nog kon hechten.

Jonker Roselaer van de Werve had geen zoon, 't geen hem zeker leed genoeg zal gedaan hebben, maar wel drie dochters, waarvan tante Sophie de tweede en mijn moeders moeder de jongste is geweest. De oudste freule, Marie-Anna, werd na den dood harer ouders aangewezen als rechtmatige erfgename van het huis de Werve met alles wat er bij behoorde. Dit viel tante Sophie zeer uit de hand, daar zij eene geheel andere beschikking had verwacht en goede reden had voor die verwachting.

Hare zuster had de oude lieden veel verdriet aangedaan. Zij had in stilte een liefdesroman aangeknoopt met een jong Zwitsersch officier, den kapitein von Zwenken, en daar zij vreesde, nooit de toestemming harer ouders te zullen verkrijgen voor dit huwelijk, ontvluchtte zij heimelijk hun huis en liet zich door von Zwenken naar zijne familie in Zwitserland voeren, waar zij getrouwd zijn. Eene verbintenis, die volgens den man van de wet en naar het gevoelen van tante niet als wettig kon beschouwd worden, hoewel later de zwakke ouders zich met den opgedrongen schoonzoon verzoenden en hun verloren kind, toen het in alles behalve gunstige positie tot hen terugkeerde, met opene armen ontvangen hebben.

Een grijsaard heeft de rust lief, en al gaf hij haar in 't heimelijk de schuld dezer nieuwe verwijdering, hij liet het haar niet blijken, en getroostte zich den last, zijne kinderen te gaan bezoeken in de naburige vestingstad, waar von Zwenken in garnizoen lag. Sophie wist niet beter of hij deed bij zulke gelegenheid zijne gewone rondreize met zijn rentmeester om zijne verschillende bezittingen op te nemen en zich met pachters of boschbazen te verstaan. Het bleek welhaast dat de von Zwenkens partij hadden getrokken van deze uitstapjes om zijne genegenheid te winnen, in dezelfde mate, waarin tante Sophie die verloor, en dat hij, vrijwillig, of daartoe door hen overgehaald, zijn testament veranderde; want toen hij kwam te overlijden, had hij zijne dochter mevrouw von Zwenken en hare kinderen zooveel bevoorrecht als dat maar eenigszins zijn kon, en haar aangewezen als de erfgename van het kasteel de Werve met de Heerlijkheid en de aankleve van dien. De teleurstelling, de ergernis van jonkvrouw Sophie bij deze ontdekking laat zich begrijpen. O zeker, haar gewerd het rechtmatige deel van het ouderlijk goed, maar juist d?t, waar het haar het meest om te doen was, het ouderlijk huis, waar zij was geboren en opgevoed, dat zij nooit eigenwillig had verlaten, waar zij altijd als meesteresse had geheerscht, dat zij steeds als haar welverzekerd eigendom had beschouwd, werd haar nu ontnomen en overgegeven in de handen van hen, die zij het meest onwaardig, het minst geschikt keurde voor dat bezit. Een zwager, dien zij nauwelijks tot dien naam gerechtigd achtte, dien zij altijd had gehaat en geminacht, en die deze gevoelens met woeker teruggaf; eene zuster, die door haar misstap de eer van 't ouderlijk huis had bevlekt, die de rust harer ouders, den vrede in de gansche familie had verstoord, werd dus, als lag er niets tusschen, in de rechten eener oudere erkend en boven h??r gesteld, die beter dan iemand wist, wat zij hen had doen lijden, en die zelve het hare had gedaan om die smart te verzachten. De rustelooze haat, de onverzoenlijke bitterheid, die daarna alle handelingen en overleggingen van tantes leven heeft bestuurd, laat zich verklaren uit deze krenkende terugzetting, waarin zij niet het meest des vaders hand, des vaders wil zag, maar de list, den intriguegeest van een misdadig echtpaar.

Zelfs al had men haar eene schikking voorgesteld, waardoor zij op het kasteel had kunnen blijven, zou zij die toch niet hebben aangenomen, daar zij te diep gekrenkt was, om concessies van hare tegenpartij aan te nemen; maar het werd haar niet eens voorgeslagen, en slechts de kortstmogelijke tijdruimte werd haar gegund, om zich op de verandering van woonplaats voor te bereiden. Dat was te meer grievend, daar de kapitein niet, zooals zijn schoonvader had gewenscht, den dienst verliet om op het kasteel te gaan wonen en zijne goederen te beheeren. Gebonden nu eens aan deze, dan weer aan gene garnizoensplaats, mogelijk bij het opsteken der oorlogsstormen bestemd om naar den vreemde te trekken, was hij de laatste die genot kon hebben van het erfgoed. Zijn vrouw en de beide kinderen kwamen er van tijd tot tijd een poos vertoeven, maar de eerste stierf een paar jaren na den dood van haar vader, de kinderen bleven bij den vader, totdat zij den leeftijd bereikt hadden, de dochter om op eene Zwitsersche kostschool hare opvoeding te krijgen, de zoon onder opzicht van een gouverneur tot hij rijp was voor de hoogeschool.

Tante Sophie, die eene handige en scherpzinnige vrouw is geweest, d?t moet men haar nageven, had inmiddels het geheim gevonden haar fortuin te verdubbelen, terwijl zij daarenboven de eenige erfgename was geworden eener schatrijke nicht, die zich hare grieven had aangetrokken. Tante Sophie had, zooals ik reeds zeide, den gehaten schoonbroeder niet vergeten. De haat heeft een scherp geheugen en even scherpen blik. Zij wist wie zij in de nabuurschap der Werve had gelaten om de wacht te houden over alles wat er geschiedde. De verjaagde rentmeester, die hare bedoelingen had geraden, had met de waakzaamheid eener vlammende wraakzucht von Zwenken's nadeelige financi?ele operati?n gadegeslagen, en er haar steeds nauwkeurig kennis van gegeven.

Op die aanwijzingen afgaande, had zij door tusschenpersonen langzamerhand zich meesteresse gemaakt van alles wat hij verkocht. Een procureur in de naast bij de Werve gelegen stad, die hem zonder aarzeling de groote sommen geld opschoot, waarmee hij zijn goed bezwaarde, maar die onverbiddelijk was waar het rentebetaling gold, was haar executeur, deed niets zonder hare orders, en hield haar zoo goed op de hoogte, dat zij met zekerheid dag en uur wist te berekenen, waarop von Zwenken in geldverlegenheid moest verkeeren.

Eens toen zij het gunstig oogenblik daartoe gekomen achtte, zond zij van Beek op hem af als bemiddelaar, niet juist van den vrede, want tot verzoening neigde zij niet, maar toch met een zeer aannemelijk voorstel. Hij zou haar het huis met de Heerlijkheid, die niets meer dan een ledige titel was, verkoopen, voor eene hoogst aanzienlijke som, die niemand er voor geven zou dan zij, reeds in 't geheim eigenares van al de omliggende gronden; maar de generaal was te fier en te veel verbitterd op zijne schoonzuster, om in dat voorstel te treden. Hij liet antwoorden dat hij tot geen prijs de Heerlijkheid zou afstaan, en wat het huis aanging: dat hij zijne overledene vrouw had beloofd er hare zuster buiten te houden, en dat hij liever het dak boven zijn eigen hoofd zou zien instorten dan er haar recht van intrede te geven. Had hij toen kunnen weten, wat hem nog onbekend is gebleven, welke maatregelen zij reeds had genomen om zijn lot in hare macht te houden, waarschijnlijk zou hij zich tweemaal hebben bedacht eer hij haar voorslag zoo botaf had geweigerd. Maar de generaal schijnt wat brusk uitgevallen en scheen zich overtuigd te houden, dat er wel nooit kwestie kon zijn van zoo diepen val.

Hij moet echter sinds zijne retraite op de Werve zijne leefwijze zoozeer vereenvoudigd hebben, dat zijn pensioen toereikend bleek voor zijne behoeften, terwijl de hooge interesten die hij moest betalen van dat deel zijner bezittingen, dat nog zijn eigendom heette, bij een beter beheer en minder verwaarloozing betaald konden worden uit hetgeen zij opbrachten. Maar weldra werd hij opnieuw in de verplichting gebracht, ook zijn huis te bezwaren tot tweemaal toe; men heeft niet kunnen ontdekken uit welke oorzaak, maar zeker is het dat de persoon, die de bewijzen van deze voor hem onbetaalbare schuld in handen houdt, hem dwingen kan zijn kasteel met de rechten der Heerlijkheid en ?l te verkoopen of eene rechterlijke vervolging tegen hem in te stellen, die tot dezelfde resultaten zou leiden, nog verergerd door een publiek schandaal, en daar de Werve, naar men zegt, reeds zoo in verval is geraakt, dat zij allermeest tot afbraak geschikt is, en alleen hoogere waarde kan hebben voor den persoon, die tegelijk eigenaar is van het omliggende goed, spreekt het wel vanzelf, dat de verkoop minder zou opbrengen dan de zware schuldenlast bedraagt die er op drukt. Daarmee is de ongelukkige grijsaard niet slechts tot een zwerver gemaakt, maar ook tot den bedelstaf gebracht; want een onbarmhartig schuldeischer zou beslag kunnen leggen op zeker deel van zijn pensioen.

"De groote plaats in Gelderland, de Runenburg, is met ultimo October vrij en te uwer dispositie, jonker," viel van Beek in, den loop mijner gedachten storende; "maar wat het huis in de stad betreft, dat slechts tot Mei toe is verhuurd, de bewoners houden zich zeer gerecommandeerd te continueeren, zoo dat niet met uwe intenti?n strijdt; het zijn respectabele lieden; hoe wilde de jonker dat ik daarin handelen zal?"

Ik schrikte op, en keek hem wat verbaasd en verbijsterd aan.

Het is eene zonderlinge gewaarwording, Willem, als men nooit een steen in eigendom heeft gehad en altijd blij was als de kamerhuur om de drie maanden klaar lag, te moeten beslissen wat er met huizen en buitenplaatsen zal geschieden. Ik vond dan ook maar beter geen besluit te nemen.

"Mij dunkt, mijnheer van Beek, alles moest blijven zooals het is, tot ik weet, of ik Francis zal kunnen huwen."

"De jonker vergeet, dat het geene absolute conditie is...."

"Niet volgens de letter van het testament, dat weet ik wel, maar toch, voor mij...."

"Verlangt de jonker, nu hij toch te Utrecht is, het huis niet eens te zien? 't Is een kapitaal perceel, gelegen aan 't St. Janskerkhof; wel de moeite waard dat verzeker ik u."

"Dank je, mijnheer. Alleen, zoo 't niet te veel omhaal is, zou ik gaarne het kleine buitentje zien, waar tante heeft geleefd en gestorven is. Iemands omgeving leert ons zoo licht iets naders omtrent zijn persoon...."

"'t Is geheel tot uw dienst, jonker! Alleen .... ik meen reeds het genoegen gehad te hebben u te zeggen," hernam van Beek met eenige verlegenheid, "dat de oude freule aan mij heeft gelegateerd, zooals reeds in 't voorgaande testament was beschreven, met dit servituut er bij, dat de kamenier er wonen blijft tot aan haar dood. Het is een kostbaar legaat, ik ontken het niet, maar considereer, dat ik haar dertig jaar met alle mogelijke zaken en niet altijd zonder groote bezwaren heb gediend, geraden en hare belangen voorgestaan, en dat er voor mijn executeurschap geen extra gelden zijn gestipuleerd, terwijl mij daarentegen is aanbevolen, den erfgenaam in alles bij te staan, voor te lichten en naar mijn beste vermogen met raad en hulp te dienen."

"Maar mijn goede heer!" viel ik in, "wie zou tante geweest zijn, zoo zij u niet in alle ruimte had bedacht? Het is mij volstrekt niet te doen om u in iets te beknibbelen, 't Is voor mij zooveel als een pelgrimaadje...."

"Die heel licht te volbrengen is, als gij mij het genoegen wilt doen hier te eten. Na den middag rijden wij er even heen; 't is geen half uur van de stad. De freule heeft beschreven, dat de gansche huishouding drie maanden na haar dood zou blijven gaan op denzelfden voet, dat hare kleederen onder hare bedienden moeten verdeeld worden, behalve de kleinoodi?n, die aan u verblijven, en dat ik alles wat mij geschikt voorkomt van het huisraad tegen taxatie mag overnemen; het overige moet verkocht worden. Mogelijk vindt de jonker echter een of ander, dat hij behouden wil als souvenir."

"En wat las ze?" vroeg ik.

"Meest in de ongeloovige boeken, daar uit die kleine boekenkast, een enkele maal wel eens in den Bijbel, maar niet gezet. In een leesgezelschap was zij niet; zij wilde niets weten van den grooten strijd dezer dagen en geen krant zien dan de Haarlemmer."

"Die ongeloovige boeken" waren Fransche, Duitsche en Engelsche klassieken. Ik beduidde van Beek, dat ik wel wat zwak zou hebben op die kleine, uitgezochte boekerij, alles keurig gebonden, maar blijkbaar niet als onnut sieraad aanwezig.

Onder de "ongeloovige boeken" had ik F?n?lon, Bossuet en Pascal opgemerkt, in minzame ruste gerangschikt nevens Voltaire en de Encyclopedisten, terwijl Gellert, Lessing en Klopstock met Lavater hunne ruime plaats hadden gevonden nevens Goethe en Schiller en de tooneelspelen van Iffland en Kotzebue!

"De boeken kunnen niet geacht worden tot het huisraad te behooren," sprak van Beek met eene deftige buiging, "en, al ware dat zoo, het spreekt vanzelf, dat de jonker in alles de preferentie heeft."

Ge moogt me gelooven of niet, Willem, maar ik moet u bekennen, dat ik voor 't eerst eene onvermengde gewaarwording van blijdschap had, toen ik opnieuw den blik richtte op dat bibliotheekje en het aanzag met de oogen van den eigenaar. Al de ontzaggelijke geldsommen, die van Beek mij in zijne notarieele akten had voorgesteld, al de papieren, die vele duizenden vertegenwoordigden, hadden mij, ik zal niet zeggen koud, maar vreemd gelaten. Ik kon er mij nog niet in zetten als mijn eigendom, maar Shakespeare en Moli?re, la Fontaine en Pascal kon ik mij denken als de mijnen, en met eene onwillekeurige beweging greep ik een deeltje, als om er feitelijk bezit van te nemen.

Van Beek glimlachte, en knipoogde met zijne slimme kijkers. De kamenier, die er bij stond, keek mij aan of ik heiligschennis pleegde.

"Ik zou eer gedacht hebben, dat de jonker zwak had op den Bijbel van de freule," zei ze bij wijze van critiek.

"Het eene belet het andere niet, juffrouw Jones, althans zoo gij zelve daaraan niet hecht."

"Och neen, jonker. Zoo'n wereldsch, nieuwerwetsch boek daar hecht ik niemendal aan; dat acht ik Gods woord niet, en ik begreep het nooit, hoe mijne freule daarin hare stichting heeft kunnen vinden."

"Wat hapert er aan dien Bijbel?" vroeg ik van Beek.

"Niets, volstrekt niets. 't Is een gewone Staten-Bijbel, slechts niet met de verouderde Duitsche letter gedrukt."

Op mijn woord, tante moet in den besten zin liberaal zijn geweest, dat zij zoo'n dienares van de letter jarenlang om zich heeft kunnen dulden!

Den volgenden dag aanvaardde ik mijne reis naar het kleine stadje Z., van waar uit ik op de Werve zou losrukken. Doch er gaat van avond een mail, en het pakket is z?? groot genoeg voor eene eerste toezending. Gij zult er heel wat aan te lezen hebben. Moge U tijd en opgewektheid daartoe niet ontbreken bij uwe aankomst!

Wees gegroet tot nader.

Uw Leopold.

April.

Zie zoo, beste Willem! ik ben doorgedrongen tot het binnenste van de vesting, maar ik ben nog geen meester van 't garnizoen.... Verre van daar, hoewel ik reeds slaags geweest ben met den Majoor. Maar ik wil niet vooruitloopen; ik ga u eerst vertellen, hoe ik hier ben aangekomen, en onder welke indrukken.

Door van Beek voorzien van de noodige indicaties van een credietbrief voor zijn collega Overberg, procureur en notaris in het kleine stadje Z., trad ik diens woning binnen. Gij ziet, ik word gebousculeerd van den eenen man der wet op den anderen; maar dat kan nu eenmaal niet anders. Overberg was in de gelegenheid om mij de beste diensten te bewijzen bij mijn aanval op de Werve. Hij is een man van gewicht in zijne standplaats en de hoofdagent geweest van freule Roselaer, bij haar toeleg om zich in 't geheim meesteresse te maken van von Zwenkens bezittingen. Hij is de altijd gewillige geldschieter geweest, die den generaal in zijne chronische kwaal van geldverlegenheid bijstond. Wel bezien is het nog zoo kwaad niet, dat zij zich zoo geheel van den toestand heeft meester gemaakt. Zonder dat zouden die kostbare goederen op allerlei wijze verbrokkeld en geru?neerd zijn, terwijl de ongelukkige, die ze moest afstaan of beleenen, in woekeraarshanden zou gevallen zijn, die hem reeds veel eer in 't verderf zouden gebracht hebben. Dit is nu niet het geval geweest. De mandataris van tante moest strikt het billijke vorderen, maar ook niets daar boven. Dit maakte dan ook, dat von Zwenken niet in gebreke bleef zich in allen nood tot hem te wenden, zoodat hij zijn volle vertrouwen bezit en zeer zeker op diens aanraden de transactie, die hem eens door van Beek werd voorgesteld, zou hebben aangegaan , zoo niet de voorslag van zijne schoonzuster ware gekomen. Ook ried Overberg mij, zoo ik toegang wilde verkrijgen tot het kasteel, niet als de erfgenaam van freule Roselaer op te treden, hetgeen terstond alles voor goed zou bederven.

Als jonker van Zonshoven, door mijn moeders moeder aan den generaal geparenteerd, zou ik vermoedelijk niet onwelkom zijn, hoewel von Zwenken zich geheel heeft teruggetrokken uit de conversatie en noch gasten noch bezoekers meer ontvangt.

Ik zou een voorwendsel bedenken dat mijn verblijf in het naburige stadje wettigt, en van daar uit was de aanleiding tot eene visite licht gevonden; het verdere zou dan van de ontvangst afhangen. Maar ik wilde niet zoo onvoorbereid aankloppen; ik moest zooveel doenlijk weten, wie en wat ik er vinden zou, allereerst wie eigenlijk Francis was, waar het mij voornamelijk op aankwam. Toen ik Overberg vroeg, of hij freule Mordaunt persoonlijk kende, haalde hij de schouders op.

"Ik heb slechts eenmaal de eer gehad haar te spreken. De generaal komt altijd zelf bij mij, de freule komt hier nooit meer. Eens slechts had zij in een zaak, haar persoonlijk betreffende, mijn raad noodig, en toen is zij bij mij geweest; maar dat is lang geleden. Toen woonde de generaal met zijne kleindochter nog in de stad en was hij commandant van de vesting."

Daar Overberg niets van tantes beschikkingen weet, dan dat ik haar erfgenaam zou zijn, was ik met van Beek afgesproken, hem van het huwelijksplan niet te spreken voor er kans scheen dat het zou doorgaan, en zoo wachtte ik een antwoord zonder menagement.

Mijne teleurstelling moet zich op mijn gelaat hebben geteekend, want de goedhartige man hernam met zekere meewarigheid en als verontschuldigde hij zich over zijne onkunde op dit punt:

"Weet gij, Jonker! de overste leefde destijds op een grooten voet en er bestond toen nog zekere afscheiding tusschen den militairen kring en den burgerlijken, die nu is weggevallen. Ik, bij mijne drukke bezigheden en weduwnaar, hield mij buiten de conversatie. Sinds ik hertrouwd ben doe ik zoo wat mee, en 't is hier met diners en partijen druk genoeg--en nu wij hiervan spreken, van avond is er een soir?etje bij mij aan huis; daar komen jonge dames, die met freule Mordaunt hebben geconverseerd. Wees heden mijn gast; gij kunt den tocht naar de Werve toch moeilijk in den middag ondernemen. Ik zal u voorstellen als iemand die hier naar een buitentje in den omtrek komt rondzien. Want gij begrijpt, in een stadje als het onze moet men de reden kennen van uw oponthoud, of men gaat er allerlei gissingen over maken van eigen vinding. Ik zal 't gesprek op de von Zwenkens brengen, en gij kunt toeluisteren; dat is het beste wat ik er op weet."

Ik vond het ook zoo kwaad niet. In het logement, waar ik verblijf had genomen , had men mij gezegd, was het niet vroolijk den avond door te brengen, en eene gezellige bijeenkomst had in eene kleine stad, nevens de eigenaardige bezwaren, toch ook hare voordeelen, in dezen althans voor mij.

"De petits avocats. Qui se sont fait des sous En rognant des ducats."

"Onbekendheid met de omstandigheden wellicht...." verontschuldigde ik.

"Het komt mij voor, dat zij hare vriendinnen meer eer wilde aandoen dan hare cavaliers."

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

 

Back to top