bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: Liesje van den Lompenmolen by Heimburg W

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Ebook has 1455 lines and 72581 words, and 30 pages

Op dit oogenblik opende Sanna, de oude dienstbode der barones, de hooge vleugeldeur, en de oude barones Derenberg trad binnen. Nog altijd een statige, gebiedende verschijning, ging zij, trots haar zestig jaren, nog volkomen rechtop. Zij droeg haar eenvoudig wollen kleed met dezelfde waardigheid als vroeger haar zwaar zijden sleepjapon. Haar dik, nog altijd donker haar, aan de slapen een weinig naar achteren gestreken, werd door een kanten mutsje bedekt, waaronder een paar groote zwarte oogen fonkelden. Over haar geheele verschijning lag een echt aristocratisch waas, en de fijne trekken drukten een niet te buigen trots uit. Hoe oud geleek die lijdende, gedrukte schoondochter naast deze indrukwekkende vrouwengestalte!

Army ijlde haar te gemoet; hij ontnam haar een groot boek, dat zij in de hand hield, en geleidde haar naar den haard, waar Sanna ondertusschen eenige stoelen gereed gezet had. Ook haar kleindochter was opgestaan, en de bleeke vrouw veegde in stilte de laatste tranen uit haar oogen weg.

"Waarover werd hier gesproken?" vroeg de oude barones, terwijl zij plaats nam aan den haard en de dienstbode wenkte, heen te gaan. "Ik hoorde zoo iets van 'dezelfde rechten als Army en Nelly.'"

"Wij spraken over tante Stontheim en de erfeniskwestie," antwoordde hare schoondochter, zich ook aan den haard zettende, "en ik gaf als mijne meening te kennen, dat Blanka van Derenberg uit Koningsbergen evenveel recht op de erfenis zou hebben als onze kinderen."

"Blanka? welk een id?e!" riep de oude dame schouderophalend, "dat roodharige, klierachtige schepsel? Tante Stontheim heeft--goddank!--een te goeden smaak, om zulk een dwaasheid te doen;--overigens had zij, voor zoover ik mij herinneren kan, een zeer billijken afkeer van dien snoevenden overste en zijn hoogblonde gemalin, die hij, God weet! in welken hoek van Engeland of Schotland heeft opgedaan. Zij is immers een miss Smith of Newman? Nu, zoo iets duisters is het. Neen, Cornelie, dat is weer een van die ongehoorde, gezochte geschiedenissen, waarmede gij u-zelve en anderen kwelt."

De toon harer stem klonk spotachtig, zooals gewoonlijk, wanneer de trotsche vrouw tot haar schoondochter sprak.

"Army zal het bij de oude, knorrige tante wel zoover weten te brengen, dat zij hem het waarlijk vorstelijk vermogen vermaakt," viel de oude dame haar bits in de rede.

"Hoe bedoelt gij dat, grootmama?" klonk plotseling de stem des jongen mans. "Gij verlangt toch, hoop ik, niet, dat ik--een erfenisjager worden zal, zooals men dat noemt? Ik zal haar beleefd en hoffelijk bejegenen, zooals tegenover eene dame betaamt, maar dat is ook alles--kruipen kan ik niet;--wat zij mij vrijwillig niet wil geven, mag zij behouden!"

Verbaasd richtte de grootmoeder zich uit haar achtelooze houding op, en haar oogen fonkelden van toorn over deze onverbloemde verklaring van haren kleinzoon. "Zou men dat wel van zulk een jongen melkbaard gedacht hebben?" vroeg zij op een toon, die zij te vergeefs poogde schertsend te doen klinken, want haar stem beefde van ergernis. "Wel, Army! hebt gij met den cadettenrok ook den eerbied afgelegd en meent gij, wijl gij sedert acht dagen de ?pauletten draagt, nu het recht te hebben, uwe grootmoeder te vermanen en haar goede raadgevingen te versmaden? Gij zijt nog veel te jong om den toestand, waarin ge nu komen zult, juist te kunnen beoordeelen. Is dat jachtmaken op erfenissen, wanneer men de liefde eener oude, eenzame bloedverwante zoekt te winnen?"

"Ja, grootmama," zeide Army beslist, zonder dat ??n trek op zijn lief gelaat veranderde. "Ja, dat is het, indien men met de liefde, ook het geld van iemand zoekt te winnen--"

"Dat men hoog noodig heeft, wil men zijn leven lang geen gebrek lijden, en zijne dagen in kommer en ellende slijten, in een slot zonder heerlijkheid en inkomsten," viel de oude barones hem toornig in de rede en schoof heftig haar stoel achteruit.

"Dat stem ik toe, grootmama; ik zou ook zoo boud niet gesproken hebben, zoo er niet nog eene erfgename ware; maar dewijl Blanka--"

"Alweder die Blanka! kent gij haar misschien? Weet gij of zij nog leeft, dat ziekelijke schepsel? 't Is akelig, zulke kinderwijsheid te hooren uitkramen, die sterk naar de cathechisatie-kamer riekt. Ik verlang dringend, Army, dat gij naar Stontheim gaat; ik duld geen tegenspraak; heden nog vertrekt de brief, die uwe komst meldt."

Zij stond op; haar trotsch gelaat gloeide en om den mond plooide zich een eigenaardige, hoogmoedige trek; nooit was de overeenkomst tusschen grootmoeder en kleinkind meer in het oog vallend geweest. Met vlammende oogen en vast op elkander gedrukte lippen, stonden zij tegenover elkander, zonder dat de een voor den ander het veld wilde ruimen.

"Gij vertrekt morgen namiddag, met de post van vijf uur," zeide de oude koel, en zonder de toestemmende buiging des jongen mans af te wachten, groette zij haar ontstelde schoondochter met een nauw merkbaar hoofdknikje, en ging heen.

Een pijnlijke stilte volgde, toen de vleugeldeuren achter de hooge gestalte der oude barones dicht vielen. Hij, die het gewaagd had, de trotsche vrouw tegen te spreken, wier woord een bevel voor alle huisgenooten was, hij stond in zoo rustige houding voor den haard, en staarde zoo onverschillig in de vlammen, alsof er niets gebeurd was. Nelly zag haar broeder verwonderd aan; hij scheen een geheel ander mensch te zijn. Niemand sprak een woord, totdat de oude Sanna binnentrad met een brief in de hand, en vroeg:

"Heeft Mevrouw de barones ook iets noodig uit het dorp? Hendrik moet naar de post; het sneeuwt sterk, en wellicht kon het dan meteen geschieden."

De barones antwoordde ontkennend en de oude vertrok. Intusschen was Army aan de tafel gaan zitten en bladerde in het boek, dat hij zooeven uit de handen zijner grootmoeder genomen had.

"Daar vind ik iets over onze schoone Agnese Mathilde boven in de familiezaal," riep hij vroolijk: "kom eens hier, zusje! Dat is interressant--hoor maar!"

Het jonge meisje ging naar hem toe, boog zich over de leuning van zijn stoel en zag nieuwsgierig naar het geelgeworden papier, dat met moeielijk te ontcijferen schrift bedekt was. Hij las, langzaam spellende:

"Op den dertigsten November Anno 1694 is hier in het slot Derenberg het lijk der hooggeboren vrouwe Agnese Mathilde, barones van en tot Derenberg, Sch?ttenfeld en Braunsbach, geboren vrijvrouwe van Krobitz uit het stamhuis Trauen, in den grafkelder plechtig begraven, en wel z??, als zij het bij haar leven zelve beschreven had. En het lijk stond in de zaal naast de kapel, en de doodkist was bedekt eerst met een fijn wit, en daarover een zwart satijnen lijklaken, waarop genaaid was een kruis van zilverdoek. Bovenop lag in het midden een verguld zilveren crucifix, en aan elke zijde waren acht kleinere, aan het hoofd- en voeteneinde echter grootere op oranjekleurige zijde geborduurde wapens van Derenberg en Trauen, bevestigd. De kist werd alleen door de adellijken, die in de buurt woonden en hier dikwijls feest gevierd hadden, in de kapel gedragen. Daarachter gingen de zes zonen der overledene, dan volgde de weduwnaar, die zeer bedroefd was."

"Dat is vervelend," viel de jonge officier zichzelf in de rede, "maar wat staat hier?--luister!"

"En de schoone Agnese Mathilde, barones van en tot Derenberg is een zeer trotsche en kloeke vrouw geweest, die haar man in alle nooden wakker ter zijde stond.

"Zij had een slanke gestalte en rood haar, hetgeen eigenlijk geen goed teeken moet zijn, zooals het oude rijmpje zegt:

De schoone vrouw en 't schoone paard, Zijn ongetwijfeld zeer veel waard; En zijn ze zonder booze nuk, Dat is voorwaar een groot geluk. Let daarom op de kleur van 't haar, En is dat rood, dan dreigt gevaar.

"Doch zij heeft niet meer gebreken gehad dan andere vrouwen; zij was een schoone vrouw; een ridder was voor haar zoodanig in liefde ontstoken, dat hij, toen zij zijn smeeken geen gehoor wilde leenen, zich uit wanhoop het leven heeft benomen, 't geen God hem moge vergeven; en in zijn bloed badende, heeft zij hem voor de deur van haar vertrek gevonden, waardoor zij z?? ontstelde, dat haar plotseling een zware ziekte is overvallen, zoodat men meende, dat zij ellendig zou sterven. De goede God heeft haar echter een spoedige herstelling geschonken; maar zij heeft na dien tijd niet weder gelachen, en de ridder, een jonker van Streitwitz, is in den slottuin alhier begraven."

"Wat zegt gij daarvan, mamaatje?" riep Army opgewonden; "ik wil graag gelooven, dat iemand zich om haar van het leven heeft beroofd; het is een wonderschoon gelaat. Ik wenschte wel, dat ik haar beeltenis konde meenemen, en op mijne kamer ophangen; zij moet een bekoorlijk schepsel geweest zijn, die Agnese Mathilde."

"Wel, Army!" lachte de barones, "ik wist niet dat uw eerste verliefdheid eene doode gold! Nu, het is ten minste niet gevaarlijk--wat zegt gij, Nelly?"

Nelly zweeg; de opgeruimde stemming wilde niet weder in den kleinen kring terugkomen; het jonge meisje zat zwijgend over haar werk gebogen en dacht er over, wat zij Liesje ter verontschuldiging zou zeggen; Army verdiepte zich weder in de lectuur van het oude boek, en om den mond der barones was het vluchtige lachje verdwenen. Nu en dan streek zij met de hand over de oogen en zuchtte diep; telkens wanneer zulk een bange zucht het oor harer kinderen trof, zagen zij op en rustten hun vragende blikken droevig op het bekommerde gelaat der moeder; daarop nam elk zijne bezigheid weder ter hand.

"De genadige vrouw barones wenscht op haar kamer thee te drinken," zeide de binnentredende oude Sanna, "zij laat zich bij het avondeten verontschuldigen; de barones heeft hoofdpijn."

De oude vrouw droeg een presenteerblaadje met een ouderwetsch kannetje en kopje in rococo stijl. Zij was blijkbaar voornemens, haar meesteres de thee te brengen en stond nu, op antwoord wachtende, bij de deur; zij sloeg een onderzoekenden blik op de drie gestalten, als om te zien, welken indruk dit bericht op hen maakte. De peinzende vrouw aan den haard scheen haar woorden niet gehoord te hebben en zag verschrikt op, toen haar dochter vriendelijk zeide:

"Wij betreuren dat zeer, lieve Sanna, en wenschen grootmama van harte beterschap."

"Is uwe genadige vrouw ongesteld, Sanna?" vroeg de barones.

"Ja zeker," antwoordde deze, en de groote, beenige figuur richtte zich in haar volle lengte op, terwijl zij met haar grauwe oogen de vragende strak aankeek. "De barones was reeds niet wel, toen zij van hier ging, want zij kwam met hevige hartkloppingen in haar kamer; ik heb haar reeds drie bruispoeders moeten geven. Als het maar niet iets ergers wordt!"

Er lag iets verwijtends, onbeschaamds in dit antwoord, minder nog in de woorden, dan wel in de stem en de uitdrukking van het gelaat, zoodat de barones Derenberg van verontwaardiging kleurde. "Het spijt mij zeer," zeide zij, haar stem verheffende en Sanna met de hand wenkende heen te gaan; "ik hoop dat de genadige vrouw morgen weer hersteld zal zijn."

"Zeer goed," antwoordde de oude en verliet het vertrek, maar haar houding en de uitdrukking van haar gelaat onder de geplooide muts waren eensklaps vijandig geworden.

Army was opgesprongen, en zag met toornige blikken de dienstbode na.

"Army, ik bid u," riep de barones, "laat haar! Gij maakt het er niet beter op, wanneer gij haar op hare plaats zet. Zij is altijd zoo geweest; het warme zuidelijke bloed verloochent zich bij haar evenmin als bij haar meesteres, en bovendien--zij vereert uwe grootmoeder afgodisch. Gij weet, Army, dat Sanna reeds met grootmama uit Veneti? hierkwam, dat zij het tijdperk van grootheid en rijkdom met haar doorleefd heeft, en nu trouw haar zorgen en ontberingen deelt. Sanna heeft veel goeds; een getrouwheid als de hare is zeldzaam; en u, kinderen, vooral Army, heeft zij boven alles lief; zij is buitendien ook al z?? oud, dat men haar niet veel kwalijk nemen kan."

Army antwoordde niet; hij nam zijne muts. "Ik moet een oogenblik naar buiten, anders slaap ik slecht," zeide hij, kuste zijn moeder de hand en verliet het vertrek.

Hij stond in den hoogen, killen corridor, en vroeg zichzelf af, waar hij eigenlijk heen wilde. "Eerst moet ik mijn paletot halen," dacht hij, en ging door de lange gang naar zijn kamer; hij was wonderlijk te moede--voor het eerst had hij den ernst des levens leeren kennen. Ja, hij wist wel, dat zijne familie in behoeftige omstandigheden leefde, maar met de gewone onbezorgdheid der jeugd, had hij zich daarover niet bekommerd. Nu had zijne grootmoeder er over gesproken en hem tegelijk het uitzicht op eene rijke erfenis geopend, maar er was nog eene erfgename, een klein, roodharig schepsel, zooals grootmama haar genoemd had.

Grootmoeder had gezegd: "Op u, Army, en op de Stontheimsche erfenis bouw ik al mijne hoop," en hij had haar iets verweten van jacht maken op erfenis. Maar Blanka dan, de kleine, roodharige Blanka--daar was zij alweer--maar tante Stontheim kon immers verdeelen tusschen Blanka, Nelly en hem--ja, dat was een uitkomst. Zou z?? alles nog niet terecht kunnen komen?

Hij huiverde; hij ging naar den haard en wierp een handvol hout op het haast uitgedoofde vuur; de vlammen vlogen knappend op uit het droge hout en wierpen een onzeker licht op den ingelegden vloer. Het roode schijnsel deed het vergulde loofwerk van den schoorsteen helder uitkomen en de oogen van den jongen man volgden droomend de kronkelingen van den eiken slinger, die onder de kroonlijst van den schoorsteen heenliep, en in het midden een omkranst schild vormde, waarop de spreuk:

"Wanhoop nooit aan God! Dan is geluk uw lot;"

een kernspreuk uit oude, lang vervlogen tijden. "Geluk is dan uw lot," herhaalde hij halfluid; had hij deze woorden dan nog nooit gelezen? Zij maakten thans een diepen indruk op hem; zou ook hij niet weder gelukkig kunnen worden?

Hij zag op naar de prachtige hertegeweiden--alle waren zij door de Derenbergs buitgemaakt, zooals de bijschriften met naam en datum vermeldden, in de bosschen, die men deels verkocht, deels verpand had. Maar het was immers mogelijk--waarom niet?--dat hij eenmaal weder d??r kon jagen, waar zijne voorouders zoo menige vroolijke jachtpartij gehouden hadden.

Weg met die zotte kuren! Het leven lag immers nog v??r hem, zoo vol hoop, zoo uitlokkend, en 't geluk kon immers komen.

Op zijn jeugdig gelaat blonk weder een zonnestraal; het hart klopte hem warm in de borst, en hij voelde den moed in zich 's levens stormen te trotseeren. "Voorwaarts dan in de golven des levens! Hoe sterker de branding hoe beter! Vreugd of smart, ik neem het zooals het valt; een leven zonder strijd is geen leven. Ik wil grootmama om vergeving vragen voor dat leelijke woord 'erfenisjacht', ging hij voort; ook mama mag niet meer zoo treurig zijn--waarom altijd zoo donker te zien? Zelfs de kleine liet haar hoofdje hangen; ja maar--dat was om Liesje, de kleine lompen-Liesje, bah! dat is niet de moeite waard er over te spreken, en zij zal zelve later wel inzien, dat--"

Hij floot een vroolijk liedje, toen hij door de gang naar zijne moeder terugkeerde.

Tweede Hoofdstuk.

Den volgenden morgen stond Army met een opgeruimd gelaat voor zijne grootmoeder; hij had hare vergiffenis verworven. Wel schudde zij lachend het hoofd, toen hij zijne meening herhaalde, dat de nog onbekende Blanka mee zou erven. "Gij zijt een dweeper, Army," zeide zij schertsend, doch sprak hem niet tegen; alleen wees zij op een tabouret aan haar voeten. "Ga zitten! Ik heb u nog wat te zeggen, voor wij scheiden."

De vertrekken der oude dame hadden hunne weelderige inrichting behouden, en maakten op het eerste gezicht een bijna prachtigen indruk. Wie nauwkeuriger toezag, bemerkte wel, dat de kleur der zware purperen stof verbleekt, en de zijde hier en daar doorgesleten was, maar niettegenstaande dit alles, gaven de gordijnen voor deur en vensters, de sierlijke palissanderhouten meubels, het zware Smyrnasche tapijt aan het vertrek een deftig aanzien. De wanden waren versierd met in gouden lijsten gevatte, vroolijke Italiaansche landschappen; 't waren herinneringen aan de gelukkige dagen, door de barones als gevierde gravin Luja te Veneti? en Napels doorgebracht, en bij deze herinneringen vergat zij het troostelooze heden.

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

 

Back to top