bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: Wonderlijke avonturen van een Chinees gevolgd door Muiterij aan boord der 'Bounty' by Verne Jules

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Ebook has 1856 lines and 69905 words, and 38 pages

Op deze tweede tafel vond ieder een kopje met deksel, prijkende met het afbeeldsel van B?dhidharama, den beroemden boudhistenmonnik, op zijn traditioneel vlot staande. Ieder kreeg voorts een schepje thee, dat hij liet trekken in het kokende water, 't welk de kopjes bevatte, en dat hij bijna terstond daarop, zonder suiker, opdronk.

Welk een thee! Men behoefde niet bang te zijn dat de firma Gibb-Gibb en Co., die haar geleverd had, ze vervalscht zou hebben met vreemde bladeren, of dat zij reeds ?en keer afgetrokken geweest was en dus eigenlijk nog slechts dienen kon bij het schuieren van tapijten, of dat een knoeier ze geel gekleurd had met curcuma of groen met Pruisisch blauw. Dit was onvervalschte keizersthee! Het waren de kostbare blaadjes, welke op de bloem zelf gelijken, die blaadjes van den eersten oogst in Maart, die zoo zelden geplukt worden, omdat de dood van den boom er op volgt, die blaadjes welke alleen door kinderhanden, en dan nog slechts met handschoenen aan, geoogst worden!

Een Europeaan zou geen lof genoeg over gehad hebben voor dezen godendrank, dien de zes heeren met kleine teugjes genoten, zonder echter andere teekenen van goedkeuring te geven,--als kenners die er aan gewoon zijn. Zij behoefden dan ook de heerlijkheid van dit kostbare vocht niet meer te leeren waardeeren. Tot den gegoeden stand behoorende, rijk gekleed met den >>han-chaol", een licht hemd, den >>ma-coual", een kort overkleed, den >>haol", een lang kleed dat op zijde wordt dichtgeknoopt; met fijne kousen en gele pantoffels aan de voeten, met een wijden broek van zijde, die door een sjerp met kwasten om het midden bevestigd was, terwijl een fijn geborduurde lap de borst bedekte en een waaier aan hun ceintuur hing,--waren de zes personen die te zamen het middagmaal gebruikten allen zoons van dat land waar de thee eens per jaar zijn geurigen oogst oplevert. De maaltijd, waarop zwaluwnestjes, wormachtige straaldieren, walvischzenuw, haaienvinnen geprijkt hadden, was smakelijk door hen verorberd, zooals de keurig toebereide spijzen verdienden, maar het menu, dat een Europeaan zou verbaasd hebben doen staan, was voor hen niets bijzonders.

Maar wat ook hen verbaasde, dat was de mededeeling die de gastheer hun deed op het oogenblik dat zij de tafel zouden verlaten. Zij vernamen toen eerst waarom hij hen juist heden bij zich had genoodigd.

De kopjes waren weder gevuld. Toen hij op het punt stond het zijne voor de laatste maal te ledigen, sprak de gastheer met dezelfde onverschilligheid die wij reeds vroeger bij hem opmerkten en terwijl zijne dogen in de ruimten staarden:

>>Vrienden, hoort mij zonder lachen aan. Mijn lot is beslist. Ik zal een nieuw element in mijn bestaan brengen, waardoor de eentonigheid er misschien wat uit zal verdwijnen! Zal het goed of slecht afloopen? de toekomst zal het leeren. Deze maaltijd, waaraan ik u noodigde, is het afscheidsmaal van mijn jongeheeren-leven. Over veertien dagen ben ik gehuwd, en..."

>>Je zult de gelukkigste aller stervelingen worden", riep de optimist uit. >>Zie slechts, alle voorteekens zijn u gunstig."

En werkelijk, bij het bleeke schijnsel der lampions zag men op de arabesken buiten de vensters eksters rondhuppelen en dreven de kleine blaadjes der thee rechtop in de kopjes. Dat waren gelukkige voorteekens, waartegen niemand iets kon inbrengen!

Men wenschte dan ook den gastheer van alle kanten geluk, doch hij bleef daar zoo koel mogelijk onder. En, daar hij den naam niet genoemd had van haar die hij als het >>nieuwe element" in zijn bestaan uitgekozen had, was ook niemand onbescheiden genoeg er naar te vragen.

De philosoof had evenwel zijn stem niet gemengd in het koor van hen, die den gastheer geluk wenschten met zijn aanstaand huwelijk. Met de armen over elkander, de oogen half gesloten en een ironisch lachje om de lippen, scheen noch de houding der gasten, noch die van den gastheer hem volkomen te bevredigen.

Laatstgemelde stond daarna op, legde de hand op zijn schouder en vroeg hem met een stem, waaruit minder onverschilligheid sprak dan gewoonlijk:

>>Ben ik dan te oud om te trouwen?"

>>Wel neen."

>>Te jong?"

>>Ook niet."

>>Vindt je dat ik ongelijk heb?"

>>'t Kan zijn!"

>>Zij, die ik gekozen heb en die je wel kent, bezit alles wat noodig is om mij gelukkig te maken."

>>Dat weet ik."

>>Welnu dan?"

>>Je zelf hebt niet alles wat noodig is om het te zijn! Zich alleen te vervelen in de wereld is erg genoeg, maar zich samen te vervelen is nog erger!"

>>Zal ik dan nooit gelukkig worden?"

>>Nooit zoolang je geen kennis hebt gemaakt met het ongeluk."

>>Zooveel te erger, dan is je kwaal ongeneeslijk!"

>>O die philosofen!" riep daarop de jongste der gasten uit. >>Men moest eigenlijk niet naar ze luisteren. 't Zijn theorie?n-fabrikanten. Ze hebben ze van allerlei aard, maar in 't gebruik voldoen ze slecht. Trouw maar, mijn vriend, trouw maar; ik deed het zelf ook, als ik geen gelofte gedaan had om het nooit te doen! Trouw maar en, zooals onze dichters zeggen, mogen de beide feniksen u altijd verschijnen in innige vereeniging. Vrienden, ik drink op het geluk van onzen gastheer!"

>>En ik," antwoordde de philosoof, >>ik drink op de tusschenkomst van een of andere beschermende godheid, die, om hem gelukkig te maken, hem eerst eens door de school van het ongeluk voert!"

Op deze wel wat zonderlingen toost stonden de aanzittenden op, brachten de vuisten bij elkander zooals boksers dat in het vuur van den strijd zouden doen, en na ze eenige malen met gebogen hoofd omhoog en omlaag gebracht te hebben, namen zij afscheid van elkander.

Aan de beschrijving van het salon waarin het diner gegeven werd, aan het niet-alledaagsche menu waaruit het bestond, aan de kleeding der gasten, aan hunne uitdrukkingen, misschien ook aan het vreemde hunner theorie?n, heeft de lezer reeds opgemerkt dat wij hier met Chineezen te doen hebben; niet met die zonen van het Hemelsche rijk die uit het lakwerk schijnen ontsnapt of van een porceleinen vaas afgestapt te zijn, maar van die moderne bewoners van het Hemelsche Rijk, die reeds >>ge?uropaniseerd" zijn door hunne studi?n, hunne reizen en door de andere wijzen waarop zij met de beschaafde volken van het westen in aanraking gekomen zijn.

Het was dan ook in het salon van een der bloemenschepen op de Paarlen-rivier te Canton, dat de rijke Kin-Fo, vergezeld van zijn onafscheidelijken gezel Wang, den philosoof, een feestmaal gegeven had aan de vier beste vrienden zijner jeugd: Pao Shen, een mandarijn vierde klasse met den blauwen knoop; Yin Pang, een rijk zijdehandelaar uit de Apothekersstraat; Tim, den onverbeterlijke bon-vivant, en Houal, den letterkundige.

Het maal werd gegeven op den 27n dag der 4e maan, gedurende de eerste der vijf >>Waken", waarin de uren van den Chineeschen nacht zoo dichterlijk verdeeld worden.

Waarin Kin-Fo en de philosoof Wang nog wat duidelijker worden geschetst.

Dat Kin-Fo het afscheidsdiner aan zijne vrienden te Kanton had gegeven, vond zijn reden in de omstandigheid dat hij in deze hoofdstad van de provincie Kouang-Tong een deel van zijne jongelingsjaren had doorgebracht. Van de vele vrienden, die een rijk en mild persoon altijd bezit, waren de vier die aan het feest op het bloemenschip hadden deelgenomen, de eenige die hem uit dit tijdperk van zijn leven waren overgebleven. Te vergeefs had hij getracht de overige, die naar alle vier hoeken van den wind waren verstoven, bijeen te verzamelen.

Kin-Fo woonde te Shang-Ha? en hij had eenige dagen te Kanton vertoefd, eigenlijk alleen om zich eens op een andere plaats te vervelen. Maar dienzelfden avond moest hij weer vertrekken met de stoomboot die de verschillende hoofdpunten der kust aandoet, en kalm naar zijne huisgoden terugkeeren.

Wang had Kin-Fo vergezeld, omdat de philosoof zijn leerling nooit verliet, wien de lessen dientengevolge niet ontbraken. Om de waarheid te zeggen sloeg deze er in het geheel geen acht op. 't Was boter aan de galg; maar de >>theorie?n-fabrikant"--zooals onze bon-vivant Tim hem genoemd had--hield niet op met steeds wijze spreuken en deugdelijke grondbeginselen te verkondigen.

Kin-Fo was de type van de Chineezen uit het noorden, waarvan het ras dreigt te verdwijnen en die zich nooit met de Tartaren hebben vereenigd. Men ontmoet ze niet in de zuidelijke provinci?n, waar de hoogere en lagere klassen zich nauw met het Mantsjoerisch ras hebben vermengd. Kin-Fo had, noch van vaders- noch van moederszijde, wier famili?n zich, sedert de overheersching hadden afgezonderd, een droppel Tartaarsch bloed in de aderen. Groot, goed gebouwd, meer blank dan geel, de wenkbrauwen in de rechte lijn, de oogen horizontaal en zich nauwelijks naar de slapen verheffende, rechte neus en goed rondgevormd gelaat, zou hij zelfs onder de schoonste exemplaren van de bevolking van het westen gerangschikt zijn geworden.

En waarlijk, dat Kin-Fo Chinees was, toonde alleen zijn zorgvuldig geschoren schedel, zijn voorhoofd en nek zonder ??n haartje, zijn prachtige staart die, hoog aan den schedel beginnende, als een zwarte slang over zijn rug kronkelde. Hij was keurig op zijn persoon, droeg een fijnen knevel, die een halven cirkel rondom zijn bovenlip vormde en een sik die volkomen op een point-d'orgue bij muziekschrift geleek. Zijne met de meeste zorg onderhouden nagels waren meer dan een centimeter lang en toonden dat hij tot die lieden behoorde welke niet behoeven te werken om den kost te verdienen. Ook voegde zijn nonchalante gang, zijne hooghartige houding nog iets bij het >>comme il faut" dat uit geheel zijn voorkomen sprak.

Bovendien was Kin-Fo te Peking geboren, een voorrecht waarop de Chineezen zeer trotsch zijn. Hij kon met recht zeggen: >>Ik kom van de Hoogte!"

Zijn vader Tchoung-H?ou woonde te Peking, toen Kin-Fo geboren werd en eerst toen de knaap zes jaar was, trok zijn vader naar Shang-Ha?.

Deze waardige Chinees, uit een der eerste famili?n uit 't noorden van 't rijk gesproten, bezat, evenals vele zijne landgenooten, een bijzonderen aanleg voor den handel. Gedurende de eerste jaren van zijn loopbaan was alles, wat het dicht bevolkte rijke grondgebied opleverde: papier van Swatow, zijden stoffen van Sou-Tch?ou, kandij van Formosa, thee van Hankow en Foochow, ijzer van Honan, rood of geel koper uit de provincie Yunanne, alles was voor hem een voorwerp van handel. De eigenlijke zetel van zijn zaak, zijn >>hong", was te Shang-Ha?, maar hij had ook kantoren te Nan-King, te Tien-Tsin, te Macao, te Hong-Kong. Hij was druk betrokken in het verkeer met Europa en het waren Engelsche booten, die zijne koopwaren vervoerden, het was de telegrafische kabel, die hem den koers der zijde te Lyon en van het opium te Calcutta bracht. Hij maakte gretig gebruik van de elementen van den vooruitgang, stoom en electriciteit, in tegenstelling met de meeste Chineezen, die te veel onder den invloed zijn van mandarijnen en van de regeering, wier invloed door de vorderingen van den vooruitgang langzamerhand vermindert.

Kortom, Tchoung H?ou ging met zooveel beleid te werk, zoowel bij zijn handel in het binnenland als bij zijne betrekking met Portugeesche, Fransche, Engelsche of Amerikaansche huizen te Shang-Ha?, Macao en Hong-Kong, dat hij op 't oogenblik, toen Kin-Fo ter wereld kwam, reeds over een vermogen van viermaal honderd duizend dollars kon beschikken.

Gedurende de jaren, die na de geboorte van Kin-Fo verliepen, namen de winsten in de zaak van Tchoung H?ou nog steeds toe, dank zij een nieuwe soort van handel, dien men >>den koelie-handel met de Nieuwe wereld" zou kunnen noemen.

Het is bekend, dat er overbevolking in China bestaat en het aantal bewoners niet in verhouding is tot de uitgestrektheid van het groote gebied, dat de dichterlijke namen draagt van het Hemelsche Rijk, Rijk van het Midden en Bloemenrijk. Het telt niet minder dan drie honderd zestig millioen bewoners. Dit is bijna het derde gedeelte van de bevolking der geheele aarde. Nu eet een arme Chinees wel niet veel, maar hij eet toch, en China is niet in staat, niettegenstaande zijn rijkdom aan rijstvelden en zijn gierstcultuur, allen te voeden. Van daar een te-veel, dat niets liever verlangt dan te ontwijken door de gaten, die de Fransche en Engelsche kanonnen gemaakt hebben in de werkelijke en figuurlijke muren, die het Hemelsche Rijk afsluiten.

't Is naar Noord-Amerika en vooral naar Californi? dat het te-veel zich gericht heeft. Maar dat is met zulk een geweldigen aandrang geschied, dat het congres der Vereenigde Staten zich verplicht heeft gezien om maatregelen te nemen tegen dezen inval, vrij onheusch >>de gele pest" geheeten. Men begrijpt dat vijftig millioen Chineesche landverhuizers in China nauwelijks gemist zouden worden, terwijl zij in Amerika konden leiden tot totale verdringing van het Angel-Saksische door het Mongoolsche ras.

Hoe dit zij, de landverhuizing had op groote schaal plaats. Deze koelies, die het leven hielden bij een handvol rijst, een kop thee en een pijp tabak, en die voor alle werk geschikt waren, deden in Salt-Lake, Virgini? en Oregon, maar vooral in Californi? de werkloonen geducht dalen.

Er vormden zich maatschappijen om deze goedkoope landverhuizers over te brengen. Vijf werden er gevonden in het Hemelsche Rijk, waar zij in vijf verschillende gewesten werkzaam waren, en een zesde was gevestigd te San-Francisco. De eerste zonden de handelswaar uit, de laatste ontving haar. Een daaraan verbonden agentschap, dat van Ting-Tong, zorgde voor den terugtocht.

Dit laatste eischt eenige toelichting.

Het agentschap van Ting-Tong, anders gezegd dat der Dooden, beschikt over bijzondere fondsen en is belast met het bevrachten der >>lijkenschepen", die steeds met volle lading van San-Francisco naar Shang-Ha?, Hong-Kong of Tien-Tsin terugkeeren. Nieuwe handel, nieuwe bron van voordeelen.

De bekwame en ondernemende Tchoung H?ou had hierop gelet. Toen hij stierf, in 1866, was hij directeur der Compagnie van Kouang-Than, in de provincie van dien naam, en onder-directeur van het Doodenfonds te San-Francisco.

Op dien dag erfde Kin-Fo, die nu vader noch moeder meer had, een fortuin, dat gelijk stond met twintig millioen gulden en geplaatst was in acti?n van de Centrale Californische Bank; hij was zoo verstandig zich er niet van te ontdoen.

Bij zijns vaders dood zou onze jeugdige negentienjarige erfgenaam zich geheel alleen op de aarde bevonden hebben als hij Wang niet gehad had, den onafscheidelijken Wang, die voor hem leidsman en vriend te gelijk was.

Wie was die Wang? Sedert zeventien jaar maakte hij deel uit van het gezin te Shang-Ha?. Hij had bij den vader gewoond voor hij bij den zoon kwam. Maar van waar kwam hij? Hoe kwam hij dus aan de familie gehecht? Ziedaar vrij duistere vragen waarop Tchoung H?ou en Kin-Fo alleen konden antwoorden.

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

 

Back to top