bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: Reisbrieven uit Afrika en Azië benevens eenige brieven uit Zweden en Noorwegen by Jacobs Aletta H Aletta Henriette Vlaanderen Andr Illustrator

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Ebook has 1117 lines and 171979 words, and 23 pages

De studenten, die later doktoren hopen te worden, hebben een vierjaarlijksche opleiding. Het eerste jaar in hoofdzaak anatomie en physiologie en de twee laatste jaren aan het ziekbed. Dan kunnen zij hun eindexamen afleggen en zijn gerechtigd de geheele medische praktijk uit te oefenen. Een groot aantal echter gaat tot completeering van hun studie alsdan naar Parijs, Londen, Weenen, Berlijn of Amerika en vestigt zich later als specialiteit in een of ander onderdeel der medische wetenschap.

De studie is hier zeer goedkoop. Boeken, microscopen en alle andere studiebenoodigdheden worden door de universiteit verstrekt; die niets betalen kan, betaalt ook geen studiegeld en voor de anderen is het 15 pond jaarlijks. Verder kunnen de studenten hier zeer goedkoop leven, zoodat slechts weinigen om financieele redenen van de studie in de medicijnen zijn uitgesloten. Toch bestaat het meerendeel der medische studenten uit jonge mannen uit de gegoede kringen.

Het pathologisch anatomisch laboratorium van deze universiteit verschilt van vele andere, omdat het zoovele exemplaren bevat uit den voor-historischen tijd. Ik zag er schedels en beenderen, zelfs intacte inwendige organen, die toebehoord hebben aan menschen van drie- en vierduizend jaren v??r de Christelijke jaartelling. Hoewel de mummies alle ontdaan zijn van hunne inwendige organen, is toch bij vele een deel van de genitaalorganen mede gemummificeerd en in de sarcophaag nedergelegd. Hiervan waren eenige zeer goed gebleven exemplaren in het laboratorium aanwezig.

Ook zag ik er de mummie van een man, die ongetwijfeld aan tuberculose gestorven moet zijn en bij wien de opgedroogde tubercelbacillen onweerspreekbaar gevonden zijn. Deze man was 3600 jaren v??r onze jaartelling gestorven. Ook is het duidelijk, dat kanker in dien tijd reeds voorkwam, ook daarvan waren enkele gevallen aanwezig. De syphilisbaccil, waarnaar zoo geregeld gezocht wordt, werd tot dusverre nog niet gevonden. Hieruit kan men natuurlijk nog niet vaststellen, dat deze ziekte bij de oude Egyptenaren niet voorkwam. Ik durf niet door gaan met het opsommen van alles wat ik hier voor merkwaardigs zag, dit deel van mijn brief zou dan voor vele lezers ongenietbaar worden. Zelden was ik in een inrichting van onderwijs, waar professoren en leeraren zich zooveel moeite geven om den leergierigen bezoeker zoo ten volle op de hoogte te stellen en zij deden dit op zulk een aangename, gentleman-like wijze, dat zij nog den indruk verwekten, alsof het voor hen een aangename taak was.

O, wat vliegen ze voorbij, de dagen in Ca?ro, ik zou ze zoo graag willen vasthouden of althans hun vlucht temperen. Als ik er aan denk, dat ik overmorgen Ca?ro moet verlaten, om de boot te halen, die mij naar een ander land brengt, dan stemt mij dat weemoedig. Ik had dat niet gedacht, toen ik in den aanvang hier kwam; alles maakte toen zoo'n nuchteren indruk op mij, maar met den dag heb ik de stad en hare omgeving meer leeren liefhebben, heb ik er al het mooie meer van leeren waardeeren. Met de geheele stad gaat het als met de woestijn. Als men die voor het eerst ziet, dan ziet men niets dan een onmetelijke witte zandvlakte, waarvan het witte glinsterende zand de oogen pijnlijk aandoet en dan lijkt zij niets als een eenvormige, levenlooze, eindelooze vlakte te zijn. Maar langzamerhand begint men de woestijn mooi te vinden, keert men er telkens naar terug en zou men er dagen in kunnen zitten mijmeren, voelt men zich onwillekeurig verplaatst en wekt het historische feiten in ons op, uit Egyptische dagen van voorheen.

Mijn langer verblijf dan ik gewoon ben, in dezelfde stad, heeft mij ook in aanraking gebracht met meer personen, van wier leven en werken ik zoo graag meer zou leeren kennen en waarvan enkelen vrienden zijn geworden, die ik o zoo ongaarne reeds zoo spoedig weder verlaat. Van die allen en dat alles zou ik zeker tal van brieven kunnen vullen, maar daarvoor ontbreekt mij de tijd. Toch wil ik van enkele zaken en over enkele personen hier nog wat zeggen, alvorens ik Ca?ro voor goed den rug toekeer. Maar waar te beginnen? Laat mij aanvangen met te vertellen, hoe hier, even buiten de stad, op ongeveer een half uur afstand met een automobiel, midden in de woestijn een nieuwe stad begint te verrijzen, een stad van louter paleizen, Europeesche paleizen, eenige honderden staan er reeds, met een heel groot Europeesch hotel in het midden en dat die stad Heliopolis heet en uit Belgische beurzen wordt bekostigd. Zij ligt in de nabijheid van de ru?nen van het eens zoo bekende oude Heliopolis, de oudste stad van Egypte, waar de koningen gekroond werden en waar de geestelijkheid eene bijzondere vermaardheid bezat.

Maar de nieuwe stad Heliopolis heeft niets met de oude stad gemeen, die zal niet door oude priesters bewoond en er zullen geen koningen gekroond worden, alhoewel de Khedive er vlak bij zijn winterpaleis heeft, maar zij zal door Amerikaansche en Europeesche kapitalisten bevolkt moeten worden, door menschen met volle beurzen en ziekelijke lichamen, die hier gedurende de wintermaanden zich willen koesteren in de felle zon en door de groote droogte van de atmosfeer hopen verlost te worden van rheumatische aandoeningen. Of er bij de vele en verschillende gelegenheden in Egypte waarheen de menschen om dezelfde reden en met hetzelfde succes kunnen vertoeven aan een zoo groote stad van paleizen behoefte is, of dat het weldra zal blijken, dat de Belgische maatschappij, die hier met Belgisch geld werkt, groote financieele verliezen zal lijden, zal de toekomst leeren; dit jaar wordt door allen, die daarvan moeten leven, ontzaglijk geklaagd, omdat de vreemdelingen, uit vrees voor den oorlog, dit jaar op zich laten wachten. De groote hotels in Ca?ro zijn nog niet ten halve gevuld.

Als men zich hier op een mooien, zonnigen dag een uurtje in den namiddag op het terras voor het hotel nederzet, en zooals de term luidt, "Ca?ro aan zich laat voorbijtrekken", dan ziet men inderdaad zooveel merkwaardigs, dat men gerust nu en dan thuis kan blijven, buiten kan gaan zitten, en dan toch een groote hoeveelheid indrukken te verwerken krijgt. Ik zag deze week op een middag, de gewone voorbijgangers,--Egyptenaren in hunne lange, mooi-kleurige kleeding, ezeltjes met hunne menschenvracht, kameelen met suikerriet, graanzakken of iets anders beladen, kooplieden met Egyptische shawls, Perzische tapijten, borduurwerk, prentbriefkaarten, gekleurde koralen en vooral de scarabee?n niet te vergeten, en nog zoovele andere zaken, te veel om op te noemen, niet medegerekend,--eerst een begrafenis voorbij trekken met de gebeden-zingende mannen voorop en het lijk gevolgd door gesluierde vrouwen. Het lijk, in het midden, wordt gedragen door eenige mannen, die behangen zijn met de attributen of eenige kostbaarheden van den doode. Zoo'n lijkstoet ziet men hier elk oogenblik van den dag, vooral van kinderlijkjes. De kindersterfte is hier ontzaglijk groot; een kinderarts vertelde mij, dat in Egypte de kindersterfte grooter is dan ergens elders op de wereld. Daar wordt van regeeringswege nog zeer weinig tegen gedaan, doch van particuliere zijde is men in de laatste jaren bezig om te trachten hierin verbetering te brengen. Men heeft op verschillende punten van de stad, in de armenwijken, kinderklinieken opgericht, waar de moeders met de zieke kindertjes komen; aan ??n er van is zelfs een klein hospitaal verbonden, waar de heel ernstige pati?ntjes kunnen worden opgenomen. Een Egyptische moeder is er echter zeer moeilijk toe te brengen, haar kind in een ziekenhuis achter te laten; daardoor is dan ook dat hospitaaltje slechts zeer dun bevolkt en bevat bijna alleen kindertjes, waarvan de moeder dood is, of verlaten door haar man en familie. Ik zag eenige van deze inrichtingen, die alle door giften in stand moeten worden gehouden en die, als alle zuiver philantropische instellingen, tal van gebreken hebben.

Verder zag ik een bruiloftstoet voorbij trekken. Eerst een troep bont gekleede muzikanten, waarvan de trommelslager het hardst werkte en het verantwoordelijkste deel voor zijne rekening had. Daarachter liepen twee mooi versierde kameelen, elk bevracht met minstens een half dozijn bont toegetakelde kinderen. Dan weder twee even mooie kameelen, die een sedan-chair, een soort draagstoel, tusschen zich hadden, waarin het jonge in rose zijde gekleede bruidje met twee familieleden, waarschijnlijk de beide moeders gezeten waren en daarachter eenige open rijtuigen, ook bont gesmukt, met familieleden of gasten.

Er was dien middag meer te zien. Plotseling verschenen twee, in wit satijn, rijk met goud geborduurd, gekleede mannen; uit hun gekleurde hoofddoek hing achter op den rug een lange staart, ofschoon het geen Chineezen waren. Zij vlogen voor een rijtuig aan en schreeuwden iets in 't Arabisch, wat beteekent "maak ruimte" of "ga uit den weg".

In het open rijtuig, dat hen op die hielen volgde, zaten twee in gekleede jas en hoogen hoed gekleede heeren; naast den koetsier op den bok zat een palfrenier in een steenrood, rijk met goud geborduurd kostuum. Het rijtuig hield vlak voor het hotel stil, de heeren stapten uit en brachten een kort bezoek aan een voornaam Engelschman in ons hotel. Een der heeren, die op die wijze door Ca?ro's straten reed, was lord Kitchener. Wel een hemelsbreed verschil bij de eenvoudige wijze, waarop de Khedive voorbij gaat. Als ik er niet door den portier van 't hotel opmerkzaam op was gemaakt, dan zou ik in den eenvoudig voorbij rijdenden man nooit een der grooten op aarde gezocht hebben. Ook de vrouwen van den Khedive, hij heeft er twee, en de verschillende prinsessen maken niet zoo'n drukte als zij uitrijden. Ik zag twee prinsessen in een mooie automobiel. Zij droegen Europeesche kleeding, een ronde, vilten hoed, waaromheen losjes een witte sluier lag, die even lichtelijk ook de mond bedekte; dat was de wijze, waarop deze dames het gesluierd gaan opvatten.

Van een merkwaardig bezoek wil ik nog iets mededeelen. Ik maakte er verscheidene, maar 't is onmogelijk om van die alle te gewagen. Dit eene bezoek zal ik echter nooit vergeten. Een Engelsche dame, die in Britsch-Indi? is groot gebracht, zich daar zeer voor den godsdienst der Hindoe's interesseerde, later naar Perzi? trok om een meisjesschool te stichten, met geen ander doel, dan de Perzische vrouwen te helpen zich te emancipeeren, later naar Ca?ro kwam, toen zij haar school in Perzi? in goede handen kon achterlaten, en daar nu een soort kinderschool heeft, eene vrouw met groote zeggingskracht en vol van mooie hervormingsidee?n, had Mrs. Catt en mij uitgenoodigd een middag bij haar te komen om eenige heeren, hervormers op theologisch gebied, te ontmoeten. Wij begrepen niet, waarom wij deze uitnoodiging kregen, maar deze vrouw hadden wij leeren kennen als iemand, die een hernieuwd bezoek ten volle waard was en wij begrepen ook, dat wij bij haar bepaald belangrijke personen zouden ontmoeten.

Toen wij er kwamen, zagen wij er, als de meest opvallende, een klein, fijn, zwart mannetje, met gitzwarte, zijdeachtige, lange haren, die hem over de schouders hingen; oogjes, die in schittering concurreerden met de diamantjes in z'n ooren; gekleed in 'n lang, laat mij zeggen, kemelsharen kleed en met bloote voeten in sandalen. Hij werd ons voorgesteld als Shree Shyama Swarma Balyogi, zooals ik later op zijn naamkaartje zag, als een Hindoe-filosoof. Op zijn naamkaartje stond zeer bescheiden: "Great Student of Vedant Philosophy". Hij kwam van Vaso, in de nabijheid van Bombay, Britsch-Indi?. Laat mij er direct aan toevoegen, dat hij op weg is naar Parijs en Londen, alwaar hij eenige filosophen op theologisch gebied gaat bezoeken. Daarna gaat hij naar Amerika, om Edison te interesseeren voor een electrisch apparaat, waarvoor hij de gegevens heeft geput uit de Veda. Als dat toestel tot stand komt dan zal de geheele medische diagnostiek en therapie onderst boven worden gekeerd. Wat ik er evenwel dien middag van vernam maakte op mij meer den indruk een hocus pocus te zijn dan een ernstige hervorming van hetgeen het beoogt. Dit was echter slechts een bijzaak. Daarvoor waren die mannen niet bijeengekomen; zij hadden andere zaken te bespreken.

De tweede en mijns inziens de belangrijkste van de bezoekers was een Sheik, een trouw Mohammedaan. Hij is echter een hervormer van zijn godsdienst. Hij wil aan het vele bidden der Mohammedanen, vijf maal daags en nog al lang, een einde maken en tevens het afzonderen der vrouwen trachten tegen te gaan. Hij is een man, die in den smaak valt van den tegenwoordigen Khedive, die zeer liberaal en hervormingsgezind is, die hem dan ook heeft aangesteld als Universeel prediker en die hem uit eigen fondsen salarieert. Aly El-Girbi, zooals zijn naam is en in 't Arabisch op zijn visitekaartje prijkt, heeft geen vaste moskee waarin hij predikt, hij reist door het geheele land, predikt in alle moskee?n en trekt overal tal van hoorders. Hij richt zich vooral tot de vrouwen, vraagt hen vooral onder zijn gehoor te komen en--naar men mij mededeelde--boeit hij zijne hoorders soms vijf uur lang achtereen. Hij is bijzonder welbespraakt en po?tisch en zijne weinige doch veelzeggende handgebaren geven zijne woorden een bijzondere kracht. Hij zeide tot ons, dat de lage stand van ontwikkeling der tegenwoordige Egyptenaren verklaard moest worden uit de slaafsche positie waarin de Egyptische vrouwen verkeeren. Uit zulke moeders konden geen groote mannen geboren worden. Alsof hij Perkins Gilman of Olive Schreiner gelezen had!

Verder was er een man uit Perzi?, die in Teheran een soort filosofische school schijnt te hebben, een Turk, die zich met de filosofie der godsdiensten bemoeit, en twee heeren uit Ca?ro, die B?ha?sten zijn. Het geheele onderhoud van deze heeren kwam daarop neer, dat zij de verschillende godsdienstvormen in overeenstemming trachten te brengen met de eischen van den tijdgeest; het kwam mij voor, dat zij het er allen gloeiend over eens waren, dat de opheffing der volkeren alleen kan tot stand komen door de vrouwen een grooter aandeel te geven in 't maatschappelijk en later ook staatkundig leven. Van den Sheik ontvingen Mrs. Catt en ik een bijzonder hartelijken handdruk en den dank voor 't geen wij trachten te doen voor de vrouwen. Het was een allermerkwaardigste middag die wij in dat gezelschap doorbrachten.

Hedenochtend was ik getuige van eene ceremonie, zooals hier elk jaar ongeveer om dezen tijd plaats vindt, 't Was de ceremonie van "het heilige tapijt". Elk jaar zendt de Egyptische regeering een nieuw prachtig met goud en zilver geborduurd tapijt naar Mekka; het oude, dat daar een jaar gebruikt is, wordt dan weder teruggenomen en is dan door het gebruik in Mekka, heilig geworden. Door 200 ? 300 soldaten, meestal vrijwilligers, wordt het nieuwe kleed gebracht en het oude mede terug genomen. Het kleed, dat zeer zwaar is, wordt door ??n kameel gedragen; het ligt onder een baldakijn, in den vorm van eene moskee, van rood fluweel met zilver en goud geborduurd. De kameel, die dit heilig stuk draagt, wordt ook met bijzondere vereering beschouwd en behandeld. Het beest bezit een koninklijke stal, wordt op bijzondere wijze gevoed en doet het heele jaar geen werk. Zijn eenig levensdoel is jaarlijks de kostbare last naar Mekka te dragen en de nog kostbaarder mede terug te nemen.

Om acht uur vanochtend stonden wij reeds in ons rijtuig, dat een goede plaats vooraan in de file had gekregen, om alle toebereidselen te zien voor de ontvangst van het heilige tapijt, dat om tien uur verwacht werd. Wij stonden vlak v??r het gebouw waar het in ontvangst zou worden genomen. Evenals in een opera defileerde in goede volgorde telkens iets anders ons voorbij. Nauwelijks waren wij aangekomen, toen een regiment artillerie met kleine kanonnen op muilezels geladen, alle militairen in groot uniform, met hun muziekcorps voorbij trok en op eenigen afstand zich opstelde. Kort daarna infanteristen, marcheerende op de marsch uit de opera Carmen, dan cavalleristen, groepen van hen op prachtige witte schimmels, een andere groep op goudvossen, weer een andere op kastanjebruine paarden, allen van het echte Syrische ras. Lange rijen infanteristen achter groene vaandels volgden: dat waren de militairen die dit jaar of vroegere jaren in Mekka waren geweest. Al die militairen werden opgesteld op eene groote vlakte, tegenover het offici?ele gebouw, waar het heilige tapijt gebracht zou worden.

Onderwijl kwamen in automobielen, in open rijtuigen of gesloten rijtuigen, met of zonder voorrenners, alle offici?ele personen uit Ca?ro in groot tenue aanrijden en stapten in het bedoelde gebouw af. Het is de Khedive, die in hoogst eigen persoon dit tapijt in ontvangst dient te nemen; hij had evenwel dit jaar dezen post aan zijn jongeren broeder afgestaan. Al die offici?ele personen, eenige honderden in getal, waren in het gebouw, maar ook buiten verzamelde zich intusschen een onafzienbare massa, die uit nieuwsgierigheid of uit toewijding naar dit schouwspel gedreven werd. De nieuwsgierigen waren de duizenden vreemdelingen, die op het oogenblik in Ca?ro vertoeven; de Mohammedanen kwamen uit zuivere devotie. Er waren drie groote afgesloten ruimten, waar de auto's en rijtuigen met hunne inzittenden een plaats kregen en die allen een even goed en vrij gezicht op het schouwspel hadden. De eerste was afgezonderd voor de familieleden van den Khedive, die in groot aantal aanwezig waren. De tweede was voor de familieleden der offici?ele personen, de verschillende consuls en hooge militairen. De derde ruimte was voor de vreemdelingen.

Klokslag tien uur arriveerde de karavaan. Zoodra zij in het gezicht kwam werd het heilige kleed met 21 kanonschoten begroet en waar het voorbij de militairen trok, presenteerden dezen het geweer of maakten hun militair saluut. De kameel, die de heilige last droeg, was geheel met goudwerk en roode franjes behangen; het verhief zijn kop nog hooger dan die beesten gewoon zijn te doen, alsof het zich van zijne waardigheid bewust was. Het werd gevolgd door zeven andere met rood fluweel behangen kameelen en op elk zat een eerbiedwaardige pelgrim, die zachte tonen uit een fluit te voorschijn bracht, om het heilige beest te amuseeren.

Zeven keer wandelde deze stoet in de ruimte rond, telkens door de militairen en nu ook door de Sheiks, de Pasja's, de koninklijke familie en alle offici?ele personen, allen nu naar buiten gekomen, eerbiedig gegroet. Daarna overhandigde de broeder van den Khedive den eersten begeleider een sleutel en alles verdween in het gebouw, waar het tapijt voorloopig ondergebracht werd. Weder 21 kanonschoten om het uitgeleide te doen.

Dit tapijt blijft nu twee maanden aldaar en wordt in dien tijd door alle geestelijken en fanatieken aangebeden; daarna wordt 't in vele stukken gesneden, die verschillende moskee?n ten deel vallen om op de daarin aanwezige heilige graftomben gelegd te worden. Men verteld, dat dit grapje het land elk jaar twaalf millioen gulden zou kosten! V??r ik alles had gezien kon ik dat niet gelooven; nu ben ik er zeker van, dat die som niet overdreven is. Wat zou dat geld hier in het land nuttiger besteed kunnen worden, indien het b.v. voor oprichting en in-stand-houding van goede scholen werd gebruikt.

Het was vandaag prachtig weder, de zon scheen reeds vroeg; toen ik dit in het rijtuig staande opmerkte, zeide onmiddellijk een Mohammedaansche koetsier: "Maar natuurlijk, mevrouw; dat is altijd zoo; wanneer het heilige tapijt in Ca?ro komt, laat God de zon schijnen!" Ik dacht aan onze Oranjezon, die zich echter wel eens een enkele keer achter een wolk verschuilt.

Nu alles is afgeloopen, weet ik niet, wat diepere impressie op mij maakte, het gezicht van die mooie, vroolijke, veelkleurige vertooning, of de groote orde die er onder die tienduizenden heerschte en het kalme en vriendelijke optreden van de politie. Behalve de kanonschoten en de militaire muziek, werd geen enkele luide toon gehoord; de bevelen van de politie gingen meer door een vriendelijk handgebaar dan door verheffing van stem. Na afloop vertrok geen rijtuig van zijn plaats v??rdat de politie het sein gegeven had en allen bleven achter elkaar rijden.

P.S. Van bevriende zijde worden mij twee uitknipsels uit "De Telegraaf" toegezonden, op welks inhoud ik hier even wil terugkomen.

Het eerste is onderteekend door twee artsen uit Transvaal en heeft de strekking te doen uitkomen, dat mijne opvatting over de behandeling der inboorlingen in Zuid-Afrika niet de juiste is. De inhoud van dat ingezonden artikel verwondert mij niet; ik zal in vele Zuid-Afrikaansche bladen over mijne geuite meening in dezen wel meer en sterker gecritiseerd worden. Uit gesprekken, die ik daarover in Zuid-Afrika met vele Afrikaners en Britten hield, is het mij heel goed bekend, dat de groote meerderheid der bevolking mijne gevoelens in dezen niet deelt. Hoe kan het ook anders. Sympathiseerde de meerderheid der bevolking in dezen met mij, dan zou de behandeling der kleurlingen eene andere zijn en dan had ik daarover anders geschreven. Betreffende dit eene punt, minachting voor den kleurling, hem te beschouwen louter als goedkoope arbeidskracht, harmonieeren Britten en Afrikaners meesterlijk. Dat niet de heele bevolking van Zuid-Afrika zoo verkeerd denkt over den Kaffer en deze kleurlingen warme vrienden bezitten in enkele toonaangevende kringen, daarvan ben ik ook zeker. Vooral in de Kaapkolonie vond ik voor mijne meening vele gelijkdenkenden en toen ik Olive Schreiner een bezoek bracht, ontdekte ik, dat ook zij in dezen mijne geestverwante is.

De oplossing van het kleurlingen-vraagstuk zal in Zuid-Afrika eene zeer moeilijke zijn, maar wil men eene rechtvaardige en wijze oplossing verkrijgen, dan moet men beginnen deze menschen met andere oogen te beschouwen, hun karakters te bestudeeren in de kraals, ik meen: zoolang zij nog onbesmet zijn door de aanraking met de Europee?rs, en hen in deze eigen omgeving eerst tot eene hoogere ontwikkeling brengen, zoodat zij beter bestand zijn tegen de gevolgen van verleiding, verkeerde behandeling en verkeerde voorbeelden der blanken.

Dat de Zionisten een supplement op de Baedeker uitgeven, waarin over deze zaken uitvoerige inlichtingen worden verstrekt, is zeer goed gezien; laat mij hen echter in overweging geven, dit boekje in het Engelsch, in plaats van in het Duitsch te laten drukken, want tot nu toe bestaan de bezoekers van Palestina voor een overwegend groot deel uit Amerikanen en Engelschen. Duitsch sprekende toeristen zijn nog groote uitzonderingen.

Laten mijne lezers niet vergeten, dat ik mij in de verschillende landen niet lang genoeg ophoud om mij steeds van alle vraagstukken goed op de hoogte te stellen, dat ik ook van alles alleen mijne indrukken weergeef, en dat ik niet verwacht, ook niet verwachten kan en wil, dat elkeen het met mijne opvatting eens is.

AAN BOORD VAN DE "PRINSES JULIANA".

Wij waren reeds vroeg op, den dag waarop wij Ca?ro verlieten, om ons naar Port-Said en aan boord van het schip te begeven, het schip, dat ons zou wegvoeren uit Egypte en in een ander werelddeel weder aan land zetten. Om zeven uur 's morgens zou de trein vertrekken, doch om zes uur stonden wij reeds gereed, waren de koffers gepakt en wachtten wij op de mannen, die de vele stukken bagage naar beneden zouden brengen en die den dag tevoren waren aangewezen, om voor onze koffers te zorgen en ons veilig in den trein te brengen. Waren wij blijven wachten, dan stonden wij er misschien heden nog, want toen wij beneden in het hotel kwamen, lag er alles nog in diepe rust. Zelfs de mannen, aan wie de nachtwacht was toevertrouwd, lagen in de corridors op de dikke Smyrna-tapijten te snurken; de eenige wezens, die teekenen van leven gaven, waren een paar groote, dikke ratten, die door onze komst gestoord werden in een of andere belangrijke onderneming en toen ijlings de vlucht namen. Nadat wij genoeg menschen wakker en naar beneden getrommeld hadden, er een rijtuig voor ons gehaald was en wij aan het station waren uitgeladen, was er amper tijd voor onze reisbiljetten te zorgen, de bagage te laten inschrijven en plaats te nemen, voor de trein afreed.

Wij zouden nu nog in de 4 1/2 uur, die wij noodig hadden, om naar Port Sa?d te komen, gelegenheid krijgen, om in Egypte eene van die natuurverschijnselen te zien, waarvan wij wel veel gelezen hadden, doch dat wij nog niet hadden bijgewoond. Spoedig, nadat wij Ca?ro achter den rug hadden, begon de een of andere wind op te steken en langzamerhand zagen wij het woestijnzand steeds hooger stuiven, zagen wij de op den weg zich bevindende kameelen zich nederleggen en de opzittende of begeleidende mannen zich achter hen verschuilen, nam de lucht een grijsgrauwe tint aan, waar doorheen wij slechts op korten afstand konden zien en kwam het fijne stuifzand zelfs door onze goed afgesloten vensterraampjes onze oogen, neus en keel binnen dringen. Het was "a new experience", zooals mijne reisgezellin goedmoedig opmerkte, maar geene aangename.

In Port Sa?d bijna een uur te laat aangekomen, had deze zandstorm voor een fijnen, doordringenden regenstorm plaats gemaakt, die het aan boord gaan niet veraangenaamde. Doch--en nu heb ik in mij-zelf een eigenschap ontdekt, die ik mij niet bewust was te bezitten--ik gevoelde mij aangenaam aangedaan, toen ik daar, al was het dan ook in een hoekje van Afrika, mijn voet op Nederlandschen bodem zette; toen ik in eigen taal door tal van landgenooten begroet werd en toen ik in mijne hut gekomen vele pakjes van Hollandsche vrienden vond, alle de een of andere nationale bijzonderheid bevattende. Het waren Dordtsche speculaasjes, Haagsche beschuitjes, chocolade van Korff, Delftsche parfumerie, Haagsche hopjes, Deventer koek en Groninger molleboonen, die mij door goede fee?n waren toegezonden en die mij nog lang zullen blijven vertellen, dat er ook in eigen land veel goeds is te vinden. Ik dacht een cosmopoliet te zijn, doch het nationaliteitsgevoel is sterker dan ik vermoedde. Dit gevoelde ik ook heel sterk, toen wij in onze hut kwamen en mijne Amerikaansche reisgenoote, die vele bootreizen in haar leven maakte en verschillende stoomvaartlijnen bij ondervinding kent, uitriep: "Ik heb nog nooit zoo'n gerieflijke en ruime hut op een boot gehad als deze." 't Is waar, in de hutten op de "Prinses Juliana" gevoelt men zich even comfortable als in een kamer in 'n hotel en de van alle kanten gemakkelijk te bereiken bad- en toiletkamers, waar een echte Hollandsche zindelijkheid heerscht, zijn niet alleen ruim en comfortable, maar zijn zelfs luxueus ingericht. De comfort op de "Prinses Juliana" laat in geen enkel opzicht te wenschen over.

Het werd bijna vier uur, toen wij Port Sa?d uit en het kanaal van Suez binnenstoomden, zoodat wij het kanaal, dat ik nog gaarne eens weder had gezien, bij avond en nacht passeerden. Toen wij den volgenden morgen ontwaakten lag Suez reeds achter ons en waren wij in de Roode Zee. Nog ??n tamelijk koele dag en toen kwamen de passagiers reeds in hun witte pakken voor den dag, hadden de zwarte bedienden zich reeds van voor hun voeten niet bestemde schoenen ontdaan en hoorde men reeds enkele medepassagiers--en vooral de spelende kinderen--klagen, dat zij "puften van de warmte". Zoo erg was het echter niet, maar de temperatuur was toch slechts enkele graden lager dan toen ik hier twee maanden geleden van de andere zijde doorvoer. Het schip is echter goed toegerust, om aan wat warmte te kunnen weerstand bieden. Niet alleen, dat overal in de salons en eetkamers en in alle hutten electrische waaiers koelte aanbrengen, maar bovendien zijn aan alle patrijspoorten windvangers aangebracht, die het beetje wind, dat wij genieten, opvangen en in de hut uitstorten. Het is dus best uit te houden.

In een ander opzicht onderscheidt deze boot zich nog van de meeste andere, waarop ik groote reizen maakte, een onderscheid, dat ik ten hoogste waardeer. Ze heeft n.l. geen muziekkorps aan boord, zoodat de passagiers niet 's morgens en 's middags en soms ook nog des avonds de hartverscheurende valsche tonen van een scheepsmuziekkorps te genieten krijgen. Hier is slechts een pianola-piano aan boord, die alleen nu en dan ons trommelvlies tracht te verscheuren en waarop op de meest ongelegen oogenblikken een zich muzikaal aangelegd voelend jongmensch zit te trommelen en volstrekt niet voelt, dat hij meerendeels mistast.

Elk patriotisch Nederlander kan op deze boot niet alleen trotsch zijn over de wijze, waarop onze stoomvaartmaatschappijen haar passagiers vervoeren, maar ook op de geaardheid en het gedrag zijner medepassagiers. Men gevoelt zich hier in deftig, Hollandsch gezelschap. Alles gaat even kalm en netjes zijn gang, geen luidruchtig geluid wordt gehoord, geen luidruchtige spelen gespeeld. Elkeen wandelt kalm over het dek of ligt op zijn rieten stoel een sigaartje te rooken en kringetjes te blazen, of leest 'n van huis medegebracht of uit de scheepsbibliotheek geleend boek. Enkelen zitten samen te keuvelen, even bedaard en even netjes, alsof wij bij ons in Holland op 'n buurtbezoek zijn. Een enkel clubje--en daartoe behoor ik--speelt 's avonds een partijtje bridge, anderen zitten schaak of domino te spelen, maar van luidruchtige spelen als op de Engelsche booten gespeeld worden, waaraan alle passagiers meedoen, daarvan is hier geen sprake. Op deze boot zijn de Hollanders Hollanders: netjes, bedaard, verstandig, kalm. Ik verheug mij daarover en ben hartelijk blij op deze boot gelegenheid te hebben met mijne landgenooten eens weder een verstandig gesprek te kunnen voeren en successievelijk met al mijne medereizigers kennis te kunnen maken en hen van hun goede, oud-Hollandsche zijde te leeren kennen. "I like your people, especially as travel-companions", zeide na eenige dagen dan ook mijn reisgezellin en dat streelde mijn ooren niet weinig.

Ik heb echter nog een voornaam punt vergeten te noemen, toen ik opsomde wat wij hier op deze boot dagelijks uitvoerden. Dat is vreemd, want het is iets, wat het grootste deel van onzen tijd in beslag neemt. Ik bedoel het eten en drinken, het deelnemen aan de maaltijden. Het lijkt wel, dat de Stoomvaart-Maatschappij "Nederland" zich verbeeldt tot taak te hebben, haar gasten een mestkuur te laten doormaken, om ze bestand te doen zijn tegen de nieuwe leefwijze, die hen aan het eind der reis wacht. De maaltijden zijn niet alleen overvloedig en goed, maar de verscheidenheid der gerechten is ook zoo goed en juist gekozen, dat men alleen met een ernstigen en vasten wil kan zorgdragen niet overvoed te worden. Als men niet onmiddellijk uit de overvolle menu's een paar gerechten kiest, waarvan men zal gebruiken, en de anderen, zonder er naar te zien, laat passeeren, dan heeft men al heel spoedig den dokter noodig, die met wat bicarbonas sodae de maag te hulp moet komen.

Niet alleen in de Roode Zee was het warm; toen wij Aden achter den rug hadden en Kaap Gardefui voorbij gestoomd waren, bleek er wel wat meer wind te komen, doch was de temperatuur niet lager. Het was dan ook op heel bescheiden toon tot mij gericht, het verzoek, om "als de warmte het mij niet onmogelijk maakte", een voordracht over vrouwenkiesrecht te houden. Aan dit verzoek, door 36 passagiers onderteekend, kon ik natuurlijk geen weerstand bieden. Als goede propagandiste voor de groote zaak, moest ik natuurlijk verheugd zijn--en dat was ik dan ook--, dat mij op zoo'n ongezochte wijze gelegenheid gegeven werd, dit onderwerp, zelfs op den Indischen Oceaan, te bespreken en met toestemming van den kapitein werd de 2e klasse eetsalon ingericht om als vergaderzaal te dienen. Ik dacht niet, dat de belangstelling in vrouwenkiesrecht onder mijn medepassagiers z?? groot was; op ??n enkele uitzondering na waren alle 1e en 2e klasse passagiers aanwezig, toen ik dien middag, om half vijf, het woord nam. Z?? groot was zelfs de belangstelling, dat wij om zes uur nog midden in het debat waren, toen de zaal ontruimd moest worden om weder voor eetsalon te worden ingericht. Om elf uur den volgenden morgen werd het debat voortgezet, en toen ik op het middaguur eindigde, werd door vele Engelsch sprekende medepassagiers onmiddellijk het verzoek gericht, om ook mevrouw Catt te vragen, een voordracht voor hen te houden.

Vrouwenkiesrecht was daarna langen tijd 't onderwerp van de gesprekken op de boot; sommigen waren overtuigde voorstanders geworden, anderen vonden het toch ook een vanzelf sprekend gevolg van den ontwikkelingsgang der maatschappij, anderen waren verstokte tegenstanders, onder dezen voornamelijk die heeren, die van oordeel waren, dat huwelijksgeluk alleen bestaanbaar is, zoolang de vrouw tot den man opziet, en door de vrouwen nu ook politieke rechten te geven, ontnam men den man alle superioriteit over zijne vrouw. Die heeren kennen niet de "Amalasuntha's"-zusteren van de Amalasuntha uit Dickens' onovertreffelijke verhalen, die aan nekverstijving te gronde gaan, door het onophoudelijk opzien tot hun zoo hoog boven hen staanden echtgenoot. Ik heb hen geraden, Dickens voor dat doel eens na te slaan.

Mrs. Catt was natuurlijk ook dadelijk bereid om aan het verzoek, dat inhield wat te vertellen over de toestanden in Amerika met betrekking tot het vrouwen-vraagstuk, te voldoen, en twee dagen, nadat ik gesproken had, vulde zij mijne voordracht aan met het bovengenoemd onderwerp. Ik had niet gedacht dat ook dien derden dag nog zooveel belangstelling zou bestaan, om een paar uur in de warme salon stil te zitten luisteren naar hetgeen mrs. Catt op haar eigenaardige, boeiende wijze te vertellen had, en het verhoogde het effect van haar voordracht niet weinig, toen aan het slot een heer in ons midden opstond, die een Australi?r bleek te zijn en in Queensland woont en die op zeer welsprekende wijze de resultaten van het vrouwenkiesrecht in Australi? besprak. De vrees voor "ongenoegen in het gezin" als gevolg van kiesrecht, ook voor de gehuwde vrouw, het bezwaar, dat in de laatste dagen nogal eens gehoond werd, wist hij zoo schitterend te weerleggen, dat twijfel omtrent dat punt nu onder de passagiers van de "Juliana" wel niet meer zal bestaan. Zijn vrouw, die ook aanwezig was, wist nog even mede te deelen, dat zij en haar man wel dikwijls omtrent de keuze van den candidaat tot overeenstemming kwamen, maar in de gevallen, waar beiden aan eigen candidaat de voorkeur bleven geven, brachten zij natuurlijk ook hun stemmen uit op hun eigen candidaat. 't Klonk zoo eenvoudig en alleen 'n door-alles-heen-gelijk-willen-hebbend echtgenoot kon zich nog beangst maken voor "ongenoegen".

Zoo werd dus gedurende eenige dagen het vrouwen-vraagstuk de "topic of the day"; menigeen, die vroeger nooit ernstig hierover heeft nagedacht, begint thans te begrijpen, dat de vrouwenbeweging, hij moge er mede instemmen of niet, eene groote, machtige beweging is, die zich thans in alle landen openbaart en die niet eerder tot een einde zal komen, alvorens er volkomen wettelijke--hieronder ook de politieke te verstaan--en maatschappelijke gelijkstelling tusschen mannen en vrouwen zal zijn verkregen.

En zoo gaan de dagen op de boot langzaam voorbij, maar toch nog veel te snel voor mrs. Catt en mij, die deze zeereis gaarne nog wat verlengd zouden hebben. Wij gevoelen ons hier thuis, rustig, aangenaam. De warmte is wel groot, maar niet te groot, en wanneer wij des avonds de wonderschoone zonsondergangen, die tusschen Aden en Colombo onbeschrijflijk mooi zijn, genoten hebben, volgt daarop spoedig een lange, aangename koele zomeravond.

Morgenochtend moet de boot in Colombo aankomen, maar wij hebben de 8 uren, die wij te laat van Port Sa?d vertrokken zijn, niet ingehaald en daardoor zal het wel avond worden, eer wij in Colombo aan wal stappen.

OP CEYLON.

Het avondduister was reeds lang ingetreden, toen wij de kustlichten van Colombo in het gezicht kregen en eer het schip voor anker lag, de visiteerende dokter aan boord was gekomen en zijn plicht vervuld had, en eer wij met onze bagage goed en wel geland waren, was het reeds bijna tien uur. Het was jammer, dat wij het mooie binnenkomen in de haven van Colombo gemist hebben en ons hebben moeten tevreden stellen met de verhalen over dat mooie gezicht van uit zee op Colombo, van onze medepassagiers, die deze reis reeds meermalen gemaakt en Colombo vroeger hebben gezien. Tot op het laatste oogenblik vonden wij het op de Prinses Juliana aangenaam; ik hoop later nog wel eens van deze boot te kunnen gebruik maken, vooral wanneer zij dan nog onder denzelfden goeden gezagvoerder met zijne plichtgetrouwe en beschaafde bemanning vaart. En van de passagiers wil ik alleen dit zeggen, dat gisteravond, toen wij in het hotel en op onze kamer aangeland waren, mrs. Catt tot mij zeide: "Als men mag aannemen, dat men op een groote boot van zekere natie een goed overzicht krijgt over zijn volk, dan gaat Nederland met de eer strijken van het meest beschaafde en ontwikkeldste volk te zijn onder al degenen die wij op onze reizen ontmoet hebben".

In Colombo aangekomen, wachtte ons de eerste teleurstelling; ik wil hopen dat er geen tweede op volgt. Het Galle Face Hotel, het meest gerenommeerde, was overvol; de eetkamer was zelfs tijdelijk voor slaapkamer ingericht; het daarop volgend Grand Oriental Hotel was in dezelfde conditie, zoodat wij ons ten slotte moesten tevreden stellen met een kamer voor twee personen in het Bristol Hotel. Gelukkig is er alles zindelijk en valt het bij nadere kennismaking zeer mede. Met eenige van onze medepassagiers van de boot hebben wij 's avonds nog een tijd lang in de veranda van het hotel zitten praten, totdat zij weder aan boord en wij naar bed moesten.

Onze kamer, waarvan de deur van boven uit open traliewerk bestaat, had wel twee groote open vensternissen, doch geen vensters; de lucht kon van buiten vrij naar binnen treden. Door een grooten electrischen waaier, veel gelijkenis vertoonende met een paar molenwieken, werd de lucht in beweging gehouden en eenige koelte in de kamer gebracht. Het was er aangenaam heet en het eenige laken, dat ons tot dekking in het vrij goede bed diende, was voor dat doel ruimschoots voldoende. Wij moesten ons even voor den geest roepen, dat wij hier in Ceylon in den wintertijd zijn en het in Europa op 't oogenblik overal buitengewoon koud is. Het is nu het seizoen voor Colombo; hoe moet de temperatuur hier wel zijn als 't hier zomer is.

Ik zou zeker dien eersten nacht in Colombo een heerlijken slaap hebben genoten, ware het niet, dat de boomen v??r het hotel rijk bevolkt waren met kraaien en eksters, die den geheelen nacht hun krijschende stemmen hebben doen hooren. Onophoudelijk schijnen die beesten onderlinge twistgesprekken te voeren gehad te hebben, waarbij honderden individuen het hunne hadden in te brengen. In een ander land zou men aan zoo'n overbevolking van zulke lieve beestjes een einde maken, maar hier, met zoovele Hindoe's en Boeddhisten onder de bevolking, zal men dat wel uit zijn hart laten. De Boeddhist mag geen levend wezen dooden, allen moeten den natuurlijken dood sterven.

Ware het niet Zondag geweest, dan waren wij vanmorgen met de eerste gelegenheid naar Kandy, dat veel hooger gelegen en koeler is, vertrokken; wij moesten nu eerst wachten tot morgenochtend de banken open zijn om geld te halen en eenige andere zaken af te doen. Deze Zondag is echter geen verloren dag voor ons geweest. Integendeel, het was een alleraangenaamste, vol van nieuwe indrukken. Om eerst even naar het kantoor van Cook te gaan en naar het telegraafbureau, hadden wij ieder een rickshaw genomen, die hier veel beter zijn dan die wij in Zuid-Afrika zagen en waarvan de mannen niet zoo bont toegetakeld zijn als daar. Deze hier zijn ook heel licht en altijd alleen voor ??n persoon bestemd. Het lijkt voor vele Europeanen misschien onbarmhartig, dat men zich in een wagentje nederzet en zich door een medemensch laat voortbewegen, maar dit gevoel gaat hier weg, als men ziet, op welk een gemakkelijke wijze deze mannen zich--oogenschijnlijk althans--van die taak kwijten en hoe gelukkig zij met een vrachtje zijn. Toen wij hen aan het telegraafkantoor wilden betalen en wij een rijtuig aanriepen, om een tocht door de stad te maken, smeekten zij ons z?? hen met die taak te belasten, dat wij daartoe ten slotte maar besloten. Zij zouden ons nu eerst langs de zee en dan langs mooie punten, die wij hen hadden opgegeven, naar Mount Lavinia Hotel brengen, waar wij wilden lunchen en eenige uren vertoeven. Zij moesten ons daar blijven wachten en later langs een anderen weg terugvoeren.

Niettegenstaande de groote hitte draafden die twee naakte bruine broeders als paarden, en op onze herhaald tot hen gerichte opmerking, dat zij zich niet zoo behoefden te haasten, of, of zij misschien niet eens wilden rusten, gaven zij ons met een lachend ontkennend hoofdschudden antwoord. Draven doen hier echter niet alleen menschen en paarden, maar ook ossen. Herhaaldelijk passeerden wij op onzen weg een soort tentwagentjes, waarin de een of andere Sinhalees met vrouw en kinderen gezeten was, waarschijnlijk een Zondagstoertje makende, en die getrokken werden door een klein, vinnig osje, dat met een paard in het hardloopen kan wedijveren. Zij zijn van het soort, deze ossen bedoel ik, dat ik ook in Oost-Afrika gezien heb, met een min of meer groot uitwas in den nek, die men daar buffeltjes noemde. Een zeer gedistingeerd vervoermiddel schijnt zoo'n ossewagentje niet te zijn, ik zag er althans alleen Sinhaleezen gebruik van maken.

Over deze menschen heb ik al eens geschreven, toen ik ze voor het eerst in Zanzibar zag; hier zien wij ze in grooten getale, zoodat hun verschijning reeds geen bijzonderen indruk meer maakt. En toch moeten ze voor een Europeaan opmerkenswaardig zijn. Die mannen met hunne zachte, melancholieke, vrouwelijke gelaatsuitdrukking, hun lange, zwarte, bijna blauw-zwarte haren, die in golvingen of krullen, over hun schouders hangen, of in een wrong op het achterhoofd bevestigd en met een groote schildpad-kam afgewerkt zijn, en die gekleed zijn in sarong en kabaai, de sarong soms voor een gewonen nauwen damesrok plaats makende, zijn toch een bijzonder soort menschen. Op hun gezicht afgaande, stel ik hen veel hooger dan b.v. den Arabier. De Sinhaleezen hebben over het algemeen verstandige, denkende gezichten en zij missen geheel dat sensueele in hunne gelaatsuitdrukking, dat vooral den Arabier zoozeer vertoont.

Was het omdat het Zondag was en er nu door velen niet zooveel als anders gewerkt werd, dat wij daarom in de volksbuurten zooveel langharige mannen in gebukte houding voor hunne woningen zagen zitten en achter hen hurkende vrouwen--wij zullen ten minste veronderstellen, dat dit hier eene echtelijken liefdedienst gold--die, evenals de apen, die lange haren trachtten te zuiveren van het wild, dat er waarschijnlijk in rondhuppelde? Het is ook mogelijk, dat de Zondag er niets mede te maken heeft.

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

 

Back to top