bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: Reisbrieven uit Afrika en Azië benevens eenige brieven uit Zweden en Noorwegen by Jacobs Aletta H Aletta Henriette Vlaanderen Andr Illustrator

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page

Ebook has 1117 lines and 171979 words, and 23 pages

r zijn bagage en men wilde gaarne in den trein een goed plaatsje hebben. De geheele trein bestond alleen uit derde klasse-wagens, die er zeer primitief uitzagen en onuitstaanbaar naar carbol roken. Er was een hooge piet, een pasja, bij ons aan boord, die de ballingschap met ons moest deelen, dien hielden wij in het oog en volgden hem in den waggon. Daardoor werden wij niet met de derde en vierde klasse-passagiers vermengd en hadden vrij goede plaatsen.

Hoe treurig de stand van zaken ook voor vele reizenden en vooral voor de arme landverhuizers was, die daardoor misschien hun passage op de boot naar Amerika verloren, doch in elk geval op extra kosten werden gejaagd, het ontschepen en inschepen van zoovele nerveuse personen en hun angst, een stuk van de bagage te verliezen, gaf toch ook menig vermakelijk tooneeltje. Als een waggon volgeladen was, dan werden de deuren van buiten gegrendeld, een politie-agent op post gezet, zoodat niemand meer kon ontvluchten. Onder die politie-agenten waren er verscheidene zwart-menschen, die nu eens met een air van autoriteit al die wit-menschen de les lazen. Het was nog voor vier uur toen wij allen en ook de bagage in den trein geladen waren, doch het werd over zes, alvorens wij konden afreizen. Toen ik om vijf uur, ongeduldig geworden, mijn hoofd eens buiten het raam stak, om te informeeren waarom wij niet afreisden, vertelde men, dat de machinist ongeveer een uur geleden naar de stad was gegaan, om water te halen en niet terug kwam. De stationschef zou hem gaan zoeken en zien wat van hem geworden was. Het resultaat van dat onderzoek hebben wij niet vernomen, maar om zes uur zette onze trein zich eindelijk in beweging, bracht ons eerst een eindweegs in de eene en daarna in een juist tegenovergestelde richting, zoodat wij totaal in de war geraakten, waar men ons bracht. Het was donker en daardoor alles heel geheimzinnig, en toen wij tenslotte aan de Lazaretto aangekomen waren en zagen hoe wij daar aan alle zijden door hekken en hooge muren van de overige wereld werden afgesloten, maakte zich toch van velen een minder vroolijke stemming meester.

Wij werden er door een dame, een directrice, ontvangen, die ons onmiddellijk onze kamers wees en ons met de orders van 't huis op de hoogte bracht. Het zag er alles zindelijk en netjes uit, de slaapzalen met nette, zindelijk uitziende bedden, voor vijf of zes personen ingericht, de muren helder wit gekalkt en een goede voorraad water om zich te verfrisschen. Spoedig kwam de eerste officier op het terrein en deelde ons mede, dat het misschien maar voor ??n dag zou zijn, dat wij zijne gasten waren. Het hing alles af van de telegrafische berichten, die den volgenden dag uit Port Sa?d verwacht werden.

Hoewel het voor ons eerste klasse-passagiers best uit te houden was, waren wij toch echte gevangenen en konden ons slechts buiten in een beperkte ruimte vrij bewegen. Buiten de dubbele rij hekken, stond heel wat militair vertoon om te voorkomen, dat een onzer zou ontsnappen. Ook het eten was zindelijk en goed bereid en als ik 't menu vermeld van wat ons den eersten avond om acht uur als diner werd voorgezet, dan zal men zien, dat men voor geld hier vrij goed bediend kan worden. Vermicellisoep, gebakken zalm, roastbeef met verschillende groenten, gevogelte en salade; daarna roomsoezen, dadels, appelen en sinaasappelen, Turksche koffie en gedurende het diner, vrij goede landwijn naar believen. Wij moeten echter voor deze gevangenschap twintig francs per dag betalen, een som, waarvoor wij in elk hotel een goede kamer en goed voedsel kunnen verkrijgen.

Niet alleen is de directrice een Engelsche dame, maar ook eene der doctoren is een vrouwelijke collega uit Engeland. Het zijn voornamelijk deze twee vrouwen, die hier met gezag hebben op te treden, wat zeer veel tact vereischt, omdat de meeste gasten hier tegen wil en dank gehouden worden en mokkende en halsstarrig zijn.

Toen echter den volgenden morgen het bevel kwam, dat wij allen tot Maandag moesten blijven, toen maakte de vroolijke stemming weldra plaats voor een tragische. Onder onze medegevangenen, wij waren met 54 eerste klasse-passagiers, waren verschillende groote handelslieden, die door dit oponthoud aanmerkelijke schade leden, anderen, die voor ernstige familie-aangelegenheden tehuis of in den familiekring moesten zijn en de plannen van elkeen werden door dit lange onvoorziene oponthoud min of meer gedwarsboomd. Bovendien was er in onze gevangenis niets te krijgen, wat de eentonigheid van het verblijf kon verminderen. Als er geen van de drie maaltijden in voorbereiding waren, dan konden wij zelf eenige tafels en ongemakkelijke stoelen naar buiten sleepen, voor een gemakkelijker zitgelegenheid kon men naar de slaapzaal gaan en zijn bed gebruiken. Meer dan de helft van den tijd werd dan ook door ons op bed en slapende doorgebracht; achteraf beschouwd kwam deze ongezochte rustkuur ons uitstekend ten goede, na de gejaagde, vermoeiende tocht door Arabi? en de emotievolle dagen aan boord van dat vieze, Fransche schip.

Met eenige Mohammedaansche dames, die onder onze lotgenooten waren en waarvan enkelen Engelsch, anderen Fransch spraken, maakten wij nu wat nader kennis en vernamen van hen allerlei bijzonderheden. Een paar van hen waren Drusen, dat zijn Mohammedanen, die Mohammed wel vereeren, doch niet aanbidden. Zij aanbidden alleen God en gelooven, dat God nu en dan groote wijsgeeren doet geboren worden, die de overige menschheid in ontwikkeling ver vooruit zijn, doch dat niet alleen Mohammed en Christus zulke wijsgeeren waren, maar er telkens nog zoodanigen geboren worden, waardoor de geheele menschheid in ontwikkeling vooruit gaat. Als aandenken aan onze gezamenlijke ballingschap hebben die meisjes voor elk van ons een mooi kraagje gehaakt. Het haakwerk van deze vrouwen is nog fijner en mooier dan het Iersche haakwerk en heeft ook hooger marktwaarde.

Nu zou ik zeker wel twee brieven kunnen volschrijven als ik in alle bijzonderheden zou treden van ons vierdaagsch verblijf in deze gevangenis; als ik uiteenzette, welke gevoelens ons bekropen, toen wij den eersten morgen in onze slaapzaal ontwaakten en zagen dat de ramen van onze cel met zware ijzeren stangen getralied waren en dat daarover heen nog eens een dik ijzeren netwerk gespannen was, zoodat wij door de ramen niets naar buiten noch naar binnen konden moffelen; dat ons voedsel drie keer daags van uit Alexandri? moest worden aangebracht en dat dit door een klein poortje in de dubbele verschansing, waarachter wij zaten, moest worden naar binnen geduwd; dat men ons niet alleen een veel te hoogen prijs voor voedsel en logies liet betalen, doch dat men ons in rekening bracht, en wel vrij hoog, ons transport per zolderschuit en derde klasse trein van het schip naar de Lazaretto, en een zeer hooge som voor desinfectie van onze goederen; dit laatste was daarom zoo schandelijk, omdat niets van ons goed gedesinfecteerd was, wij hadden onze handbagage bij ons, het had ons niet verlaten. Toen wij daartegen reclameerden, werd ons geantwoord, of wij dan liever wilden, dat men het gedesinfecteerd en daarmede geheel bedorven had, en als wij weigerden te betalen, zou men ons eenvoudig langer in de Lazaretto houden. Ook zal ik niet in details treden over alle tegenstrijdige berichten, die wij elken dag van de directrice, de verschillende doktoren en den eersten officier kregen, inlichtingen, die elkaar boudweg tegenspraken; of klagen over den ??nen handdoek voor elk onzer, waarmede wij vijf dagen ons moeten rein houden; of over het ontbreken van hygi?nische maatregelen, waar die het eerst noodig waren; onder al deze omstandigheden bleven wij in een goed humeur en zagen er al het komische van en vermaakten ons er mede. Avonturen zijn in den regel niet prettig als men ze ondervindt, men lacht er alleen later over; dit avontuur, zoo ongezocht--wij hadden in Arabi? alles gedaan om juist aan de quarantaine te ontkomen--gaf ons terwijl wij het ondervonden, toch menig vroolijk uurtje.

Het schandelijkste van alles is wel de wijze waarop men de gevangenen vrij laat. Evenals werkelijke misdadigers werden wij eenvoudig met al onze bagage buiten de poort gezet en vernamen wij, dat wij op ruim vier mijlen afstand van Alexandri? waren. Onze groep had door middel van de directrice bij Cook's office aangevraagd ons eenige rijtuigen te zenden, en er waren eenige rijtuigen, die altijd rond zoo'n instelling zwermen om degeen, die vrijkomt, voor een veel te hooge som naar de stad te brengen, maar overigens moest elkeen nu maar zien, op welke wijze hij of zij de pas verkregen vrijheid wilde gebruiken. Geen enkele maatregel, om het de menschen gemakkelijk te maken, was genomen.

En nu zullen velen misschien nieuwsgierig zijn te weten hoe mrs. Catt zich onder deze omstandigheden hield. Zij was steeds de prettigste, opgewektste, tevredenste van allen en vond het "a new experience in her life". De wijze waarop zij den laatsten morgen haar boeltje bijeenpakte en elk hoekje van onze cel nog eens doorkeek, om alles vooral goed in haar geheugen te griffen, was waard vereeuwigd te worden. Zij is maar ??n oogenblik boos geweest, dat was toen zij haar naam moest teekenen onder de kwitantie en zij er bij wilde zetten, "betaald onder protest", en haar dit geweigerd werd, maar ook deze boosheid had een komische zijde en deed haar later schaterlachen.

Wij zijn nu weder vrij, onze kennis is verrijkt, wij weten nu hoe gevangenen zich moeten gevoelen, hoe het in een Egyptisch quarantaine-station toegaat, hoe beschaafde Arabieren, Turken, Grieken en andere ori?ntaalsche menschen zich met ons beschaafd weten te gedragen, en over dat alles verheugen wij ons en klagen niet.

CA?RO.

Het is waarschijnlijk wel te begrijpen, dat wij, nadat wij 't quarantaine-station verlaten hadden, niet veel lust gevoelden ons lang in Alexandri? op te houden. Onze meeste lotgenooten verlieten die toch overigens wel mooie stad met de eerstvolgende gelegenheid. Zoo wilden wij evenwel niet vertrekken, in elk geval wilden wij toch een bezoek brengen aan de Catacomben, om de belangrijke Egyptische begraafplaats, dateerende uit de 2e eeuw onzer jaartelling, te zien. Deze begraafplaats werd aldaar een dozijn-aantal jaren geleden ontdekt. Men gaat met een flinke breede wenteltrap, die gedeeltelijk nieuw is, tot diep onder den grond en komt dan in 'n grooten tempel met verschillende vertrekken, alwaar 150 lijken in afzonderlijke gemetselde en gebeeldhouwde nissen gevonden werden. Het beeldhouwwerk van vele dier nissen is zeer goed bewaard gebleven en zelfs een geheele tempel, die hoogstwaarschijnlijk het lijk van een hooggeplaatst persoon bevat, is bijna in ongeschonden staat aanwezig. Deze begraafplaats is ongetwijfeld voor archaeologen en liefhebbers van oudheden een afzonderlijk bezoek aan Alexandri? meer dan waard.

Nadat wij dit belangrijk stuk uit oud-Egyptische grootheid hadden gezien, lieten wij ons door de voornaamste buurten van de stad rijden, stapten even in het mooie, weelderig ingerichte Savoy-hotel af om een goede afternoon tea te gebruiken en vertrokken met den trein van zes uur naar Ca?ro. Wij waren weliswaar dien middag uit de quarantaine ontslagen, maar geheel vrij waren wij toch nog niet. Wij hadden een man, een begeleider, op den bok van 't rijtuig medegekregen, die een lijstje met onze namen bij zich had, die ons tot in het station bracht en zorgde, dat onze spoorkaartjes met een rood kruis geteekend werden. Daardoor wist de conducteur direct met welk soort volk hij te doen had en in Ca?ro werden wij des avonds om half tien opgehouden en moesten weder eene medische inspectie doormaken en ons adres in Ca?ro achterlaten. Ongelukkig was geen onzer in het bezit van een Baedeker van Egypte, die hadden wij noch in Zuid-Afrika, noch in een der plaatsen aan de oostkust, noch in Arabi? kunnen machtig worden en wij konden derhalve niet anders doen dan een hoteladres opgeven, dat ons door--geen onzer wist meer wie--was aanbevolen. Naar dat hotel begaven wij ons, doch onmiddellijk bij aankomst zagen wij, dat wij verkeerd waren. Het was in zijn soort een heel goed hotel, bij wat wij in Arabi? ondervonden hadden zelfs zindelijk te noemen, maar het was een hotel van den zooveelsten rang, in Baedeker, die wij den volgenden morgen reeds om acht uur kochten, aangeduid onder de rubriek: "en dan nog verscheiden hotels van minder gehalte". Wij passeerden er een zeer onrustigen nacht, waren den volgenden morgen reeds om zes uur kant en klaar om bij het eerste morgengloren er op uit te trekken een Baedeker te koopen en een beter hotel op te sporen. Dat alles gelukte vrij spoedig, zoodat wij om tien uur 's morgens reeds met pak en zak in het mooi gelegen en comfortabel ingerichte Continental-hotel overgebracht waren.

Wat een gelukkig vrij gevoel bekroop mij, toen ik in dat goede hotel een frisch bad kon nemen, van kleederen kon wisselen en mij 's avonds in een goed bed, met een kamer voor mij alleen, te slapen kon leggen, en dat niemand meer over mij te bestellen had. Door ons spoedig vertrek uit het eerste hotel schijnt de gezondheidscommissie ons spoor bijster geworden te zijn, wij althans hebben van geen dokter meer iets vernomen, terwijl andere lotgenooten nog de geheele week des morgens een doktersvisite ontvingen.

Dit gedwongen langer verblijf in Arabi? en daarna de 5 dagen oponthoud in het quarantaine-station hebben de plannen, die wij voor ons verblijf in Egypte gemaakt hebben, geheel in de war gestuurd. Mrs. Catt en ik hadden reeds v??r wij naar het Heilige Land afgereisd waren een hut besproken op de "Prinses Juliana" van de Mij. Nederland, die 9 Januari 1912 van Port-Said vertrekt. Wij hadden daardoor ongeveer zes weken tijd om Ca?ro en het voornaamste gedeelte van den Nijl te zien, maar nu onze tijd zoo is bekort geworden en wij bovendien eenige dagen noodig hadden om ons te restaureeren, alvorens in staat te zijn nieuwe indrukken te verwerken, nu zal van de Nijlreis waarschijnlijk niet veel komen. Ca?ro levert alleen genoeg belangrijks op om een week of vier met overvloed van afwisseling hier door te brengen. Wel heeft Ca?ro voor personen, die in de laatste maanden zooveel ori?ntaal leven zagen, niet die groote aantrekkelijkheid, niet dat verbijsterend nieuwe, als degenen ondervinden, die kersversch uit Europa naar hier verplaatst worden. Veel van hetgeen wij hier zien, zagen wij reeds in Damascus en in Jeruzalem en omstreken. Ook is Ca?ro, of liever dat gedeelte van de stad, waarin de goede hotels gelegen zijn, zoodanig gemoderniseerd, dat het, afgezien van de straattooneeltjes, daar op een of ander Europeesche stad is gaan gelijken. De groote geheel Europeesch ingerichte hotels, die, om toch een klein beetje het ori?ntaal karakter te behouden, bedienden voor een deel uit inboorlingen, gekleed in roode of anders gekleurde Turksche broek en kort jakje, dat rijk met goudborduursel is gegarneerd, recruteeren; de groote Fransche, Engelsche en Amerikaansche winkels, met hunne Europeesche koopwaren; de kantoren van de groote stoomvaartlijnen, de bankinstellingen, de Parijsche caf?'s, 't Fransche en Italiaansche operagebouw en nog zoovele andere gebouwen ontnemen aan het centrum der stad 't geheel Egyptisch karakter. Wel zijn al deze gebouwen gegroepeerd om een grooten, smaakvol aangelegden tuin, den Ezbekujeh-tuin, met eenige zeer buitengewone, zeldzaam mooie boomen, die, door de vele vrij dikke luchtwortels, die van boven uit de takken naar beneden hangen, doch zoodra zij den grond bereiken in den grond zich vastmetselen, den stam van den boom een allerzonderlingsten vorm geven; maar deze tuin kan alleen den indruk niet wekken dat men in een Egyptische stad vertoeft.

Dien indruk krijgt men pas goed, als men buiten de stad gaat en een bezoek brengt aan de wereldbekende pyramiden en de Sphinx. Reeds de rijtoer daarheen, passeerende de Nijlbrug en door het dorp Gizeh, brengt reeds die zekere Egyptische stemming. Rondom ziet men dan veraf overal de woestijn, met het droge, glinsterende, witte zand, waardoor de zon zoo krachtig en heet teruggekaatst wordt, en waarin veraf overal de donkere pyramiden den kop in de lucht steken. De meest indrukwekkende van al deze pyramiden is de groote pyramide van Gizeh, welke bij den ingang van de Libyan-woestijn, in de onmiddellijke nabijheid van de Sphinx staat. Deze kolossus, die verondersteld wordt meer dan 6000 jaren oud te zijn, brengt elkeen alleen in verbazing over de enorme afmetingen en ook over den jarenlangen arbeid, dien 't gekost moet hebben om hem tot stand te brengen. Uit een architectonisch of aesthetisch oogpunt vind ik er niets aan te bewonderen, maar wel dringt, hoe langer men er naar kijkt, steeds meer het besef door met welke reuzenafmetingen men hier te doen heeft. Volgens de opgaven zouden er, loopende over twintig jaar, elk jaar gedurende drie maanden 100.000 man aan gewerkt hebben om de eenige millioenen granietblokken, elk van 40 kubiek voet grootte uit te houwen, te fatsoeneeren en op te stapelen. En dat ding was gebouwd om als graftombe te dienen van koning Cheops en zijne familieleden. Al die pyramiden zijn graftomben van een of ander vorstelijke familie. Zeer zeker een zeer eigenaardige manier om zijn lijk te laten bewaren.

Een geheel anderen indruk verwekt de Sphinx, waarvan zoovele bewonderaars van Egypte zoovele romantische verhalen, weten te doen. Als men Pierre Loti's boeken en herhaalde beschrijvingen over dit bewonderingswaardige monument leest, en als men in aanmerking neemt, dat tal van personen in de onmiddellijke nabijheid er van, midden in de woestijn, in den letterlijken zin van het woord, hunne tenten opslaan om in de gelegenheid te zijn, dit wonder uit de oudheid onder alle soort belichting en bij zonsopgang en zonsondergang te zien en te bestudeeren, dan begrijpt men zeker, dat ik mij aan eene beschrijving er van niet waag. Ik zag het op een mooien zonnigen namiddag; ik vleide mij in het warme mulle zand aan den voet van het monster neder en observeerde wat deze mannenkop op leeuwenlichaam mij te vertellen zou hebben. En het vertelde mij zulke geheel andere zaken als die ik er van gelezen had, dat ik ze niet waag neer te schrijven. De nuchtere impressie, die ik het allereerst kreeg, was, dat het zeer te betreuren is, dat deze reuzenkop zijn neus verloren heeft, dat er een hak uit de lippen is en dat de nek de helft van zijne afmetingen heeft verloren, maar na eenigen tijd maken deze mankementen niet meer den hoofdindruk en beginnen de mysterieuse oogen te spreken. Maar, zooals ik reeds opmerkte, wat die mij te vertellen hadden, behoud ik voor mij zelf.

Moskee?n zijn in Ca?ro over de vijfhonderd, daaronder zijn er heel mooie en heel oude, maar wij zijn er hier maar enkele binnen gegaan, omdat wij in de laatste weken zooveel van die dingen zagen, dat wij er nu voorloopig genoeg van hebben.

Als overal in deze soort steden gevoel ik mij hier het meest aangetrokken tot het volksleven, geen dag gaat er voorbij, waarop ik niet een korten tijd hier in den bazaar doorbreng. Bazaar heeft in deze ori?ntale steden eene andere beteekenis dan wij er gewoon zijn aan te hechten. De bazaar is dat gedeelte van de stad, waar alle handwerkslieden hun bedrijf uitoefenen en hunne winkels hebben. Het is een complex van zeer nauwe straatjes, die als in een doolhof in elkaar loopen en waar in elk straatje een afzonderlijk beroep wordt uitgeoefend. Er is een straatje voor de schoenmakers, een voor de goudsmeden, de koperwerkers, de kappers, de kleermakers, enz. enz. Het beroep wordt altijd in de kleine open ruimte uitgeoefend, die tegelijkertijd ook het winkeltje is. De straatjes zijn zoo nauw, dat men elkaar er nauwelijks in passeeren kan. In die nauwe, bont gekleurde straatjes in Ca?ro vindt men het echte Egyptische leven. Het lijkt op dat van alle oostersche steden, maar het heeft toch hier zijn bijzonder karakter en zijne eigen bekoorlijkheid. Behalve dat de eigenaars van de winkeltjes elken voorbijganger nopen tot staanblijven om zijne waren te bezien, "kijken kost niets" hoort men in alle talen en in alle toonaarden telkens opnieuw zich toeroepen, maar ook de vele wandelende winkeliers, mannen, behangen met een heelen winkelinhoud, sporen je telkens aan hetgeen zij te koop aanbieden te bezien en iets van hen te koopen. Tusschen het geschreeuw van dezen hoort men onophoudelijk het rinkelen van glazen en kopjes van kooplieden, die behangen zijn met het een of ander vaatje, gevuld met smakelijk vocht uit een caf?, die de menschen willen aansporen een glas of een kop leeg te drinken van het door hen aangeboden lekkere vocht, dat dikwijls niets anders is als water met een of ander geurtje. Komt men ??n oogenblik in een beetje breeder straatje, dan kan men onophoudelijk plaats maken voor de ezeltjes, die aan weerszijden behangen zijn met vruchten, groenten of ook wel allerlei andere koopwaren, die door den drijver van het beest op luiden toon en met veelzijdige gebaren te koop worden aangeboden. Dat alles en onnoemelijk veel meer geeft een levendigheid, geroezemoes en kleurigheid aan dit interessante stadsdeel, dat beter geschilderd dan beschreven kan worden.

Hoewel ook dit Oostersch volk een eigen opvatting van zindelijkheid heeft, is het hier toch oneindig veel zindelijker en hygi?nischer dan in Jeruzalem en Syri?. Ook is het volk hier beter gekleed. De Arabier schijnt er een eer in te stellen zijne kleederen zoolang te dragen, tot zij hem van het lijf vallen en blijkbaar worden zij in al dien tijd dan ook nooit gereinigd; de Egyptenaar, voor zoover die zich ten minste in de straten vertoont, schijnt juist zeer veel aan goede en mooie kleeding te hechten. Vooreerst is het opvallend, zoo goed en smaakvol hier iedere man en vrouw geschoeid gaan, bij het volk zijn vooral roode en gele schoenen zeer in den smaak, en dan zijn de lange kleederen en de hoofdbedeksels van de Egyptenaren steeds van zulke mooie harmonieerende kleuren en van zulk een goede kwaliteit, dat men onwillekeurig de verkeerde conclusie gaat trekken, dat de kleedingstoffen en het maken er van hier weinig geld kosten.

Doordat de Mohammedanen, en die vormen hier natuurlijk de groote meerderheid van de bevolking, hun Zondag of wekelijkschen rustdag op Vrijdag vieren, de Joden op Zaterdag en de Christenen op Zondag, daardoor is hier nooit een dag in de week, dat alle werk stilstaat en alle winkels gesloten zijn, of dat zoo'n dag een bepaald karakter heeft. Alleen de musea en andere openbare instellingen zijn des Vrijdags gesloten, de Mohammedanen houden echter hunne winkeltjes tusschen de godsdienstoefeningen open. Donderdag is vooral een levendige dag in de volksbuurten van Ca?ro, het is de dag v??r hun Zondag en evenals de Jodenbuurt in Amsterdam op Vrijdag een bijzonder cachet heeft, zoo is dat hier het geval op Donderdag.

Als men in die straatjes ronddwaalt, gebeurt het soms, dat men plotseling komt op een plekje, waar een oude man met acht of tien jongens op een mat luid zitten te zingen. Dat is dan een zekere soort school, waar de jongens niets anders leeren als den Koran lezen. Ik kreeg echter niet den indruk, dat de jongens den Koran leeren lezen, veel meer, dat zij die van buiten leeren en in den goeden toon leeren zingen. Het onderwijs is ook hier nog zeer slecht, maar daarover schrijf ik later, als ik eerst wat scholen gezien heb; verplicht onderwijs bestaat er niet en tal van analphabeten komen hier voor.

Er zijn hier natuurlijk nog tal van bezienswaardigheden, die ik hier dan ook successievelijk als een goed toerist ben gaan zien, doch die daarvan meer wil weten moet maar eens een Baedeker koopen en die nalezen. De musea, hoewel zeer interessant en een herhaald bezoek overwaard, hebben toch naar mijne meening geen grooter en uitgebreider collectie Egyptische bijzonderheden, dan er in het Britsch Museum te Londen te vinden is.

De groote aantrekkelijkheid, die Ca?ro voor vreemdelingen bezit, moet gezocht worden in het overheerlijk klimaat. Dat klimaat lokt elken winter tal van vreemdelingen en doet hen hier de drie of vier natte, koude wintermaanden in eigen land ontvluchten. Nu in het einde van December genieten wij hier elken dag van een heerlijken zonneschijn, met een temperatuur van 60 ? 70 graden Fahrenheit en daarbij een door en door droge lucht. De avonden zijn koud, maar van een droge, windstille koude, die niet onaangenaam aandoet. Toch werkt dit klimaat, als men hier pas komt, dikwijls zeer noodlottig. Door het frissche, opwekkende weder, meent men hier in staat te zijn veel te kunnen doen en vooral den geheelen dag in de lucht te kunnen vertoeven. Men gaat 's morgens uit en men gaat weder direct na de lunch uit en blijft buiten tot de hotelgong roept om zich voor het diner te kleeden en men verwondert zich dan, dat men na een paar dagen geheel op is en niet in staat nog eenige indrukken in zich op te nemen. Als men dan niet door de hier veel voorkomende ziekte, "zonlichtkoorts", wordt aangetast, mag men van geluk spreken. Dit is een koorts, die de pati?nten vrij onverwacht overvalt, met een temperatuursstijging tot 40 graden toe, en die met hoofdpijn, roodgezwollen gezicht en een onaangenaam ziektegevoel gepaard gaat. Eenige dagen bed-rust brengt dan wel weder evenwicht in het gestel, maar de pati?nt betaalt toch op een leelijke manier tol voor zijne onvoorzichtigheid, die dikwijls het gevolg is van te veel op een dag te willen doen. Denk niet, dat ik zelf de dupe was van deze ziekte, maar ik had gelegenheid een geval van nabij gade te slaan.

Is men hier echter voorzichtig, door alleen 's morgens of alleen 's middags uit te gaan, dan kan men hier in den tijd, dat 't in ons kikkerland, donker, nat en koud is, een heerlijken tijd doorbrengen en veel van het mooie weder genieten. Op den duur schijnt het klimaat toch ook hier afmattend te zijn; een Engelsche militaire dokter vertelde mij, dat een verblijf van vier of vijf jaar de energie van de meeste jonge menschen hier geheel doodt en men ze dan eerst weder voor geruimen tijd naar Europa moet sturen om nieuwe krachten en moed te verzamelen. Dit komt mij een beetje overdreven voor, maar ik ben hier in den winter, of wat hier winter genoemd wordt en kan dus over de zomermaanden niet oordeelen.

Voor wat het toeristendeel van Egypte betreft, kan men gerust zeggen, dat het voor 3/4 deel aan het toeristenbureau van de firma Cook toebehoort. Booten, hotels en andere dergelijke gelegenheden, die men op reis moet benutten, zijn bijna zonder uitzondering in handen van Cook's firma en hoe men zich hier wendt of keert, men komt bijna altijd weder bij Cook terecht. Daardoor is alles hier bovenmatig duur en wordt er bovendien door die firma een overdreven reclame voor Egypte gemaakt, die zeer zeker bedriegelijk is. Afgezien van het gunstige klimaat in den winter, waardoor zwakken en zieken hier 'n goede verblijfplaats vinden, is Egypte hoofdzakelijk van bijzondere interesse voor archaeologen, historici en architecten, doch de gewone toerist kan zich voor minder geld in verschillende andere oorden van de wereld evengoed amuseeren. Wil men de wereld zien, dan moet men natuurlijk ook Egypte zien, maar men late zich niet verlokken naar Egypte te komen alleen op de reclameplaten en advertenties, uitgaande van de firma Cook & Co.

Ik heb thans wat Engelsche, hier wonende, heeren en dames en eenige Egyptische doctoren leeren kennen; wat die mij in de volgende dagen van Egypte zullen laten zien, daarover hoop ik in een volgenden brief te schrijven.

Als men als gewoon toerist maandenlang in Europa reist, dan kan het gebeuren, dat men in al dien tijd niets verneemt wat in direct verband staat met godsdienst; dat men met de menschen, waarmee men in aanraking komt, nooit over godsdienstkwesties spreekt, dat men dikwijls niet weet--en dat het ons ook niet interesseert--tot welken godsdienst die menschen behooren. Het is in den regel voor den gewonen toerist van heel weinig belang, of de bewoners van een of ander land in Europa in hoofdzaak Protestant, Jood of Katholiek zijn. Slechts bij toeval zal zulk een onderwerp den reiziger bezighouden.

Geheel anders is dit in de orientalische landen; daar dringt de godsdienst zoo op den voorgrond, dat elke reiziger er nota van moet nemen, dat hij onwillekeurig een van de hoofdonderwerpen wordt, waarover men denkt en spreekt, dat hij met al het bezienswaardige zoo is samengeweven, dat men niets kan gaan zien, over niets kan lezen of hooren spreken, zonder dat de godsdienst der bewoners van het land er ten nauwste in betrokken is, er het hoofdbestanddeel of het uitgangspunt van vormt.

Reeds merkte ik dat op in Zuid-Afrika, vooral daar, waar wij in aanraking kwamen met de inboorlingen en ook zelfs bij de Afrikaners, maar het trad steeds meer naar den voorgrond in de verschillende plaatsen aan de Oostkust van Afrika, die wij aandeden, doch toen wij in Arabi? kwamen was daar natuurlijk alles geheel en al met godsdienst doortrokken. Daar was letterlijk niets anders te zien, daar werd over niets anders gesproken en van elkeen, die wij op onzen weg ontmoetten, kon men aan kleeding en uiterlijk onmiddellijk vaststellen, tot welken godsdienst hij behoorde.

In Egypte is dat bijna even sterk het geval. Niet alleen verhalen alle pyramiden, sphinxen, moskee?n van den godsdienst der Egyptenaren, maar ook alles wat wij in de musea vinden, getuigt op een of andere wijze daarvan. Van ??n instelling, die eenig op de wereld is, wil ik hier het een en ander vertellen. Het is de moskee El-Azar, die als moskee niets bijzonder merkwaardigs heeft, maar die dient tot theologische universiteit van Egypte, een universiteit zooals nergens meer gevonden wordt. Deze universiteit dateert uit de tweede helft van de tiende eeuw en is door al die eeuwen heen zoo goed als niets van karakter veranderd. Ongeveer 10.000 studenten bezoeken jaarlijks deze theologische school en in de paar laatste jaren is dat getal tot over de 12.000 gestegen. Ruim 350 leeraren geven er onderwijs.

Deze studenten komen niet alleen van heel Egypte, Opper-, Lager- en Oost-Egypte, doch zij komen van heel Azi?, van Constantinopel, Damascus, Mekka, Alexandri?, Britsch Indi? en van Java en Sumatra. Waar Mohammedanen zijn, van daar komen ook jonge mannen om hier tot priester te worden opgeleid. De studenten betalen niets voor hunne opleiding en als zij arm zijn--en zoo zijn er velen--worden zij ook nog van brood en een zeker soort soep dagelijks voorzien en dan slapen zij in de moskee. Men weet, dat de Mohammedaan eenvoudig zijn mat spreidt en zich dan daarop, onverschillig waar, te slapen legt.

Het maakt een verrassenden indruk, als men deze moskee bezoekt, dat men daar op den grond, met de beenen kruislings onder zich, die duizenden mannen vindt, van af jongens van ongeveer 12 jaar tot oude grijsaards, allen in groepen verdeeld en allen bezig een of ander onderdeel van hun godsdienst te leeren, of datgene wat zij beschouwen in verband te staan met hun godsdienst. De jonge jongens en ook de ouderen, die uit andere landen komen, hebben eerst het Arabisch in de fijnste bijzonderheden te leeren, alvorens zij tot de hoogere studie kunnen worden toegelaten, doch ook voor degenen, die direct aan de eigenlijke theologische lessen kunnen deelnemen, duurt de opleiding van vier tot zes jaar. Velen komen in al dien tijd de moskee niet uit. Er zijn zelfs mannen, die hun geheele leven aan deze studie blijven wijden, die blijven doorstudeeren of blijven als leeraar. Zoo'n leeraar wordt sheik genoemd. Er waren er velen met zeer eerbiedwaardige gezichten, gezichten, waarvan men gaarne een foto zou willen nemen, of die voor een schilder 'n mooi model zouden zijn. De sheiks worden ook alleen door pi?teit tot hun taak gedreven, hunne belooning is niet veel meer dan waarvoor zij amper hun levensonderhoud kunnen bekostigen en eer of aanzien is aan hun ambt niet verbonden.

Het leerprogram komt hoofdzakelijk hier op neer: Zij, die niet genoegzaam Arabisch kennen, moeten eerst grondig die taal leeren. Dan worden hun de gronden van het Mohammedanisme, van God en zijn profeet Mohammed, onderwezen en daarna leeren zij eerst jurisprudentie, wetgeving. De Mohammedanen gelooven, dat een priester de wetten moet kennen, omdat de wetten moeten bevatten de voorschriften van God, in betrekking tot de handelingen der menschen;--dat God heeft voorgeschreven en in den Koran heeft vastgelegd de plichten, die de mensch heeft te vervullen, de handelingen, die hij bij voorkeur moet doen en andere die hij beslist moet nalaten. Uit gegevens uit den Koran wordt den studenten geleerd, welke wetten in de wetgeving van het land moeten worden opgenomen. Bovendien leeren de studenten hoe zij den Koran moeten zingen; verder logica, rhetorica en po?zie, terwijl eerst onlangs ook wat aardrijkskunde aan het leerplan is toegevoegd. Heel hoog en heel ver gaat de ontwikkeling dus niet.

De gezichten van de studenten, uit zoovele verschillende deelen van de wereld komende, zijn voor den bezoeker 't bestudeeren waard. Niemand van al die leerlingen toonde eenige belangstelling voor al de bezoekers van de Moskee, ongestoord gingen de lessen door en men kon zien, dat de aandacht der studenten ononderbroken was. Toch deed het mij onaangenaam aan, dat zoovele toeristen, door niets anders dan nieuwsgierigheid geleid en klaarblijkelijk dikwijls niets begrijpend van de heilige geestdrift, die deze jonge mannen bezielt, daar in dat voor hen heilige der heiligen binnenkwamen, deze jonge mannen fixeerden en somtijds achter hun zakdoek een lach onderdrukten, of hun spottend gelaat verborgen. De Mohammedanen moeten wel goedmoedige en vredelievende menschen zijn, om al de profanatie te verdragen, die de vreemdelingen jaarlijks in hun land en over hunne heilige instellingen brengen.

Al de kosten aan het onderhoud van deze universiteit verbonden worden betaald uit de fondsen van de Moskee. In den loop der eeuwen zijn zoovele en zoo groote giften en erfenissen aan deze instelling ten deel gevallen en nog jaarlijks komen er zooveel nieuwe groote giften in, dat het bestaan er van financieel verzekerd is.

Ofschoon niet bepaald met Egypte in verband staande, maar wel passende in het kader van dezen brief, wil ik hier het een en ander mededeelen van een nieuwen godsdienst, waarvan, voor zoover mij bekend, in Holland nog weinig of niets gehoord wordt en die in de toekomst toch zeker een rol in de wereldgeschiedenis zal spelen. In hoeverre deze godsdienst zich zal weten te handhaven en uit te breiden, waag ik niet te profeteeren, maar de volgelingen verwachten ervan, dat hij binnen niet al te langen tijd eenheid zal brengen onder de menschen en dat hij in staat zal blijken Jood en Christen, Katholiek, Mohammedaan, Boeddhist, Hindoe en alle andere godsdienstsekten te voldoen.

Ik bedoel het B?ha?sme. Reeds in Zuid-Afrika hoorden wij er nu en dan van, doch meestal onder zeer bedekte termen, zoodat wij niet recht begrepen wat de beteekenis er van was en eerst langzamerhand tot ons doordrong, dat het een godsdienstvorm moest zijn. Zoodra toch degeen, die 't genoemd had, bemerkte, dat wij er niets van wisten, werd het gesprek er over dadelijk afgebroken en op een ander onderwerp overgebracht. In Arabi? noemde onze dragoman het even, toen wij den berg Karmel in het gezicht kregen, als de plaats waar de Beha?s het stoffelijk overschot van hunnen Meester hebben begraven en waar zij zijn graftombe bouwden. Onze dragoman wist of vertelde er echter niets meer van. Dikwijls hebben mrs. Catt en ik elkander afgevraagd, wat toch die Beha?s mogen zijn, en nu hier in Egypte, geheel onverwacht, geheel ongezocht,--wij wij dachten niet meer aan hen--hier kwamen wij precies terecht in een groote groep volgelingen en meenden deze in ons geschikte objecten te vinden, om ons tot hunne geloofsovertuiging over te halen. Evenals in alle groote bewegingen, stellen wij ook in deze beweging, die vele zeer ontwikkelde volgelingen bezit, groot belang; woonden wij een der wekelijksche bijeenkomsten bij en lieten wij ons door de hoofdpersonen in alle onderdeelen voorlichten.

In het kort komt hetgeen ik vernam hierop neer: In 1844, het jaar, dat in verschillende heilige geschriften is aangeduid, als het jaar, waarin een nieuwe profeet zou verschijnen, verklaarde een jonge man van 25 jaar, Mirza Ali Mohammed, in de stad Shiraz, in Perzi?, dat hij de menschheid een boodschap van God had te brengen, dat hij daarvoor door God was geroepen. Men gaf hem toen den naam "Bab", die poort beteekent en geloofde, dat God deze poort gebruikte, om tot de menschheid door te dringen. Hij werd de voorlooper en de stichter van deze groote godsdienstige beweging. Hij bracht zijn boodschap en maakte in korten tijd vele volgelingen. De snelle verspreiding van zijne leerstellingen verontrustte de Perzische regeering, die hem gevangen nam en in Juli 1850 te Tabriz fusilleerde. Ook de volgelingen van Bab, voor zoover zij bekend waren, werden gevangen genomen en gedood.

De leer van Bab was heel eenvoudig. God is eenig; hij zendt van tijd tot tijd een profeet op de wereld, die juist zooveel van de Waarheid brengt aan de menschheid, als de menschheid in staat is op dat oogenblik te verdragen, te begrijpen is misschien een beter woord. Zoo kwamen Boeddha, Mozes, Jezus en nu Bab. Boeddha en Mozes vonden de menschheid in de zuigelingsperiode, Jezus kwam, toen de menschheid in de kinderjaren was en Bab vond de menschheid in volwassen leeftijd. Vandaar, dat zijne leerstellingen verder kunnen gaan dan die van Jezus, de menschheid kan nu beter begrijpen, grooter daden verrichten. Bab wees 18 volgelingen als discipelen aan, waaronder eene vrouw, Kurru-t'ul-Ayn, die een beroemde Perzische dichteres en zeer schoon was. Deze vrouw, bij het Perzische volk zeer geliefd om haar groote goedheid en groote zeggingskracht in hare werken, werd na den dood van Bab letterlijk ter dood gemarteld. Met deze 18 discipelen tot hulp werden de leerstellingen van Bab geboekstaafd.

Onder de volgelingen van Bab was een jong Perzisch edelman, die in Teheran woonde en daar als gevolg zijner weldaden den "Vader der Armen" werd genoemd. Zijn naam was B?ha-ullah en hij werd beschouwd als de Meester, waarvan Bab in zijne geschriften gewaagde, die komen zou om zijne leerstellingen te verbreiden. Het zou mij te ver voeren, als ik al de vervolgingen waaraan B?ha-ullah van de zijde der regeering blootstond, en al de vernederingen, die men hem aandeed, hier zou mededeelen; zij doen heel veel denken aan alles, wat de eerste volgelingen van een nieuw geloof steeds hebben ondervonden. Niettegenstaande dit alles bleef hij tot 28 Mei 1892 in leven, toen hij als gevangene op 75-jarigen leeftijd stierf te Akka, een plaatsje in de nabijheid van den berg Karmel, den berg van zoo groote Bijbelsche beteekenis. V??r zijn dood schreef hij, dat zijne volgelingen, die in Turkije tot tienduizenden zijn aangegroeid, zijn oudsten zoon, Abdul B?ha, moesten volgen, dat hij "de Grootste Tak" was, die het werk op aarde zou vervolgen en tot grooter ontwikkeling brengen.

Deze zoon, die reeds met zijn vader verbanning, vervolging en gevangenschap had verduurd, werd nu weer het mikpunt der regeering, totdat, nu bijna vier jaren geleden, de nieuwe Turksche regeering, in 1908, hem in vrijheid stelde. Sedert heeft de thans 67-jarige mooie grijsaard herhaaldelijk Amerika en in den laatsten tijd ook Engeland en Frankrijk bezocht. In Amerika maakte hij duizenden volgelingen, vooral in Chicago, den grond, waarop blijkbaar alle nieuwe godsdienstige uitingen zoo welig vrucht leveren. Maar ook in Engeland en in Frankrijk heeft hij, vooral onder de intelligente menschen reeds vele aanhangers gevonden.

Wat bevatten de leerstellingen van B?ha, wat beoogt deze godsdienst? vroeg ik. Uit de antwoorden, die ik kreeg, en uit hetgeen men er mij over te lezen gaf, zou ik concludeeren, dat de kern er van een soort geestelijk socialisme is, een streng doorgevoerd humanisme. Rondom die kern zit voor mij nog te veel mysticisme en wordt er nog te veel waarde gehecht aan het bidden. Overigens kent het B?ha?sme geen priesterdom, de wekelijksche bijeenkomsten worden geleid door een of ander uit de aanwezigen, soms daarvoor de week te voren reeds aangewezen. Zelfontwikkeling en daarmede ontwikkeling van anderen en philantropie in den goeden vorm, maken de hoofdzaak uit van de handelingen der B?ha?s, die ik hier ontmoette. Op mijn vraag, of men in Holland reeds volgelingen had, werd mij gezegd, dat er misschien eenigen in Leiden voorkomen, maar dat in Holland nog nooit een poging gedaan is om openlijk volgelingen te kweeken.

De B?ha?s durven nog niet openlijk voor hun geloof uitkomen, ten minste niet in Turkije, waar zij aan zoovele vervolgingen hebben blootgestaan en waar zij zich volstrekt nog niet veilig gevoelen. Zij zeggen nog een woord, waaraan zij elkander kunnen kennen, of zij dragen een herkenningsteeken in den vorm van een ring, een zeker soort doek- of dasspeld, of een of andere kleinigheid aan horlogeketting. In Amerika en in de Europeesche landen zijn zij minder bang voor vervolging, maar meenen zij ook daar eerst meer volgelingen te moeten kweeken, alvorens zij openlijk getuigen. Dit laatste valt heelemaal niet in mijn geest, maar ik durf hen niet veroordeelen, nadat ik vernam, hoeveel zij te lijden hebben gehad en dat niet alle volgelingen sterke naturen zijn, en maatschappelijk onafhankelijk genoeg, om de verdrukking te kunnen doorstaan.

Dat het B?ha?sme zoovele aanhangers vindt onder de Mohammedaansche vrouwen, is te begrijpen. In de voorschriften toch is ook opgenomen: volkomen gelijkstelling der seksen en wordt er aan het onderricht der meisjes, de toekomstige vrouwen en moeders, groote waarde gehecht. De Mohammedaansche vrouwen hopen door dezen godsdienst groote verbeteringen in haar lot te verkrijgen, van den door haar zoo gehaten sluier verlost te worden en hare harems te mogen verlaten. Een harem beteekent hier niet datgene, wat wij gewoon zijn er onder te verstaan. Een man, die streng monogaam leeft, heeft in zijn woning toch een harem. Harem beteekent niets anders hier dan dat gedeelte van het huis, waarin alleen de vrouwen van het gezin vertoeven en waarin een vreemde man, een, die niet tot het gezin behoort, nooit zijn voet zet. De vrouwen van het gezin in een monogaam huwelijk zijn de moeder van den man, zijne echtgenoote, dochters, indien die er zijn, en vrouwelijke bedienden. Binnen de grenzen van den harem gaan de vrouwen ongesluierd en dragen Europeesche kleederen.

Een geheelen dag bracht ik door in de Egyptische medische school, in de universiteit, waar de Egyptische jonge mannen tot medecinae doctores worden opgeleid. Zij is verbonden aan een zeer groot gouvernementshospitaal, wordt geheel door Egyptisch geld onderhouden, maar staat overigens geheel onder leiding van Engelsche krachten. De directeur van het hospitaal, die tegelijkertijd aan het hoofd der universiteit staat, is een Brit. Al de hoofdverpleegsters uit het hospitaal zijn zusters uit Groot-Brittanni? en vele professoren en leeraren komen ook van daar. Er zijn een paar Duitsche professoren, een Fransche, een Deen en een uit Turkije. Alle lessen worden in het Engelsch gegeven en zoo sterk regeert Engeland hier, dat de directeur, dr. Keatinge, mij zeide, dat lord Kitchener reeds de 300.000 pond had toegestaan, die noodig zijn om een nieuw hospitaal te bouwen. Op mijn vraag of dit geld dan uit Engeland moest komen voor deze zuiver Egyptische instelling, ontving ik ten antwoord: "O, neen, het Turksche gouvernement heeft het te geven, maar lord Kitchener kan het verzoeken dat te doen." Een nieuw gebouw is zeer zeker geen weelde, het hospitaal is nu geplaatst in een oud kasteel, dat later voor kazerne dienst deed, door Napoleon voor hospitaal werd ingericht en sedert als zoodanig dienst doet. Het voldoet in geen enkel opzicht meer aan de eischen, die men thans aan een hospitaal mag stellen. Toch hebben de Engelsche doktoren en verpleegsters er van gemaakt wat er van te maken is, zoodat de pati?nten tenminste overal genoeg frissche lucht, licht en zindelijkheid vinden, maar voor comfort van de arme zieken, voor comfort van doktoren en verpleegsters is niets aanwezig en ook aan onze tegenwoordige begrippen van hygi?ne beantwoordt het gebouw in 't geheel niet.

Niet alleen worden hier de studenten tot medische doktoren opgeleid, maar aan deze instelling is ook verbonden, de opleiding van verpleegsters en vroedvrouwen. Een allerdwaaste combinatie, die tot heel veel misstanden en immoreele verhoudingen aanleiding geeft en die door alle aan deze instelling verbonden leeraren, doktoren en verpleegsters om het zeerst wordt afgekeurd. De meisjes die hier worden opgeleid tot toekomstige verpleegsters en vroedvrouwen, moeten in het land voorzien in de behoefte der Mohammedaansche vrouwen aan medische hulp, vooral bij verlossingen. Een Mohammedaansche vrouw laat geen mannelijke dokter aan haar kraambed komen, zelfs niet in de allerzwaarste gevallen. Zij worden dan door oude vrouwen bijgestaan en maar al te dikwijls is een zeer pijnlijke dood het einde van een kraambed. Door de opleiding van deze vroedvrouwen hoopt de regeering de vrouwen uit het volk in dezen ter hulp te komen. Dat zou wel goed zijn, als die meisjes een zekere ontwikkeling bezaten, een bepaalden leeftijd moesten bezitten, v??r zij tot deze studie konden worden toegelaten en indien zij gekozen konden worden uit een moreel hoog staande klasse. Dat alles is hier niet het geval. Meisjes van 12, 13 en 14 jaar, ouderen zijn uitzondering, die niet lezen en schrijven kunnen, die niet uit toewijding, maar omdat zij geen tehuis hebben, zich voor dit doel in het hospitaal laten opnemen, komen hier, om in drie of vier jaar tijd als verpleegster en vroedvrouw het hospitaal te verlaten en hebben dan het recht, niet alleen in de gewone gevallen haar assistentie te verleenen, maar zelfs de forceps te gebruiken en keeringen te verrichten. Bovendien is de soort waaruit deze vrouwen gerecruteerd worden van dien aard, dat zij maar al te dikwijls prostitutie als bijvak uitoefenen, of de gezinnen waarin zij hulp verleenen, zeer immoreel be?nvloeden.

Deze menschen zijn in den regel kinderen, die reeds vroeg door hun vader aan een of ander man tot echtgenoot zijn gegeven of verkocht en die, na eenige weken huwelijksleven door den echtgenoot weer naar huis worden gezonden, alleen en dikwijls om geen andere reden, dan dat hij er genoeg van heeft. Neemt de vader haar niet weder in huis op, dan blijft er voor haar niets anders over, dan op straat een minder eerbaar leven te leiden of naar het hospitaal te gaan. Ook als een vrouw door haar man gedivorceerd wordt, dan behoudt hij de jongens, doch de meisjes worden met de moeder weggestuurd en daarvoor behoeft hij haar voor onderhoud niets te betalen. Zoodra zulke meisjes den 12-jarigen leeftijd bereikt hebben, stuurt de moeder haar dochter naar het hospitaal, om haar ten minste eten en onderdak te bezorgen. Nu worden wel alle mogelijke voorzorgen door doktoren en hoofdverpleegsters genomen, om deze meisjes, dertig in getal van de driehonderd studenten te scheiden, maar het menschelijk vernuft is scherp, vooral in zulke omstandigheden, en men weet maar al te goed, dat deze meisjes, zoo pas uit de afzondering van de harems in vrijheid gekomen, deze vrijheid niet beter weten te gebruiken, dan op de een of andere wijze ??n of meer van de jonge studeerende mannen aan zich te binden. Moeten zij bevallen en hebben zij het geluk een jongen het leven te geven, dan is de vader van het knaapje, eo ipso, met de moeder gehuwd, heeft voor haar en het kind te zorgen en het kind draagt zijn naam. Hij kan haar dan wel na een week weder wegsturen, maar het kind blijft het zijne. Tot de jongen zeven jaar oud is, moet hij de moeder wekelijks een som geven, tot onderhoud van het kind en zoodra het zeven jaar is, kan hij het tot zich nemen of voortgaan de moeder voor het onderhoud te betalen. Bevalt zij echter van een meisje, dan bestaat er tusschen haar en den verwekker van het kind geen verband en behoeft hij zich van het geheele geval niets aan te trekken.

Dat ook de omstandigheid, om zulke jonge meisjes op de ziekenzalen reeds allerlei soort werk te laten verrichten en haar bij verlossingen te laten assisteeren, haar te laten onderrichten door mannelijke doktoren in alles wat met het sexueele leven in verband staat, op velen geen goeden invloed uitoefent, is te begrijpen. Men moet deze meisjes niet met de onze vergelijken; zij zijn van te voren in groote afzondering van de mannenwereld grootgebracht; 't sexueele leven, zoo 't kan in 't huwelijk, is haar voorgesteld, als de eenige bron, waaruit en waardoor alles moet komen, wat zij voor levensonderhoud en misschien een beetje levensgeluk, noodig hebben. Daarop zijn al haar gedachten, al haar handelingen geconcentreerd en dit heeft bij haar natuurlijk een soort broeikast-ontwikkeling in deze sfeer ten gevolge gehad. Een der doktoren zeide mij dan ook, "men veronderstelt, dat wij jaarlijks een dertigtal vroedvrouwen afleveren, maar eerlijk gezegd, leveren wij voor twee-derde van dit aantal prostituees af!"

De studenten, die later doktoren hopen te worden, hebben een vierjaarlijksche opleiding. Het eerste jaar in hoofdzaak anatomie en physiologie en de twee laatste jaren aan het ziekbed. Dan kunnen zij hun eindexamen afleggen en zijn gerechtigd de geheele medische praktijk uit te oefenen. Een groot aantal echter gaat tot completeering van hun studie alsdan naar Parijs, Londen, Weenen, Berlijn of Amerika en vestigt zich later als specialiteit in een of ander onderdeel der medische wetenschap.

Add to tbrJar First Page Next Page

 

Back to top