bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: Liesje van den Lompenmolen by Heimburg W

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page

Ebook has 1455 lines and 72581 words, and 30 pages

Liesje van den Lompenmolen.

Naar het Hoogduitsch

Van

W. Heimburg.

Tweede druk.

Te Sneek. Bij J. F. van Druten.

Eerste Hoofdstuk.

In de kamer der barones Derenberg brandt een helder vlammend houtvuur in den hoogen haard en geeft aan het vertrek, met zijn ouderwetsche meubelen, iets vertrouwelijks, iets huiselijks.

In een der diepe vensterbanken zit een jong meisje van ongeveer veertien jaren en staart naar het wegstervende avondrood van den korten winterdag; haar fijn profiel teekent zich scherp af op den helderen achtergrond van het venster. Zij heeft de smalle handen gevouwen, en hare gedachten verwijlen blijkbaar bij iets afwezigs.

"Mama," zegt zij op eens en wendt het hoofd met de prachtige, blonde krullen naar de tengere, bleeke vrouw, die in een leunstoel bij den haard zit te breien. "Mama, Army blijft weder onverantwoordelijk lang in grootmama's kamer; wij zullen er wel weder niet toe komen, naar den molen te gaan en het wordt daartoe toch hoog tijd; Army heeft slechts acht dagen verlof, en daarvan zijn er reeds vier om. Vandaag had hij mij bepaald beloofd, mede te gaan;--wat moet Liesje wel denken, dat hij daar nog in 't geheel niet geweest is?"

Bij deze woorden was het jonge meisje opgestaan en hare moeder genaderd; een verdrietige en ongeduldige trek lag op haar kinderlijk gelaat.

"Heb geduld, Nelly!" antwoordde de moeder, en liefkoosde de bloeiende wangen der dochter. "Gij weet, wanneer grootmama het verlangt, moet Army blijven, zoolang zij het wil; grootmama zal hem veel te zeggen hebben. Oefen u in geduld, mijn lieveling! Daaraan is in het leven zooveel behoefte.--Steek de lamp aan! Gij weet, er is nog veel aan Army's linnengoed te doen."

Het slanke, nog een kind gelijkend jonge meisje verplaatste zich bijna onhoorbaar over den ingelegden vloer, en weldra verlichtte de lamp het vertrek, 't welk er nu nog aangenamer uitzag, daar de geheele inrichting, hoezeer ouderwetsch, zich door gezelligheid kenmerkte.

Ook de barones stond op en ging aan de groote, ronde tafel zitten. Nu viel het licht der lamp op een bleek, lief gelaat, dat duidelijke sporen droeg van veel kommer en lijden.

Haar dochter, tegenover haar gezeten, had dezelfde trekken; op dit oogenblik straalden haar blauwe oogen van blijdschap; want in de gang weerklonk een vaste, vlugge, mannelijke tred. Spoedig daarop werd de deur geopend;--een bevallig, jong officier trad binnen; zijn negentienjarig gelaat blonk van levenslust. Nelly ijlde hem te gemoet.

"Army, hoe heerlijk, dat gij komt! Nu kunnen wij toch nog naar den molen gaan," zeide zij, en sloeg, zich op de teenen verheffende, de armen om zijn hals; "ik haal schielijk mijn kap en mantel, want lang mogen wij niet meer wachten; in den molen wordt 's avonds vroeg gegeten," en verheugd wilde zij zich heen spoeden.

"Nelly!" riep de jonge man en hield haar terug; "laat dat nu blijven! Dat--voegt niet meer," liet hij er eenigszins verlegen op volgen.

"Voegt dat niet meer?" Het jonge meisje zag haar broeder vragend aan.

"Neen, Nelly, gij moet verstandig zijn; als kind kan men omgaan met wien men wil, juist omdat men een kind is; als officier kan dat echter niet meer."

"Nu, Liesje moogt gij toch wel bezoeken; gij gingt vroeger altijd zoo graag mede."

"Kom, Army!" sprak de barones, "dat meent gij niet; het zijn achtenswaardige lieden daar op den molen, die het altijd goed met u gemeend hebben; het zoude ondankbaar zijn."

"Maar, mama, ik bid u," antwoordde hij knorrig, "die lieden behooren tot den onbeschaafden stand. Verbeeld u, dat de molenaar eens te B. kwam en den ongelukkigen inval kreeg, mij te bezoeken. Ik zou er immers dood mee verlegen worden!"

"Het zijn volstrekt geen onbeschaafde menschen," riep Nelly uit; "dat kan slechts grootmama u gezegd hebben, die nu eenmaal de lompenmolenaars-familie volstrekt niet lijden mag."

"Lompenmolenaars! Daar hebben wij het!" lachte de jonge officier. "Laat ieder in zijn eigen stand blijven! Ook gij, Nelly, zult d??r niet altijd kunnen blijven verkeeren. Wanneer gij eerst uwe sleepjaponnen draagt--dan is het ook met u: adieu, Liesje!"

"Nooit!" antwoordde het jonge meisje heftig, "ik zou des nachts naar den molen gaan, wanneer men het mij des daags verbood. Liesje is mijn eenigste vriendin. Wat moet ik nu als reden opgeven dat gij niet komt?" Zij barstte in tranen uit.

"Daar zal wel een reden voor te vinden zijn, Nelly; schrei toch niet!" troostte haar broeder. Zijn stem klonk teeder, evenals vroeger, toen hij de pop zijner zuster brak, en niet wist hoe haar te troosten.

"O, niet waar, Army," bad zij en zag vol vertrouwen naar hem op, "gij hebt mij slechts willen plagen,--wij gaan naar den molen, aanstonds?"

Hij stond een oogenblik besluiteloos; in zijne verbeelding zag hij een kleine meisjesgestalte, zooals hij die vroeger honderdmaal gezien had, Liesje, lompenmolenaars Liesje van den papiermolen, daar beneden in het dal. Zij zag hem met de helderblauwe kinderoogen aan; de roode lippen openden zich: "Army, gaat gij mede? Tante zal ons appelen geven, en in het park heb ik een vogelnest gezien; kom Army, kom toch!"

Onwillekeurig maakte hij eene beweging, alsof hij zijne muts wilde opnemen, die op de tafel lag. Het licht der lamp viel op een fonkelenden ring aan zijn hand, in welks groenachtigen steen het wapen der Derenbergs blonk; ??n vluchtige blik hierop en--haastig greep hij zijne muts en wierp die op een nabij staande tafel.

"Kwel mij niet!" zeide hij kortaf en keerde zich om.

Er ontstond een lange pauze; het jonge meisje stond op en zette zich op hare vroegere plaats, het hoofdje diep over haar werk gebogen; maar de kleine vingers, welke de naald voerden, beefden, en uit de oogen vielen groote tranen op het witte naaiwerk. De barones zuchtte, en vestigde een smartelijken blik op den zoon, die onophoudelijk de kamer op en neder ging. De oude rococo-klok sloeg zes uur en begon een lang vergeten liefdesliedje te spelen; de zoete melodie klonk door de kamer en nog altijd heerschte er een drukkend stilzwijgen tusschen deze drie menschen, door de innigste liefde aan elkander verbonden.

"Army," sprak eindelijk de bleeke vrouw, "wanneer gaf grootmama u den ring, dien gij nu aan den vinger draagt?"

Hij bleef voor den haard staan, en met de pook in het vuur stootende, dat de vonken omhoog vlogen, zeide hij;

"Heden middag, zooeven, toen ik bij haar was!"

"Weet gij ook, dat het uws vaders ring is, Army?"

De jonge man keerde zich plotseling om. "Neen, mama, dat heeft grootmama mij niet gezegd; zij sprak slechts in het algemeen over de beteekenis van het wapen en--"

"Nu, mijn kind, dan zal ik het u zeggen," klonk het van de lippen der barones, met een van aandoening bevende stem. "Het is de ring, dien grootmama eens van de koude, verstijfde hand uws vaders trok, toen hij--gestorven was" De laatste woorden klonken als een half onderdrukte snik. De spreekster zonk als bezwijmd in haar stoel neder.

"Mijn lieve, goede Mama!" riep Army en stond in een oogenblik naast haar, terwijl Nelly, over haar heen gebogen, haar wang tegen het met tranen besproeid gelaat drukte. "Ween niet, lieve mama!" bad hij, "ik zal den ring zoo hoog in eere houden, als dat slechts een zoon vermag, die trotsch is op de nagedachtenis zijns vaders; ik wil mijn best doen, even goed, even edel te worden, als hij was."

"Mama is ongesteld," zeide de zoon en haastte zich naar de schellekoord.

Doch een flauw: "Kom hier, Army! het wordt reeds beter," bracht hem aan hare zijde terug; zij nam dankbaar een glas water aan en sprak, terwijl zij poogde te glimlachen:

"Ik heb u verschrikt, arme kinderen. De herinnering aan den dood uws vaders is nog heden voor mij diep treurig; maar nu Army op het punt staat zijne intrede in de wereld te doen, moet ik met u over het verledene spreken, iets wat ik tot nu toe steeds vermeden heb. Gij zult u zeker wel eens in stilte verwonderd hebben," ging zij na een korte pauze voort, "over de eenvoudige, ingetogene levenswijze die wij voeren, over het volstrekte gemis van weelde en overvloed. Ach, Army, niet om mijnent- alleen om uwentwille doet mij dat leed. Gij gaat de wereld in onder de drukkendste omstandigheden, die men zich kan voorstellen, veroorzaakt door de grenzenlooze lichtzinnigheid uws--"

Zij hield ontsteld op en brak in bittere tranen los.

Army stond met gefronst voorhoofd bij den haard en zag tot de weenende vrouw op; de vroolijke uitdrukking was van zijn gelaat als weggevaagd, en om zijn mond was een trek van bittere teleurstelling zichtbaar.

"Toen ik hier kwam wonen aan de zijde uws vaders, ik, een kind van nauwelijks zeventien jaar," hervatte de barones, "vond ik hier enkel pracht en een vroolijk leven. Het slot Derenberg was sedert jaren beroemd wegens zijne gastvrijheid, en uwe grootmama verstond de kunst, de eer des huizes op te houden. Zij was toen nog beeldschoon, en haast even betooverend als op haar portret in de groote familiezaal boven; zij hield hartstochtelijk veel van pracht en praal. Jegens mij was zij z?? lief en goed, dat ik waarlijk meende, een tweede moeder gevonden te hebben. Ach, die korte glansrijke tijd was de schoonste mijns levens, en toen ik u aan mijn hart mocht drukken, mijn Army, en u, mijne Nelly, toen ontbrak er niets meer aan mijn geluk.--Daarop echter kwam het vreeselijke: de dood uws vaders. Plotseling en onverwacht trof ons het ongeluk."

Zij huiverde en drukte de bevende handen tegen de slapen, als om zich te herinneren, of dat, wat zij verhaalde, werkelijk tot het verleden behoorde.

"Na zijn dood werd de oude justitieraad Hellwig mij als curator ter zijde gesteld. Het bleek, dat onze zaken meer dan verward waren. Waarheen het oog zich ook wendde--hypotheken, pandbrieven, onbetaalde rekeningen; het was eene wanorde zonder wederga, waarin grootmama en ik ons eensklaps verplaatst zagen. Hoe vele slapelooze nachten, hoe vele kommervolle uren zijn sedert verstreken, en toch is tot heden, trots alle bemoeiingen van den ouden Hellwig, nog geen licht in den chaos gekomen."

"Wind u niet op, lieve mama!" bad de jonge officier, "ik wist het immers reeds lang, dat wij in bekrompen omstandigheden leven, hoewel ik niet vermoeden kon, dat wij zoo arm zijn; maar houd goeden moed! Er komen zeker ook weder andere, betere tijden, en grootmama heeft mij nog onlangs gezegd, dat de zaken niet zoo hopeloos stonden, daar wij toch nog een rijke erfenis van tante Stontheim te wachten hebben."

"Grootmama gelooft stellig aan deze erfenis, maar--"

"Zij wenscht," viel de jonge man zijne moeder haastig in de rede, "dat ik, alvorens naar mijn regiment te gaan, tante Stontheim zal bezoeken."

"Ik heb er niets tegen, mijn kind, en wensch van ganscher harte, dat grootmama zich niet bedriegt; maar wij moeten niet vergeten, dat de Derenbergs in Koningsbergen evenveel recht op de erfenis hebben als wij; de dochter van den overste Derenberg van het zestiende regiment heeft hetzelfde recht als gij en Nelly."

Op dit oogenblik opende Sanna, de oude dienstbode der barones, de hooge vleugeldeur, en de oude barones Derenberg trad binnen. Nog altijd een statige, gebiedende verschijning, ging zij, trots haar zestig jaren, nog volkomen rechtop. Zij droeg haar eenvoudig wollen kleed met dezelfde waardigheid als vroeger haar zwaar zijden sleepjapon. Haar dik, nog altijd donker haar, aan de slapen een weinig naar achteren gestreken, werd door een kanten mutsje bedekt, waaronder een paar groote zwarte oogen fonkelden. Over haar geheele verschijning lag een echt aristocratisch waas, en de fijne trekken drukten een niet te buigen trots uit. Hoe oud geleek die lijdende, gedrukte schoondochter naast deze indrukwekkende vrouwengestalte!

Add to tbrJar First Page Next Page

 

Back to top