Read Ebook: Goethe: Een Levensbeschrijving by D Oliveira E Elias
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page
Ebook has 739 lines and 118452 words, and 15 pages
Hij werd een echte baas in paardrijden en schermen; de vele lichaamsoefening gaf hem een houding als van een prins: hij ging grooter lijken dan hij werkelijk was.
Godsdienstonderwijs kreeg hij aanvankelijk alleen van zijn innig vrome moeder. "Vrouw Raad" die bij iederen tegenspoed naar haren bijbel greep, doch niet zoo orthodox was als zij wel meende, las met haar kinderen het Oude Testament. De Heilige Schrift met haar hartstochtelijke, diepbewogen taal, met hare helden, zinnebeelden en idyllen, met haar warme gebeden en hare trillende liefdesliederen, werd den veel-wetenden, immer zoekenden knaap in waarheid het Boek der boeken; zij hielp hem zijn verstrooide geleerdheid ordenen. Zijn latere bedrevenheid in natuurwetenschappen kon zijn eerbied voor na?ef-onwaarschijnlijke wonderverhalen nooit schokken. Maar de tijding van de aardbeving in Lissabon, waarbij, naar men zeide, zestigduizend menschen het leven hadden verloren, greep den zesjarigen knaap smartelijk aan. Wat! riep hij uit onze God die aarde en hemel heeft geschapen en in stand houdt; God, die volgens ons eerste geloofsartikel zoo wijs en goedertieren is; is God onvaderlijk genoeg om brave en slechte menschen in ?en slag te vernielen? Dat kan ik niet gelooven.--En dagen lang trachtte hij zijn twijfel te overwinnen. Zijn vader, die hem liefst rechtzinnig hield, pakte hem mee naar de kerk, waar een bekend dominee naar aanleiding van de ramp een preek gaf. Nu, zei de kleuter bij het thuis komen, ik heb er nog eens over nagedacht, maar de zaak is toch eenvoudiger dan dominee zegt: God zal nu toch ook wel weten, dat onsterfelijke zielen niet vernietigd kunnen worden door aardsche gebeurtenissen.
Natuurlijk moest ieder blijk van oprechte kinderlijkheid in haar al te ernstigen Wolf de moeder diep treffen, vooral wijl hij zijn beste gevoelens binnenhield als men hem die niet ontlokte. Toen hij in zijn negende jaar zijn jonger broertje verloor, huilde hij niet, want Broer was bij God in den hemel.--Maar hield je dan niet van 'm, dat je zoo makkelijk zonder hem kunt?--Of ik van hem hield...? Wolf snelde naar zijn dakkamertje en haalde van onder zijn bed een pak papieren. Lessen, oefeningen, eigengemaakte verhalen: Kijk, dat heb ik allemaal voor 'm bewaard, zei hij eenvoudig; dan kon hij er later plezier van hebben.
Na den dood van de grootmoeder liet Geheimraad Goethe zijn huis--tot dan toe ongeschonden bewaard--verbouwen en gezelliger inrichten. Geleidelijk, en stelselmatig, opdat de kinderen overal van konden leeren. Z?o geleidelijk, dat de bewoners in hun bedden nat regenden. Kleine Wolfgang, als metselaar gekleed, legde den eersten steen; en hoe toen de meesterknecht een redevoering wilde houden, doch middenin bleef steken, vinden wij in een van zijn Latijnsche opstellen verhaald. Nu moesten de kinderen den heer des huizes helpen: zijn rijke mineralen-verzameling, zijn collectie Venetiaansche glazen, zijn oude wapenen, zijn talrijke boeken moesten gerangschikt: gangen en zalen werden met gravures van Italiaansche landschappen, met schilderijen behangen; overbodige meubels en erfstukken werden van de hand gezet; Wolf moest op kunstvoorwerpen bieden in veilingen, en maakte van de gelegenheid gebruik om zich zelf een en ander aan te schaffen. Nu kwamen allerlei werklieden en fijnschilders in huis; die moesten hem hun proc?d?s en handgrepen uitleggen; hij keek ze op hun vingers, en trachtte de wisselwerking tusschen karakter en beroepskeus in hen na te speuren. Te midden van al die drokte vond hij zich zelf, daar de vader hem niet zoo streng op de hielen kon zitten.
Zijn aanleg tornde op tegen Caspars stelselmatige grondigheid: Hij schreef oude en nieuwe talen, hij schreef ze correct, en wist toch weinig van spraakkunst. Hij was niet in staat, zijn weten langzamerhand en uit kleine onderdeeltjes op te bouwen. Het was hem allereerst te doen om den dr?ad; hij wilde de zaken ineens, van uit hun kern doorzien. Nu deze taal beoefenen en over een uur weer een andere, dat stond hem niet aan. Hij zon op middelen om al zijn kennis tegelijkertijd te beheerschen en uit te breiden. Zoo schreef hij een veeltaligen roman in brieven: Een half dozijn broers en zusters, over heel de aarde verspreid, vertelden elkander hun wederwaardigheden, in lange epistels, zooals die destijds vaak van hand tot hand gingen. De een had het in deftig Duitsch over zijn reizen, waarop een zuster in zoogenaamd "vrouwenduitsch", met korte gebrokkelde zinnetjes, antwoordde. De theologische student van het troepje bediende zich van 't Latijn en maakte Grieksche na-schriften; twee kantoorbedienden schreven Fransch en Engelsch, een musicus Italiaansch, en een die thuis was gebleven, in zijn geboortestad had opgelet, schreef Jodenduitsch.--Een dergelijke poging tot samenvatten is te vinden in de "Ochtendgelukwenschen", die hij in zijn geboortemaand Augustus aan zijn "dierbaarsten vader" opdroeg. Tot den 14en schreef hij ze in 't Duitsch, daarna in Latijn en Duitsch, vervolgens in 't Grieksch.
Hij was nog heel jong, toen hij werd aangegrepen door een formeele "vers- en rijmwoede", nog aangewakkerd door de wedstrijden in het dichten en improviseeren, die een huisvriend de kinderen uit zijn omgeving deed houden. Op elk onderwerp dat men hem voorlegde wist hij vlam te vatten, in alle genres beproefde hij zijn geluk; boertige dingskens zoowel als geestelijke zangen bracht hij voort. En ieder jaar bood hij zijn gevleiden vader een bundel "Verzamelde Gedichten" van vijfhonderd kwarto bladzijden aan als verjaarsgeschenk;--waardoor hij zich hoopte te vrijwaren van de doodsche oefeningen in het schoonschrijven. Om zich in zijn Latijnsche-taalwerk een beetje zelfstandigheid te veroveren, stelde hij zijn Latijnsche gesprekken op, tusschen "De Vader" en "De zoon"; hij behandelde daarin onderwerpen uit zijn eigen leven. Zoo, een bezoek aan den welgevulden wijnkelder, dien de familie Goethe uit grootvaders logement had ge?rfd; en een woordenwisseling met zijn gestrengen heer en vader, die te weinig eerbied koesterde voor zijn boetseerwerk in was. Met uitbundige scherpzinnigheid, met onvertaalbare woordspelingen en ouwelijke grappen treedt "De zoon" zijn knorrigen belager tegemoet. In kernachtigen dialoog wordt "De vader" schaakmat gezet, en ten leste, bij wijze van genadeslag, verbluft met een vraag aangaande de grondbeginselen van de schoonheidsleer. Acht jaar is de schrijver van deze gesprekken. En: "Labores Juveniles"--"Jeugdwerk"--zet hij er boven. Die titel zegt veel!
Daar brak oorlog uit tusschen Pruisen en Oostenrijk. Zijn grootvader de schout, en met dien het grootste deel van de familie, stond aan de zijde van den keizer; hij en zijn vader kozen partij voor den grooten Fritz, den manmoedigen Pruisenkoning. Hij had altijd veel van zijn aanzienlijken grootvader gehouden, maar van toen af kon hij des Zondags aan diens tafel, waar allerlei kwaad werd gesproken van zijn held, niet meer aarden; de brokken bleven hem in de keel, en voor het eerst kreeg hij het gevoel van minachting voor de meeningen van de groote massa, dat hem later zoo eigen zou worden. Zijn verbeelding gloeide, toen daar uit den toren de nadering van troepen werd aangekondigd, toen de Fransche bondgenooten des Keizers de wacht listiglijk overweldigden en de stad bezetten. De heer Goethe beschuldigde zijn schoonvader van verraad: de twee stonden met getrokken degen tegenover elkaar. Caspar verweet den schout dat hij de vrije stad had verkocht aan den vijand; en dat hij een mooie gouden keten had aanvaard van de keizerin.... Hij was een lang poos doorloopend uit zijn humeur, zoo dat hij het leeraren er aan gaf. Wolfgang werd naar school gezonden.
Daar kreeg hij aanleiding, te getuigen van zijn grooten eerbied voor tucht en orde: Drie apen-van-jongens sarden hem gedurende de afwezigheid van den meester; hij liet ze begaan, want vechten was verboden. De leeraar bleef weg en ze prikten hem in zijn beenen tot het bloed er langs liep; hij bleef roerloos zitten. Maar toen het uur voorbij was, rammelde hij de kwelgeesten met de koppen tegen elkander, dat de buren er aan te pas kwamen.
In de juist verbouwde woning van den ouden Goethe werd een "luitenant des konings", de Franschman Thoranc ingekwartierd. Een kunstlievend, wellevend man, tactvol genoeg. Hij had den overval van Frankfort voorbereid en was thans met de rechtspraak belast. De heer des huizes kon hem niet luchten of zien en moest aanhoudend door zijn vrouw gesust worden. Maar eens--de Pruisen waren nabij Frankfort geslagen--gaf hij toe aan een dolle woede jegens zijn gast; en werd met moeite voor gevangenschap behoed.
De gast nam eenige kunstschilders in dienst, om groote doeken voor hem te vervaardigen, die op zijn kasteel als wandversiering zouden dienen. Wolfgangs dakkamer werd het atelier. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om de techniek van het schilderen af te neuzen en fungeerde ook gaarne als model.
Van zijn grootvader kreeg hij een vrijbiljet voor den Franschen schouwburg. Nu zijn vader niet meer zoo voortdurend op hem lette, kon hij daar vaak rondzwerven; en hij keek scherp uit zijn oogen. Hij maakte kennis met een jong Fransch acteur, zekeren D?rone, een echten snoever, die alle critische wijsheid van die dagen in pacht scheen te hebben, en beweerde, dat hij de directie tamelijk wel naar zijn hand zette. Nu kreeg jonge Wolfgang achter de coulissen--er was maar ??n kleedkamer!--heel veel ongegeneerdheid te zien. Hij werd vroeg ingewijd. Maar zijn moeder overschatte hem niet, toen ze vertrouwen stelde in zijn reeds gevormd karakter: inderdaad nam hij aan de lichtzinnige tooneelisten geen aanstoot; nat?urlijk hadden acteurs noch actrices twee costuums op elkander aan!
Hij ontmoette ook de zuster van zijn nieuwen vriend en hij kwistte dit dametje allerlei romantische galanterie?n, die met tanteachtige gelijkmoedigheid in ontvangst werden genomen. Doch geen verdere gevolgen hadden.
Het Fransche treurspel prikkelde hem nu tot navolging. Hij had inzicht in de tooneeltechniek, de rimram der Alexandrijnen dreunde hem door 't hoofd. Hij schreef een "classieke tragedie", welke hij aan het deskundig oordeel van het jongemensch, dat de directie naar zijn hand zette, onderwierp. "Zeer geslaagd", meende de criticus; "ik zal een goed woordje voor je doen en meteen hier en daar een kleinigheid voor je veranderen".--Maar tot Wolfs ontsteltenis bleef er na de correctie van het heele drama niets meer over; en de revisor overdonderde hem met de machtspreuk, dat "Het drama" eenheid van plaats, van tijd, van handeling eischte. Hij bestudeerde toen ernstig wat Corneille en Racine daarover hadden geschreven. Dat hij er niet in slaagde, de Fransche meesters te bewonderen, het zal den lezer later blijken.
Al bereikte hij nog niet een toonbaar resultaat, in zijn onbewuste wezen had zich reeds smaak voor het tooneel gevormd. Hij had zich en zijn huisgenooten meermalen vermaakt, door in de van grootmoeder ge?rfde poppenkast voorvallen uit het dagelijksch leven, uit den bijbel, achter het voetlicht te brengen: de B?hne werd dan in de deuropening van zijn kamertje opgesteld. Hij kreeg een voorproeve van den strijd dien hij zijn leven lang met zich zelf op dit gebied zou voeren, toen hij zijn geestelijk spel "Jerusalem Verlost" gaf; en daarbij eensklaps bleef haperen, uit den dialoogvorm in den verhaaltoon overging, wijl hij de zielsbewegingen van zijn helden niet langer door aaneensluitende daden of gesprekken wist uit te beelden. Het publiek lachte en begreep niet, hoezeer deze principi?ele mislukking hem verdroot. En hij bleef altijd pogen, bekende verhalen te "dramatiseeren". Bij de geschiedenisles ging hij pas goed luisteren, als er personen werden behandeld, wier wezen hij z?g, wier woorden hij rechtstreeks hoorde. Hij had dit van zijn moeder, die in haar zelfverzonnen sprookjes aan natuurkrachten en beesten en hemellichamen menschelijke vormen gaf en menschelijke stemmen. Eerst later jaren zou hij zich bewust worden van de taak: zijn talent, dat op beschrijven en op analyseeren was aangewezen, te verzoenen met zijn phantasie, die hem het plastische, tooneelmatige voorspiegelde.
De vertaling van in dit werk gebezigde Duitsche woorden, uitdrukkingen etc. vindt men in de Bijlage; ook enkele niet Duitsche maar toch vreemde woorden zijn daar verklaard.
Als kind organiseerde hij een eigen troep, die door vaders vindingrijken huisknecht van costuums en requisiten werd voorzien en welks voorstellingen meestal uitliepen op een ranselpartij: Wolfgang verwachtte dat zijn medespelertjes bij intu?tie hun rollen zouden kennen in de stukken, die hij hun kort te voren in hoofdtrekken had verteld.--
Tot groote verlichting van den Geheimraad trokken de Franschen eindelijk, na zeven jaren, af. Nu werd de bovenwoning verhuurd, zoodat er voor het gezin weinig, voor inkwartiering heelemaal geen plaats meer bleef. Het was met Wolfgangs vrijheid gedaan: zijn vader zette hem weer aan 't werk. Hij kende nu genoeg Latijn om de lessen aan een academie te volgen, maar hij was nog veel te jong. Daarom wijdde de Geheimraad zelf hem in in het Romeinsch recht en liet hem ook kennis maken met de elegantere jurisprudentie van latere tijden. De oude heer moet wel verrast zijn geweest, toen het zoontje verzocht, hem nu ook een Hebreeuwschen meester te geven: zijn afkeer van het uitverkoren volk had hij allang overwonnen en hij had eerbied voor de eigenzinnigheid, waarmede de Joden aan hun gebruiken hingen; bij het voorbereiden van zijn veeltaligen roman hadden sommige vreemde woorden zijn nieuwsgierigheid geprikkeld. De rector van het gymnasium onderwees hem nu in het Hebreeuwsch, probeerde hem den bijbel in den grondtekst verstaanbaar te maken; hij bracht den man in verlegenheid door zijn bemoeizuchtige vragen, waaruit duidelijk genoeg bleek, dat hij liever met zijn twijfel pronkte dan dat hij een antwoord vond.
Hij ondernam nu tochten door het Ghetto, kreeg in de "Judengasse" aldra kennissen, bezocht de synagoge, verdiepte zich in ritueele plechtigheden, wisselde glimlachen en knipoogen met mooie donkere Jodinnetjes, als die Zaterdags wandelden op een veld bij de stad, wijl de groote pleinen haar waren ontzegd.
Zoo deed hij heel wat menschenkennis op, maar een kind bleef hij, en dit maakte hem zoo aantrekkelijk voor sommige vrienden van zijn vader, ouwe gesloten bullebakken, die hem aan hun tafel noodden en zich in zijn levenswijsheid verlustigden; misschien wel met de bijgedachte, hem voor hun idee?n te winnen. Geboren Frankforters hadden in dien tijd een hoogen dunk van zichzelf; daar nu echter niet alle burgers in den Gemeenteraad konden zitten, werd Frankfort de stad van de "miskenden". Een er van hoopte een diplomaat uit hem te vormen, omdat diplomaten het best nog door de wereld rollen. Een ander, een geleerde eenzame menschenhater met ?en oog en een pokdalig gezicht, die de rechtspractijk niet mocht uitoefenen omdat hij gereformeerd was, trachtte hem aan het verstand te brengen dat hij advocaat moest worden; om have en goed te kunnen verdedigen tegen het altijd loerende menschgespuis, of van tijd tot tijd een of anderen schurk in de doos te draaien....
Op zijn Zondags uitgedost: 't haar gefriseerd en bepoederd, een slepend lint aan het degengevest, groote zilveren gespels op zijn schoenen; met witte kousen, zijden gilet en zwarten rok .... z?? legde hij naarstig bezoeken af bij oude en jonge vrienden. Hij had van moedertje geleerd, in ieder het goede te zoeken, niemand te "bemoraliseeren". En hij gaf klagers en mopperaars ten volste zijne aandacht, maakte voorzichtige, diepzinnige opmerkingen , vermeed gezegden die tot botsing konden leiden: en ontwikkelde dus zijn ingeschapen vaardigheid, van tegenstanders te leeren. Zijn speelmakkers beheerschte hij, wat die zich gaarne lieten welgevallen, als hij maar een van de sprookjes verhaalde, waarin hij zelf als held optrad: dan waren ze zijn "lakeien". Eens, toen hij er zich naar gewoonte op liet voorstaan, dat de schout van de vrije stad Frankfort zijn grootvader was, wierp een kwaadaardig joch hem tegen, dat zijn papa de natuurlijke zoon was van een adellijk heer. Wolfgang vond het echter zoo prettig, te zijn zooals hij was, dat het er voor hem verder niet op aan kwam h?e hij het was geworden. Overigens toonde hij zich niet gekrenkt maar gevleid. Op alle portretten van edellui, die hij onder het oog kreeg, zocht hij naar gelijkenis met vaders trekken. Dat hij wel eergevoel bezat bewijst het duel-op-den-degen, dat hij met Monsieur D?rone voerde, waarna een plechtige verzoening werd gevierd, onder het genot van een ferm glas--amandelmelk. Vreemde jongen! Op zijn zevende jaar besloot hij, de theologische disputen met zijn catechiseermeester beu, "naar eerwaardig bijbelsgebruik God rechtstreeks, d.i. in Zijn werken te eeren". In zijn dakkamertje stapelde hij tegen een muziekhouder een pyramidevormig altaar van steenen en schelpen die hij uit de bekende mineralen-verzameling had ontvreemd; en als de eerste stralen van de morgenzon door zijn venster streken, werden zij in een brandglas saamgetrokken en ontstaken een welriekend dankoffer. De opstijgende rook beduidde het verlangen van zijn ziel naar den schepper der natuur.
Wolfgang kreeg bedenkelijk veel vrijheid, toen in Frankfort, na afloop van den oorlog, de kroning van Keizer Joseph II plaats had. Hij moest, nadat hij het d?tail van vroegere kroningen vaak tot diep in den nacht had bestudeerd, zijn vader over alle belangrijke gebeurtenissen rapport uitbrengen.
Zijn geest kon eerst in een andere omgeving tot hernieuwde werkzaamheid zich spannen. Reizen en trekken werd nu en in later tijd zijn redding, als hij een verdriet, een aarzeling, een onbegrijpelijkheid moest overwinnen.--
Met zijn nieuwen onderwijzer,--die schrander genoeg was, om hem in de vrije natuur vaak aan zijn gevoelens over te laten--doorliep hij de geschiedenis van de oude wijsbegeerte. Hij maakte het den man lastig met vragen, "die deze later wel eens zou beantwoorden". Vurig verdedigde hij de bewering dat een afzonderlijke wetenschap van het denken overbodig was. Neen! een boek als de bijbel, waarin kernachtige wijsheid met geloof en po?zie was vermengd, daar had de wereld behoefte aan; en aan mannen als de Sto?cijnen die zich in hun ziel wapenden tegen moeilijkheden des levens!... Hij had de tastbare werkelijkheid te zeer lief om zich met ijle gedachten te vergenoegen; doch hij bezat een te fijnen geest en te veel neiging om in alles ??nheid te zoeken, om in een enkele kunstuiting--hetzij beeldende kunst of lyriek--bevrediging te verwachten. Het was hem niet te doen om de gedachte-zelf, want die leefde voor hem geen afzonderlijk leven; doch om de innerlijke beteekenis van wat hij zag en ondervond. Zijn verswoede werd langzamerhand een virtuositeit, die van toen af op zich zelf geen doel kon hebben. Het ontbrak hem echter aan stof en hij was blij als iemand hem iets voorlegde dat hij "bezingen" kon: zoo zijn zijn "Po?tische gedachten over Christus' hellevaart" blijkens hun ondertitel "op verlangen ontworpen". Zijn vaardigheid in het spelen met woorden en rijmen was sneller gegroeid dan zijn levensinzicht, en zoo moest zijn beeldspraak, waar hij eigen meeningen wilde aanduiden, wel tamelijk los, en ineengedrongen duister zijn,--hoe cordaat ook neergeschreven. Een kenmerkend voorbeeld hiervan geeft het dichtje, dat hij op zijn zestienden verjaardag in het album van een vriend stelde. Zonder naderen uitleg maar "in allen ernst" vergelijkt hij daar de wereld "die men voor de beste houdt" beurtelings bij een moordenaarshol--een studente-kamer--een operagebouw--een professorsdrinkgelag--met po?etkoppen, schoone rariteiten, afgesleten geldstukken.
"Een die zich op de schoone wetenschappen toelegt", aldus teekende hij het gedicht. En verried daarmee meer dan hij wilde zeggen: Terwijl hij zich door zijn vader liet africhten tot de rechtsstudie; terwijl hij, de kamer op en neer marcheerend, zijn invallen dicteerde aan een schrijfknecht; terwijl hij doolde op jaarmarkten en missen, waar bizar gekleede vreemdelingen dooreenwoelden--rees in hem het voornemen, z?lf zijn loopbaan te kiezen, professor te worden in de kunstgeschiedenis of in de classieke letteren. Zijn algemeene kennis ontwikkelde hij nog verder door in eenige encyclopedie?n, o.a. in de bekende "Dictionnaire historique et critique" van Pierre Bayle, te snuffelen; en meer en meer teekende zich de weg, die hem door zijn geestesbehoeften was aangewezen. Maar alleen zijn zus Cornelia wist er van: zij begreep hem zoo volkomen, dat hij haar man zou willen worden indien hij haar broer niet was.
Hij heeft zich eens in enkele verzen afgevraagd, wat er nu toch eigenlijk voor oorspronkelijks in hem zat. Van mijn vader, zoo dichtte hij:
Vom Vater hab' ich die Statur, Des Lebens ernstes F?hren; Von M?tterchen die Frohnatur, Die Lust zu fabulieren....
en als de deelen het geheel vormen, wat heeft het wicht ten slotte dan van zich zelf!?
Het oorspronkelijke in zijn persoonlijkheid was hem nog niet helder bewust, toen hij als 17-jarig jongeling naar de Leipziger hoogeschool vertrok; toch zou hij zich nooit losmaken van zijn jeugd-indrukken, dat is te zeggen: van de wijze waarop zijn kiemende geest zich met zijn eerste ervaringen verstond; toch zal den lezer blijken, dat deze kinderdroomen in den gerijpten man nog uitwerken. Nog, of liever: pas, want kinderen grijpen ver.
Maar wel wist hij, dat hij anders was als degenen die hem met zooveel zorg hadden opgevoed: De teruggetrokkenheid waarin zijn vader leefde maakte hem bang; en hevig verlangde hij ontslagen te worden van de geestestucht, die men hem had opgelegd; daar onder de balkrijke zolderingen van het sombere ouderhuis.
Verpflanze den sch?nen Baum, G?rtner! er jammert mich. ODE aan BEHRISCH.
Hij voelde zich niet bepaald treurig, toen hij de poorten van zijn geboorteplaats achter zich had: voortaan zou hij zelf zijn leven regelen, met frisch gestel en sterken geest zich op de schoone wetenschappen werpen, rechtstreeks aansturend op het hoogleeraarsambt!
Maar toen hij Leipzig binnenreed had hij den eersten klap al te pakken: de postwagen was onderweg in de modder vastgeraakt, Wolfgang wilde natuurlijk met uitbundig krachtsbetoon een handje helpen en verrekte een paar borstspieren. Gedurende heel zijn studietijd zou telkens een knagende pijn zijn zenuwen overprikkelen.
Hij vond dat hij, om op slag te komen, zich eens flink moest vertreden en de academie-stad beviel hem wel bij eerste kennismaking. Deftige gebouwen met mooie gaarden; straten breeder dan in Frankfort en ook lichter, doordien de hooger gelegen ?tages der huizen de verdiepingen gelijkvloers niet overschaduwden; interessante omstreken met overvloed van gezellige roomtuinen; boekenstalletjes huis aan huis, en gewoel van vreemd-gedoste buitenlanders; een Fransche kolonie,--die als een leerschool van smaakvolle wellevendheid werd beschouwd en aan Leipzig wijd en zijd den roep gaf van "een galante stad", een "klein Parijs"; waar men er zich bovendien op liet voorstaan, je "feinste Teutsch" te spreken. Het was juist mistijd: drinkgelagen en banketten en rijjolen gingen niet van de lucht en de goudstukken schoten den onervaren studiosus tusschen de vingeren door, snel als waren het guldens. Maar hij genoot, en in zijn na?eve verbazing vond hij 't gewenscht, zijn zuster de zeer byzondere spijzen op te sommen, die de Fransche keuken hem van dag tot dag gaf te savoureeren.
Toen de teleurstelling: de Frankforter patrici?rszoon, het dichterlijke wonderkind, stond hier maar matig in tel. Zijn uitspraak klonk boersch en men glimlachte als hij zijn taal doorspekte met spreekwoorden, bijbelsche beelden, krachtige oud-Duitsche uitdrukkingen, die hij uit kronyken had opgediept.. Zijn kleeren, waarvan hij hoogen dunk had, bleken van verouderden snit en ze zaten nogal slof. Geen wonder: de huisknecht, die niet mocht leegloopen, had ze uit vaders onverslijtbare plunje gemaakt. En nu gebeurde het dat een komiekeling in een derderangs theater de menschen deed proesten, enkel en alleen door in juist zulke kleeren op te treden. Jonge Wolfgang, tot tranen ge?rgerd, was blij dat hij er in slaagde, zijn rijkvoorziene garderobe, met bijbetaling van ettelijke goudstukken, te ruilen tegen een paar moderne pakjes.
Hij ging zijn aanbevelingsbrief overhandigen aan den rector van de universiteit, hofraad B?hme. Deze verbood hem, de studie van de rechtswetenschap, waarvoor hij bestemd was, zonder verlof van zijn vader op te geven, teneinde voor zijn lievelingsvakken tijd te winnen. Dit ontnuchterde hem: doch B?hme, practiesch man, met weinig ontzag voor geleerdheid die door anderen werd onderwezen--overtuigde hem dat hij, als bewonderaar van de classieken, niet beter kon doen dan zich wijden aan de studie van het Romeinsche Recht. Deze raad, gevoegd bij de overweging dat zijn moeder en Cornelia het zouden ontgelden als papa Goethe tot de ontdekking kwam dat zijn plannen werden gedwarsboomd, maakte hem aanvankelijk tot een stipt en ijverige collegehengst. Maar B?hme had hem over het Recht en over de geschiedenis der staatsinstellingen niet veel nieuws te vertellen. En hij verdreef zijn verveling door in zijn dictaten caricaturen te teekenen van de rechterlijke ambtenaren die de lessen verduidelijkten.
Mevrouw B?hme interesseerde zich voor hem; ze trachtte met veel tact hem te beschaven, leerde hem kaartspelen en de nieuwste dansen, als middel om zich in gezelschap te kunnen bewegen. Ze won zijn vertrouwen. Toen droeg hij haar de verzen voor die hem hadden ontroerd, ook verzen van hem zelf, zonder de namen van de dichters te verraden. Zij keurde af, hij verdedigde. Maar toen zij haar oordeel motiveerde en de groote vraag aanroerde: Hoe onderscheidt men mooi van leelijk?--ging hij zwijgend naar huis.
Hij had tot dan toe in alle mogelijke "genres" gewerkt, omdat en zooals "men" het mooi vond; zijn onderwerpen werden hem, door vader of door zijn onderwijzers opgegeven. Juist doordat geen diepwortelende voorkeur hem aan een bepaalden stijl bond, juist doordat hij zich zoo vrij gevoelde tegenover zijn materiaal--het woord--juist daardoor kon hij als jongen verregaand bedreven zijn in vers-techniek. Hij wist wel te onderscheiden juiste verzen van foute verzen, maar niet schoone verzen van valsche verzen. Hij wist dat de vraag naar de normen van het Schoone hem eens zou verontrusten. Maar, alles wat hij onder vaders leiding deed als voorloopig en voorbijgaand beschouwend, had hij ze uitgesteld tot later. De vermaningen van deze hoofsche dame, denkelijk zoo zwaarwichtig niet bedoeld, betroffen de kern van zijn talent. Eensklaps besefte hij ten volle dat hij leege dichtstukjes had voortgebracht, vormen, wier correctheid doelloos was, omdat po?tische inhoud ontbrak; woordenpraal die onder het niveau bleef, waarop men zich om mooi of leelijk bekreunt. In hem hadden kunde en leven elkander nog niet bereikt.... En op een goeden dag smeet hij heel het pak dichtoefeningen dat hij van huis had meegebracht in den vlammenden keukenhaard.
Hij m?est echter zingen en hij zocht naar een inhoud, maar wie zou hem helpen. Zijn professoren in de letterkunde hadden geen begrip van aangeboren, niet aangel??rde, po?zie. In hun colleges werden de namen die hem lief waren nooit genoemd. Gottsched was een geslacht te oud, en voelde meer voor jeugdige vrouwen dan voor jeugdige dichters; Gellert vroeg hem teemend of hij wel trouw ter kerke ging, en wie zijn biechtvader was? Clodius was een rijmelaar, die kans zag in het kleinste gedichtje een tiental Grieksche goden en godinnen te huisvesten, doch dit van zijn leerlingen niet duldde; zonder te verklaren waarom. Wolfgang schreef meestal in verzen de hartstochtelijke gedeelten van zijn brieven en zijn opstellen--en dit waren zijn slechtste verzen niet--maar zijn leeraar verbood hem zulke ruwheid. Op het "Collegium philosophicum et mathematicum", dat alle studenten verplicht waren te volgen, werd de geest "duchtig gedresseerd en in Spaansche laarzen geregen". De meening van den jongen Goethe, dat een afzonderlijke wijsbegeerte niet noodig was, vond hier verdere bevestiging. De werkingen die ieders brein van jongsaf onbewust doch juist volbracht, zoo natuurlijk als eten en drinken, werden hier blijkbaar willekeurig ontleed; wat vroeger in eenen ging werd nu in drie?n geprutst; Philosophie en levende Gedachte gingen hier elkander uit den weg.--Eens bleef Wolfgang uit de gehoorzaal teneinde bij een koekenbakker in de buurt de flensjes, die juist op het lesuur dampend en geurend uit de pan kwamen, te gaan nuttigen. Het beviel hem zoo goed dat hij voor zulke flensjes in 't vervolg zijn aanspraken op wijsheid liet varen.
Tegen 't einde van het eerste leerjaar trok hij zich volkomen ontnuchterd uit het academieleven terug. Mevrouw B?hme stierf en haar echtgenoot, die Wolfgangs caricaturen had ontdekt, wilde niets meer van hem weten; de overige hoogleeraren van middelmatige geleerdheid ook niet. Het gezellig verkeer smaakte hem niet. Zijn manieren, aangeleerd evenals zijn dichtkunst, gingen hem niet vlot af. In de comedie gaapten de menschen als hij bewonderde, en ze juichten toe wat hem tegenstond. Hij voelde dat de brieven, die Cornelia hem schreef, bijna geheel door den ouwen heer waren voorgekauwd of ingegeven, en hij dorst haar niet schrijven wat hem beklemde, sinds zijn vader hem zijn epistels, gecorrigeerd met rooden inkt en van taal-, stijl-, en schriftkundige aanmerkingen voorzien, terugzond.
Hij kreeg het eenzaam. Geen mensch begreep hem. En als iemand hem kon helpen, dan hij zelf. "De laurier die den dichter siert"--hij had ze voor zijn vertrek uit Frankfort zeer nabij geacht--was uit zijn gezichtskring geweken. In hem was ruime leegte, en een benauwend-vaag bewustzijn van eigen genialiteit, een nooit gekend plichtsbesef, dat hem dreef tot zoeken, mijmeren en alleen-zijn.
Hij dineerde met een stelletje studenten in de medicijnen en de natuurwetenschappen: hun gesprekken kon hij verdragen, hun kennis had tenminste tastbare werkelijkheid tot inhoud; en met het algemeene er van raakte hij langzamerhand vertrouwd. Maar het gebeurde dat hij dagen achtereen van tafel bleef. Dan lag hij ergens in een bosch bij een beekje te peinzen en te neuri?n, kon zich geheel vergeten in de beschouwing van boom en plant, dacht terug aan het ouderhuis, aan zijn vrienden en de lieve meisjes die hij in Frankfort had gekend, aan den rustigen jongenstijd dien hij had doorleefd.... Maar plots herinnert hij zich dat dit alles niet terugkeert. Dan scheurt een schel wit licht de wazige woud-atmospheer vaneen, de golfjes van 't beekje gaan hem plagen, jagen hem voort. Hij kan zich niet wennen aan het idee dat hij verder moet, maar de twijfel maakt zijn bestaan van nu onhoudbaar.
In dezen tijd gebeurt hem voor het eerst wat hij later als een noodzakelijkheid zal leeren doorzien: Hij heeft gezocht een vaag ideaal en hij vindt--een vrouw die hem weergeeft aan het leven.
Hij heeft kennis gemaakt met den Frankforter advocaat Schlosser, een kalm en kundig man, die waarschijnlijk van den ouden Goethe opdracht had, bij gelegenheid een oogje te houden op den vreemddoenden zoon. Schlosser woont in bij den pensionhouder en wijnkooper Sch?nkopf, en Wolf gebruikt daar voortaan met hem het middagmaal, in gezelschap van enkele beschaafde, literair aangelegde heeren. Daar wordt dikwijls lang nagetafeld, en met de verdraagzaamheid, die een rustige spijsvertering teweeg brengt, onder het genot van de glaasjes wijn, door de aardige dochter des huizes geschonken, hooren die heeren onverstoorbaar elkanders meeningen aan en trachten zelfs het met elkaar eens te worden. In dezen kring, en niet 't minst door de ernstige toespraken van Schlosser, met wien hij nu dagelijks een paar uur verkeert, wordt mosj? Wolfgang dra de oude. Fransche en Duitsche, Italiaansche en Engelsche brieven vloeien weer uit zijn pen, zijn vrienden ontvangen weer ontboezemingen in welgemeten Fransche alexandrijnen, koddig en opgeschroefd nabrouwsel van Racine. Als Schlosser is vertrokken, kan hij van deze middagtafel niet scheiden: niet zoozeer om de spijzen als wel om de wijnschenkster. Want hij heeft zich binnen een week smoorlijk in haar verliefd.
Anna Catharina Sch?nkopf--hij noemt haar Antje, Annette of Kaatje--was drie jaar ouder dan hij. Aardig figuurtje, niet groot, maar flink ontwikkeld, open rond gezichtje; verstandig zonder geleerd te zijn, natuurlijk in haar manieren, altijd opgewekt, altijd gereed om een lastige aanbidder op zijn vingers te tikken; spotziek maar goedhartig,--zoo beschrijven haar Goethes vrienden. Hij zelf vond haar natuurlijk volmaakt, een engel; en ze had maar ??n gebrek, nl. dat ze hem beminde.
Immers hij wist dat hij haar nooit zou trouwen. Niet omdat het verschil in stand hem hinderde, ook niet omdat hij vreesde zijn vader te weerstaan. De reden lag dieper: Onophoudelijk drukte hem de plicht, zijn geestesaanleg ten volle uit te leven. Hij wist zich onvoltooid maar voor iets groots bestemd. Hij voorzag niet wat er uit hem zou worden, maar hij besefte dat hij niet mocht rusten, nergens wortel mocht schieten, voordat de leegte in hem was vervuld, voordat de scheppingsdrang in hem doel had gevonden.
--Toch kon hij geen afstand van haar doen. Zijn jeugd-krachtige hartstocht joeg hem telkens weer tot haar. Op hun liefhebberijtooneel speelden zij samen de verliefde rollen, en ze zongen samen, en zij begeleidde zijn fluitspel op het clavecimbel. En hij kon haar niet zien, of in zijn reeds overgevoelig gemoed ging de wroeging woeden; liet hij zijn verliefdheid gaan, dan bedacht hij daarbij dat hij een onvervulbare hoop in haar sterkte.
En hij laat zijn verliefdheid gaan. Om ongestoord met haar te kunnen samen zijn, neemt hij list te baat. Hij maakt het hof aan een uiterst coquette maar leelijke juffer, schijnt zich aan de grillen van die juffer geheel te onderwerpen: kleedt zich overdreven modieus, stapt met afgemeten passen en uitgestreken tronie door Leipzig, begroet zijn vrienden met zoo comedianterigen praat, dat zij het geen kwartier met hem kunnen uithouden. En zoo vermoedt niemand iets kwaads als hij met Antje babbelt. Maar hij voelt het kwaad. Hij zou haar zoo gaarne gelukkig zien en neemt zich in goede oogenblikken voor, nooit haar ontrouw te worden, als hij haar niet eerst in de armen van een ander heeft aangetroffen. IJdele gelofte! In zijn ziel heeft hij haar reeds verlaten. Hij is overspannen genoeg om de reden daarvan in haar te zoeken: Hij bestookt het meisje met fijn-gesponnen jaloezie, verlangt van het meisje onweerlegbare bewijzen dat hij "de eenige" is. Weer alleen op zijn kamer zet hij zich tot diep in den nacht durende zelfkwelling; hij kent geen genot of hij misgunt het zich, ontleedt het totdat er niets van blijft.
Maar zij weet dit niet en zou het niet hebben begrepen. Zij raakt in de war en lijdt; ze moet toch altijd vriendelijk doen tegen de gasten.
En als ten tweede male over hun grillige liefde het voorjaar strijkt, vlucht hij de stad uit en vindt zich we?r onder de linde, waarin hij te voren haar initialen heeft gesneden boven de zijne. Ziet: de levenssappen van den boom zijn naar buiten gebroken en lekken als tranen door haar naam over zijn naam. Nauwelijks heeft hij dit beeld doordacht of hij snelt naar huis en smeekt haar om vergiffenis. Te laat. Zij heeft in stilte hare liefde weggeschreid....
Aan Sch?nkopfs tafel verschijnt geregeld een zekere Behrisch: lange, magere sinjeur met scherpe trekken en wel-verzorgde kleedij; gouverneur van een paar jeugdige graven, die te Leipzig studeeren. Het waarlijk-geniale in Wolfgangs optreden, dat zijn gelijken in ouderdom ontsnapt of door hen als aanstellerij wordt beschouwd, trekt de aandacht van dezen kern-echten zwijger, die de gewoonte heeft, zijn wereldwijsheid onder vormelijke manieren en langgerekte grappen te verhullen. Een biechtvader, zooals mosj? Wolf er een noodig heeft. Met cynischen spot verhaast hij het zuiveringsproces in den ontluikenden dichter. Valsche verzen die Wolfgang hem voorlegt neemt hij zoo bedrijvig onderhanden, dat dezen alle eigenliefde vergaat. Daarentegen is aan liederen die genade bij hem vinden een byzondere gunst beschoren. Naar den drukker mogen ze niet; maar hij copi?ert ze zorgvuldig en geduldig met ravenvederen en oostindischen inkt, met sierlijke letters en uitvoerige vignetten, op zwaar papier. Men zegt dat hij die afschriften mee heeft genomen in 't graf....
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page