Read Ebook: Verspreide Opstellen II by Ligthart Jan
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page
Ebook has 661 lines and 54839 words, and 14 pages
Leelijke neigingen kronkelen als giftige slangen in de diepte van menig menschengemoed. Zinnelijke lusten doen begeeren naar het verbodene. Nijd en gierigheid willen den ondergang van een medemensch. We verfoeien onszelf om de ontzettende opborrelingen onzer innerlijke boosheid. Het recht van den rijke, de reinheid der onschuldige, de roem van den begaafde--ze bestaan niet voor de laaghartige verlangens onzer onbeheerschte zelfzucht. Dat recht wordt verkracht, die reinheid besmet, die roem belasterd, door duizenden en nogmaals duizenden eerlijke, brave, edele naturen, in de eerste opwelling van hun zondig hart. Hoe zou de wereld er uitzien, wanneer eens plotseling openbaar werd het verborgen leven der ongeremde begeerten. En hoe, wanneer deze aanstonds in daden werden verwezenlijkt!
Er zijn maar weinige begenadigden, die, als eenmaal Hij, naar wien de christenheid zich noemt, onbekommerd kunnen leven naar de eerste aanwijzingen van al hun neigingen. Dat was een leven uit God. Uit deze bron der heiligheid kon niets onheiligs voortvloeien. Wij, overigen, mogen al dankbaar zijn, wanneer we nu en dan eens gehoor mogen geven aan een eerste opwelling. Meestal moeten we haar in bedwang houden, met geweld terugduwen, en een oogenblik, doch soms ook uren en dagen, wachten, totdat de tweede, en in haar ons beter ik, is doorgebroken. Ons beter ik, dat wellicht juister ons verbeterd ik kon heeten. Immers, het is de vrucht der zedelijke, der christelijke opvoeding, die zich in deze correctie onzer natuurlijke aandriften openbaart.
Het is raadzaam voor onszelf niet maar onnadenkend naar eerste opwelling te oordeelen of te handelen, doch 't is niet minder plicht onze medemenschen niet maar aanstonds te schatten naar hun onvoorbereid doen en hen te houden aan hun rasse uitspraken. Menigeen is veel beter dan hij schijnt, en veel zachter dan hij oordeelt. Deze uitingen vertegenwoordigen niet zijn geheele persoonlijkheid. Er werken ook andere elementen in hem. Gun ze den tijd naar buiten te komen en schort uw oordeel op. Het is een der groote schaduwzijden van onze haastige polemieken in vergadering en dagblad, dat zij den strijd doen voeren tusschen de ongezuiverde machten der eerste opwellingen. Hoeveel mooier en edeler kon het karakter van ons huiselijk en maatschappelijk leven worden, als bezonnenheid haar louterende werking had verricht.
In Engelsch-Indi? leefde eens een grijze weldoener, die als een heilige werd vereerd. Op zekeren dag begaf zich een jongeling tot hem en vroeg: Wat moet ik toch doen, om heilig te worden zooals gij?
Toen opende de oude zijn levensboek voor het eerbiedig oog van den jongere, en daarin stonden te lezen de verachtelijkste en laaghartigste misdaden. ,,Dat heb ik alles misdreven," zei de heilige man. ,,Zoo door en door zondig is mijn hart."
De jongeling sidderde, alsof hij een adder had aangeraakt.
,,Maar", ging de grijsaard voort, ,,ik heb het alleen misdreven in gedachten. Het waren mijn eerste opwellingen. Ik heb die echter telkens weer laten wegzinken in den onreinen poel, waaruit ze waren voortgekomen. En daarna schonk God mij de kracht Zijn wil te volbrengen."
De jongeling ging heen. Nu wist hij het: men wordt geen heilige, dan door zelfbeheersching, loutering gehoorzaamheid. En waar de eerste opwelling ons verraderlijk verrast, zij alle zedelijke kracht geconcentreerd op--de tweede.
Overgenomen uit: ,,De Vrouw, de vrouwenbeweging en het vrouwenvraagstuk". Ingenaaid ? 9,60, gebonden ? 12,50. Uitgave van de Uitgevers-Maatschappij ,,Elsevier", Amsterdam.
Terwijl ik dit schrijf, staat er een portret naast me. Het is van een 72-jarige vrouw.
De aanwezigheid van dit portret is geen uitzondering, want altijd, wanneer ik schrijf, is het bij me. Maar even heb ik op te zien, en het ziet mij aan, vriendelijk zacht, berustend en bemoedigend.
Ook des nachts is het in mijn onmiddellijke nabijheid. Nauwelijks word ik 's morgens wakker, of die oogen zeggen mij goeden morgen. Eens, ruim tien jaar geleden, moest ik voor gezondheid een halfjaar naar buiten. Mijn vrouw was bij me. Maar zij ook, de vriendelijke oude. In slapelooze nachten was ook zij een stille troosteres, die opwekte met hoop en vertrouwen. Zij liet haar gansche verleden tot mij spreken: een verhaal van toewijding, smart, vertwijfeling, trouw, strijd, zege.
Nooit gaan we sedert op reis, of zij gaat mee. Het is ons zoo vreemd, als zij alleen achterblijft. En we zouden het stellig niet zoo rustig vinden, als zij niet alles met ons meemaakte.
E?n ding spijt ons slechts: dat zij van haar aanwezigheid niet zoo kan genieten als wij, dat aan dit stukje papier elke bewustheid ontbreekt. Wat zou ze zich menigmaal verheugen!
Maar toch ook: wat zou ze zich menigmaal bedroeven! En bovenal: wat zou ze zich vaak bekommerd maken over haar kinderen!
Hoe is het aan dit leven gelukt, aldus het graf te overwinnen?
Simpel door moeder te zijn, niet anders dan moeder.
Het is zoo eenvoudig. Duizenden en millioenen vrouwen hebben die levenstaak en daarin dezelfde macht.
Maar of iedere moeder zich goed van haar taak kwijt?
Het is nu eenmaal zoo: de vrouw wordt niet moeder door het voortbrengen van kinderen, maar alleen door zich aan die kinderen te geven en blijde toe te laten, dat de kinderen zich aan haar geven.
Wie oog heeft voor de schoonheid en de redelijkheid der natuur, moet wel steeds met bewondering zien naar een zuigend kind aan de moederborst. Ik weet in geen enkel beeld of feit de verhouding tusschen moeder en kind mooier en juister uit te drukken.
Het kind moet gevoed worden. Hoe eenvoudig, en toch hoe wondervol, dat het kind zelf, alleen door het feit van zijn geboorte, de moederborst doet zwellen, de melkklieren in werking stelt. De borst groeit uit in zulk een vorm, dat ze als 't ware naar het kind heen trekt, en de kleine vlijt zich zoo gemakkelijk in moeders arm, bij het warme, zachte lichaam, en zuigt. Hoe is het mogelijk, dat moeders, anders dan in nood, in de plaats van haar malsche, warme, mildvloeiende natuurbronnen de harde, koude flesch hebben geschoven. Dat is reeds afstand doen van de moedertaak. Voor niets ter wereld had de vrouw ooit de natuur moeten verloochenen, h??r natuur, en haar voor de kinderen, en alleen voor de kinderen gevormde borst mogen vervangen door een flesch met een speen.
Zooals de moedermelk vanzelf komt met het kind, zoo worden in het moederhart ook allerlei sentimenten wakker, die slechts gewacht hebben op de eerste kinderkreten. Een drang tot verzorgen, tot koesteren openbaart zich, waaraan de jonge moeder slechts heeft te gehoorzamen, om aanstonds tusschen de kleine en haar het verbroken stoffelijke contact geestelijk te herstellen.
Er zijn moeders, die het eigenlijk zonde van haar gaven en talenten achten, haar zuigelingen te verzorgen. Die kleine wezentjes voeden, reinigen, wasschen, dat kan een ander even goed en misschien nog beter; den tijd en de kracht daaraan besteed, kan moeder vruchtbaarder gebruiken door te schilderen, te musiceeren, te studeeren, geld te verdienen. Die kindertjes merken toch niet, wie ze behandelt. En later, als het geestelijk leven ontwikkeld moet worden, is het voor moeder vroeg genoeg om op te treden.
Maar wie zoo redeneeren, hebben het mis. Dat zegt reeds haar eigen moederinstinct, dat haar, ondanks al die schijnware motieven, naar het kind heen drijft. Een moeder, die haar zuigeling aan vreemden toevertrouwt, om zelf ,,nuttiger" dingen te doen, verloochent haar innigst wezen. Zij voelt dit heel goed, maar laat zich van den weg brengen door eenzijdig geredeneer.
Wie het kind wascht, wie het schoone luiers omdoet, wie het voedt, geeft middelerwijl ook haar gansche persoonlijkheid. In h??r handen, in h??r stem, in de wijze waarop zij het kind hanteert, toespreekt, aankijkt, leeft h??r geest, h??r gemoed, h??r liefde. Zoo weeft ze in haar woorden, in haar liedjes, in haar manieren, in haar geheele zijn en doen een breede verbinding tusschen het kind en haar, een onzichtbare navelstreng, waardoor haar geestelijk leven het kind toevloeit. In het eerste jaar, reeds in de eerste maanden en weken, begint de moedertaak, omdat dan de moederinvloed begint. En wie dit tijdperk niet telt is als de man, die de gletscherbeekjes van geen belang acht voor de rivier, omdat je in die ondiepe, water-arme dingetjes toch niet varen kunt.
Een moeder in de huiskamer te midden van een kring kinderen van verschillenden leeftijd is een compleet landsbestuur: vereenigde wetgevende en uitvoerende macht. En dan is ze nog veel meer. Eigenlijk ken ik maar ??n beeld, dat haar beteekenis juist weergeeft: zij is de zon van dit kleine wereldje.
Het is niet noodig, dat ze zich aanhoudend met de kinderen bemoeit. De zon staat stil en straalt. Zoo kan moeder rustig op haar plaatsje zitten en door haar tegenwoordigheid licht en warmte brengen in de huiskamer-atmosfeer. Daarbij groeien de kinderen verstandelijk, maar vooral zedelijk.
Moeder preekt niet. Ze verbiedt weinig. Ze geeft het voorbeeld van welwillendheid, inschikkelijkheid, opoffering, werkzaamheid. Ze stemt aldus het veelsnarig instrument van het huisgezin. En bij die stille muziek geniet vader. En onder haar invloed komen ook de dienstboden.
Ik kan me niet voorstellen, hoe men speciaal de huismoeder een sloof kan noemen en haar taak als iets minderwaardigs beschouwen. Zeker, het werk kan haar wel eens over 't hoofd loopen, maar dat overkomt den man ook, hetzij hij minister is, journalist, koopman of predikant. Wie heeft echter zijn dagtaak te verrichten in een kring, die zoo rechtstreeks zijn sympathie heeft, als de moeder? Elk lid van 't gezin behoort haar als 't ware toe, is een deel van haar zelf. Zij drijft altijd ,,eigen zaken".
En die zaken zijn van een opwekkende verscheidenheid. Vervelend? Het huismoederbestaan vervelend en eentonig? Haar leven, altijd zoo binnen vier muren bekrompen? Maar ieder kind brengt toch zijn eigen aard mee en daarin zijn eigen behoeften? Een gezin van vier kinderen is al een rijkdom aan verscheidenheid, voldoende om een geest bezig te houden en dag aan dag met nieuwe toestanden en verhoudingen en problemen te boeien. Telkens onder 't opgroeien der kinderen komen er in dezen kleinen levenden caleidoscoop andere figuren te voorschijn, en eer kan men zeggen, dat het moeder wel eens te machtig wordt, alweer opnieuw raad te schaffen en oplossing te bewerken, dan dat ze verdrogen zou door de doodende eenvormigheid van een uurwerkarbeid.
Een mooi gezicht is een jonge moeder met een kind aan de borst. Niet minder mooi, de huisvrouw te midden van een kinderschaar. Dat kleine goed scharrelt wel overal rond, maar als kuikens om de klokhen. Nauwelijks dreigt er eenig gevaar, van welken aard ook, of ze zoeken veiligheid onder moeders vleugels. Maar van een eigenaardig schoon, onopgemerkt door de oppervlakkigheid, doch verrukkelijk voor scherpziende belangstelling, is de verhouding tusschen de half- en heel-volwassen kinderen en de moeder. Er is een bizonder humoristisch element in deze verhouding, dat een glimlach wekt en tegelijk ontroert.
Zij--de moeder--kan tegen dat groote goed niet meer op. Die jongens, die meisjes, ze zijn lichamelijk en geestelijk zoo ontwikkeld. De baard ontspruit, de boezem zwelt. Ze heeten in de buitenwereld heeren en dames. En ze zijn ook zoo knap. In wis- en natuurkunde zweven ze als in vliegmachines onzichtbaar hoog boven moeders hoofd, ver uit haar horizon. ,,Neen, Moeder, daar weet U nu heelemaal niets van." En moeder berust daarin met gelatenheid. Over de nieuwste boeken in de wereldliteratuur hebben ze haar oordeel. ,,Neen, Moeder, heusch, d??rin bent U een beetje ouderwetsch." En ze zijn ook in maatschappelijke vraagstukken veel dieper doorgedrongen, dan moeder, die er eigenlijk nooit in doorgedrongen is, omdat ze nooit een leeraar heeft gehad, die zijn sociaal-politieke inzichten ontwikkelde voor zijn onrijpe leerlingen. Ze zijn in alle opzichten moeder de baas: in lichaamskracht, in kennis, in ontwikkeling, in inzicht. En moeder denkt er het hare van: die zelfoverschatting is eigen aan dien leeftijd, kom, laat ieder de dwaasheid van zijn jaren genieten.
Doch zie nu, als die krachtige, verstandige, inzichtvolle zelfstandigheden in moeilijkheid komen, in zeer re?ele moeilijkheid. Dan draaien ze om moeder heen, dan zijn ze onrustig, dan verliezen ze die sterk gevoelde zekerheid, en zijn weer de afhankelijke kinderen van ouds. Bij moeder schreien ze hun nooden uit, bij haar zoeken ze troost en voorlichting, al hun zelfstandigheid lost op, waar die met een verantwoordelijkheid gepaard gaat, die het onervaren hart niet dragen kan. Het is zoo gemakkelijk te redeneeren, te oordeelen, te veroordeelen, te phantaseeren, en zoo uiterst moeilijk te leven. In het redeneeren en phantaseeren, in het oordeelen en veroordeelen, zijn ze moeder verreweg de meerdere, maar als het op leven aankomt, als de problemen niet aan het hoofd of de phantasie, doch aan de daad oplossing vragen, dan moet moeder er bij komen, de onmisbare, en uit den nood helpen.
Dat is het humoristische in deze verhouding, dat de waanwijze zelfstandigheid om uitredding drentelt om de bescheiden hulpvaardigheid en, na de verlossing, straks toch weer in haar zelfoverschatting vervalt. Ach, wat hebben juist die ouderen moeder nog dringend noodig!
Een moeder is een wezen, dat alle waardeering verdient en zich goedig moet laten welgevallen, dat alle waardeering haar onthouden wordt. Haar invloed is zoo weinig tastbaar en meetbaar, dat hij der grove zelfzucht ontgaat. Maar 't is een moeder niet om waardeering te doen, 't is haar alleen te doen om moeder te zijn naar den drang van haar instinct. En ook alleen dan heeft zij succes.
Principi?el kan niemand moeder zijn. Men is het krachtens natuur en aanleg.
E?n der kenmerken der moeder is toewijding, zelfverloochening. Eigenlijk drukt dit laatste woord nog niet zuiver de bedoelde eigenschap uit. Het doet nog denken aan opzet, bewustheid, inspanning. Een moeder behoeft haar zelf niet te verloochenen, omdat ze geen zelf heeft. ,,Al mijn ?go?sme zijt gij," laat Hildebrand iemand zeggen. Dat is Moedertaal. Een moeder bestaat niet, alleen haar kinderen bestaan, en gelijk haar borst voedingsbron werd voor den zuigeling, werd dit heel haar bestaan levenslang voor de kinderen. Haar wezen is wijden.
Z?? is de Moeder. En waar zij zoo is, behoeft zij zich nooit bekommerd te maken over paedagogiek. Zij brengt paedagogiek voort. Die vloeit uit haar toegewijd leven. Die roept het kind in haar wakker als moedermelk. De mannen der wetenschap gaan tot haar en zien haar de paedagogiek af, die zij, onbewust van haar gave, zoo maar als levensrealiteit uitstroomt.
Maar dit geschiedt alleen, als zij waarlijk moeder is. Want er zijn ook veel onechte moeders, nog veel meer dan ,,onechte" kinderen. Die willen leven voor zichzelf, ja, begeeren dat de kinderen voor haar leven, alsof de zuigeling moeder moest worden. Dit zijn echter geen moeders, alleen voortbrengsters van kinderen.
De echte moeder zorgt altijd voor haar kinderen, zelfs nog na haar dood.
Een zeer goede vriendin schreef mij over de onoverkomelijke moeilijkheden, om in haar armoede een nieuwe woning te huren; woordelijk stond in dien brief na het droeve verslag van alle vergeefsche pogingen: ,,Verleden week was ik wanhopend, tot ik op een nacht met Moeder bezig was en ik haar hoorde zeggen: ,,Kind, verlies den moed maar niet, je komt er wel weer door." En toen ik den volgenden dag er op uit trok, vond ik een woning."
Voor de volkomen waarheid hiervan sta ik in, want die vriendin was mijn zuster, en haar moeder de mijne. Haar brief--zij weet het zelf niet--heb ik bewaard als een schitterend bewijsstuk van wat een echte moeder vermag, en wanneer ik dit citaat hier aan de openbaarheid prijs geef, het is--opdat het alle moeders zal overtuigen van haar buitengewone beteekenis voor de kinderen, en opwekken tot de heerlijke, gezegende taak, goede Moeders te zijn.
Maar d?t is een krenkende vraag.
Zou een moeder, een Moeder, niets over hebben voor haar kind?
De vraag moge krenkend zijn, misplaatst is ze niet.
Er zijn toch moeders, die voor haar kind niet eens het zoogen over hebben. Dat bindt haar te veel. Dat maakt haar ook niet mooier. En dus nemen ze een min. Kan 't minder? Moeders, die niet eens de melk willen geven aan 't kind, dat door zijn komst die melk heeft doen vloeien, dat die melk voor zichzelf heeft bereid. Moeders alzoo, die het kind zijn rechtmatig eigendom onthouden.
Stel u eens voor, dat een Vader het kapitaal, dat zijn kind van een familielid ge?rfd heeft, niet ten bate van zijn kind beheert, maar verdonkeremaant.
Maar die Vader besteelt zijn kind immers en is strafbaar voor de Wet?
Wat ik nu ga schrijven, zou ik even goed te boek kunnen brengen, wanneer ik lid was ener roverbende en daar, wegens ongeschiktheid voor alle andere en degeliker arbeid, was aangesteld tot rover-pedagoog.
Doch wat goed is voor rovers en moordenaars, kan toch kwalik worden aangeprezen voor brave mensen als wij zijn, die op generlei wijze roven en moorden, die zelfs niet, kwaadsprekend en lasterend, iemands eer en goede naam stelen, noch simpellik de waarheid smoren om aldus een mededinger te treffen?
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page