bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: Zeemans-Woordeboek Behelzende een verklaring der woorden by scheepvaart en den handel in gebruik en een opgave der algemeene wetsbepalingen daartoe by Lennep J Van Jacob

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Ebook has 5416 lines and 114122 words, and 109 pages

Alles tot een gevecht klaar maken. Een gedeelte der kooien afnemen en naar de brassen brengen om tot verschansingen in te richten en tevens tot dekking van de talrepen der wanten, de schotten tusschen de vertrekken enz. wegnemen, alles uit den weg ruimen wat aan de vrije beweging der strijdenden hinderlijk zo? kunnen, zijn, de pompen, brandspuiten, grondschotproppen, stoppers, putsen, het slagverband klaar maken, wapens uitdeelen en ieder op zijn aangewezen plaats.

Alles wel! 1o. Gewone begroeting, welke de schepelingen van twee elkander praaiende vaartuigen elkander toevoegen, en die zoo wel een vraag als een antwoord in zich sluit.

Alles wel aan boord. -- Gewone uitdrukking om te berichten, dat op een vaartuig, 't welk zich op reis bevindt, noch ziekte noch belangrijke avery hebben plaats gehad.

Almadie, z. n. v. of Kathurie. -- Soort van vaartuig, in Indi?n en op de kust van Guinea in gebruik. Het heeft een zeer fijnen romp, aan beide einden in een punt uitloopende, en een vierkante verschansing.

Aming, z. n. v. -- Hoogte van 't schip boven 't water.

Amiraal, Ammiraal of Admiraal, , z. n. m. -- Vlootvoogd. Vroeger had men by ons te lande:

Een A-- Generaal, welke waardigheid achtereenvolgends door de Stadhouders van Holland is bekleed geworden.

Een Luitenant A-- Generaal, hoedanig de zeehelden Marten Harpertz. Tromp, Michiel Adriaansz. de Ruyter, Kornelis Tromp, achtereenvolgends zijn geweest.

Luitenant A--en en Vice-A--en van de onderscheidene Amiraliteiten, door welke zy benoemd werden. Zie Amiraliteit.

Sints de vestiging van het Koninkrijk der Nederlanden, worden, ingevolge de Grondwet, de Amiralen, even als alle andere Officieren, door den Koning benoemd.

De benaming A-- wordt by onze schrijvers ook gebezigd om den bevelvoerder van eenig afzonderlijk smaldeel aan te duiden. Zoo zeide men b. v. De Kapitein A voerde als A-- den middeltocht aan, de Kapitein B als Vice-A-- den voortocht en de Kapitein C, als Schout-by-Nacht, den achtertocht.

Spreekwijze: De A-- heeft geschoten. Elken avond gaat aan boord van het Amiraalschip het wachtschot; dan moeten licht, vuur en pijpen uit, en de nachtwacht begint. Evenzoo luidt elken morgen het dagschot en ieder moet de kooi uit. Ook in een gevecht geeft het Amiraalschip het sein om te beginnen.

Amiraal, z. n. m. -- Zeildoeksche slagputs om water te hijschen by 't schoon schip maken.

Amiraalschap, z. n. v. -- Het verdrag, dat onder een vloot schepen gemaakt werd, wie het opperbevel zal voeren, en naar welk verdrag ieder zich in der tijd had te gedragen.

Amiraalschip, z. n. o -- Schip, dat den Amiraal aan boord heeft of verwacht.

Amiraalsvlag, z. n. v. -- Vlag, welke de Amiraal laat waaien, en waaraan men weten kan, op welk schip hy zijn verblijf houdt.

Amiraalzeilen, o. w. -- Hardzeilery met kleine vaartuigen, hoedanig van ouds o. a. op den Aemstel plach te geschieden.

Amiraliteit, z. n. o. -- Kollegie, dat het opperbewind plach te hebben over zeezaken. Onder de Republiek had men hier te lande vijf zoodanige Kollegi?n, t. w. de A-- van de Maas, van Texel, van Zeeland, van Friesland en van het Noorder kwartier.

Ammunitie, z. n. v. -- Zie Krijgsvoorraad.

Amplitudo, z. n. v. -- De streek van den op- en ondergang der hemellichamen, van het ware Oosten of Westen gerekend.

Anker, z. n. o. -- IJzeren werktuig met dubbelen we?rhaak, dat, uitgeworpen wordende, zich in den bodem der zee vastklemt en het schip, waaraan het is vastgehecht, belet weg te drijven. Als zware A--s heeft men aan boord der schepen: het Daagsch A--: het Boeg A--, het Tui A-- en het Plecht A--, soms nog het Nood A--; als lichte A--s: het Stop- en de Werp A--s.--Het A-- voor den boeg vieren . Het A-- werpen, ten A-- komen, het A-- uitbrengen, laten vallen . Het A-- gaat door, laat los . Het A-- doen doordringen. . Het A-- staat stagswijze . Het A-- katten, verkatten. Het A-- kippen. Het A-- lichten . Het A-- is klaar . Onklaar A-- Het A-- is recht op en neder! . A-- is voor . Het A-- vrij houden . Het A-- t'huis halen . Het A-- opkatten . Het A-- laten slippen Het A-- visschen . Het A-- kappen . Het A-- is blind .

Spreekwijzen: Hy is het A-- mijner hoop . Men weet dat het A-- het zinnebeeld is der hoop.

Van zijn neus een A-- maken .

Hy is zoo vet als een Spaansch A-- .

Op een A-- te land komen .

De kat op het A-- zetten . Ook wel: .

Het A-- lichten .

Ergends zijn A-- laten vallen .

Het A-- is doorgegaan .

Hy slacht de A--s, die altijd te water gaan en nooit leeren zwemmen .

Zijn A-- houdt niet .

Hy moet zijn A-- kappen .

Hy ligt voor zijn laatste A-- .

Hy ligt voor twee A--s .

Hy heeft klaar A-- .

Ankeraadje, z. n. v. -- Oude benaming voor het geld, dat men aan de havenmeesters verschuldigd was voor het werpen van de ankers.

Ankerarmen, z. n. m., mv. -- Armen van het anker: de gedeelten, welke van onderen, aan beide zijden van de schacht zich boogswijze verheffen en aan hun uiteinde van een we?rhaak zijn voorzien.

Ankerbedding, z. n. v. -- De plaats waar het anker vastzit. Een bekwame A--.

Ankerbladen, z. n. o., mv. -- De driehoekige bladen of lepels aan het uiteinde der armen van het anker.

Ankerbrug, z. n. v. -- Uittimmering tegen den boeg, over welke de hand van het anker wordt opgehaald.

Ankeren, o. w. -- Het anker laten vallen, ten anker komen.

Spreekwijze: Ergends ge?nkerd zijn .

Ankergrond, z. n. m. -- Grond, tot ankeren geschikt. Wy vonden hier een goeden A--.

De minste vlieten zijn bequaem tot ankergronden.

Antonides, Ystroom.

Ankerhals, z. n. v. -- De plaats waar de ankerstok door de schacht gaat, of omgekeerd.

Ankerhanden. Hetzelfde als Ankerbladen. Zie aldaar.

Ankerkip, z. n. v. -- Balk of stut waarover het kiptakel heen loopt.

Ankerkruis, z. n. o. -- Kruis van het anker en plaats waar de armen van het anker zich met de schacht vereenigen.

Ankermoeren, z. n. o., mv. -- Zie Ankerneuten.

Ankerneuten, z. n. v., mv. -- Koppen of moeren. Verdikking van de schacht, daar waar de stok door heen gaat.

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

 

Back to top