Read Ebook: Een Delftshavensche Kwajongen of Het Leven van Luitenant-Admiraal Piet Heyn by Louwerse Pieter Ronner Alfred Illustrator
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page
Ebook has 2052 lines and 77820 words, and 42 pages
Illustrator: Alfred Ronner
Opmerkingen van de bewerker:
Tekst die in het origineel weergegeven wordt in klein kapitaal, bestaat hier volledig uit hoofdletters, superscript wordt weergegeven als 3^e.
De spelling in het origineel is behouden, ook waar deze inconsistent is. Twee uitzonderingen zijn gemaakt: "Hein" op bladz. 110 is veranderd in Heyn en lalei op bladz. 206 is veranderd in lakei.
Fouten in de interpunctie zijn stilzwijgend verbeterd.
Soms wordt binnen een citaat nog een citaat aangehaald. Als het einde van deze beide citaten op hetzelfde punt valt, wordt slechts ??n " gebruikt.
Op bladzijde 109 heeft Annetje een zus, op bladzijde 110 niet.
Afgebroken woorden aan het einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld.
EEN DELFTSHAVENSCHE KWAJONGEN
OF HET LEVEN VAN
LUITENANT-ADMIRAAL PIET HEYN.
EEN Delftshavensche Kwajongen
OF HET LEVEN VAN Luitenant-Admiraal Piet Heyn.
Geschiedkundig verhaal voor oud en jong Nederland
DOOR P. LOUWERSE.
Derde, verbeterde druk.
Ge?llustreerd.
LEIDEN.--A. W. SIJTHOFF.
,,De vreeze van de zee, de schrik van 't trotsche Spanje, Eene eere van ons land, en sterkte van Oranje, Die, waar hij kwam of voer, de vreeze met zich bracht, Die, waar hij vocht of streed, vernielde 's vijands macht."
VOORBERICHT.
Tot zoover het slot van de voorrede van den tweeden druk. Bij dezen derden druk voeg ik slechts den wensch, dat de vermeerdering en verbetering van den inhoud en bovenal dat de wijze van illustreering het werkje ten goede moge komen en dat het weer de lezers en lezeressen vinde, die ik mij zoo gaarne voorstel.
DEN HAAG. P. LOUWERSE.
INHOUD.
Bladz.
Eerste Hoofdstuk. Vuistensoep tot avondeten 1
Tweede Hoofdstuk. De Moeder bidt 21
Derde Hoofdstuk. Moeder heeft gedroomd 33
Vierde Hoofdstuk. Het muist graag, wat van katten komt 46
Vijfde Hoofdstuk. Onder Moeders gebed naar zee 57
Zesde Hoofdstuk. Geketend en het hoofd geschoren 65
Zevende Hoofdstuk. Pieter heeft weer stoppeltjes 77
Achtste Hoofdstuk. Wat oorlog is 88
Negende Hoofdstuk. Mensch of tijger? 98
Tiende Hoofdstuk. Een heele profeet 108
Elfde Hoofdstuk. Vooruit! Vooruit! 119
Twaalfde Hoofdstuk. Het landje van Schep-op 131
Dertiende Hoofdstuk. Vader Heyn heeft het rekenen afgeleerd 137
Veertiende Hoofdstuk. ,,Slaet opten trommele" 153
Vijftiende Hoofdstuk. Trompetter en Trompet 167
Zestiende Hoofdstuk. Een schipper heeft ook oogen 179
Zeventiende Hoofdstuk. Een pleistertje op de wonde 191
Achttiende Hoofdstuk. Een roerganger om voor te knielen 203
Negentiende Hoofdstuk. Een goed antwoord 213
Twintigste Hoofdstuk. Spanje's zilveren pols gevoeld 220
Een en Twintigste Hoofdstuk. Het avondschot is gevallen 228
Besluit 242
EERSTE HOOFDSTUK.
Vuistensoep tot avondeten.
Al lang hadden de Delftenaars, die in het Graafschap Holland en zelfs vrij ver er buiten een' aanzienlijken handel dreven in bier en boter, verlangend uitgezien naar een' waterweg, die de stad met de breede Maas in verbinding zou stellen. Met geld en goede woorden kon men toen bij de Graven van Holland nogal wat gedaan krijgen. De Delftenaars beproefden dat bij den Graaf, die Albrecht van Beieren heette, en het gelukte. Door een Grafelijken voorrechtsbrief kreeg Delft vergunning om eene haven naar de Maas te graven. Delft was dus eene havenstad geworden. De haven liep met eene sluis in de rivier en het spreekt bijna vanzelf, dat bij die sluis zich vele Delftenaren metterwoon vestigden. Ruim twee eeuwen later, in 1631, telde men er meer dan vijfhonderd huizen en daaronder zelfs zeer aanzienlijke, die bewoond werden door kooplieden, die een' uitgebreiden handel dreven. Veertig jaar vroeger, in 1591 dus, was deze plaats niet zoo welvarend, want in de eerste jaren van den Tachtigjarigen oorlog had ze zeer veel geleden, nu eens door de Spanjaarden, dan door de Watergeuzen, want waar het op vernielen en plunderen aankwam, gaven die twee elkander geen krimp. Maar de eerste jaren van dien bangen strijd waren voorbij. De Watergeuzen bestonden onder dien naam niet meer en de Spanjaarden hadden in heel Holland niets meer voor hun zeggen, zoodat die van Delftshaven al druk bezig waren zich van de geleden oorlogsrampen te herstellen en de plaats weer in welvaart toenam.
Die welvaart van Delft en Delftshaven maakte echter de Rotterdammers jaloersch, zoodat de verhouding tusschen de bewoners dier twee plaatsen niet zoo heel vriendschappelijk was. Dat was vooral een kolfje naar de hand van de jongens, die daardoor steeds in de gelegenheid waren om zich in de kunst van oorlogvoeren te oefenen, en niet zelden was de Maasdijk, die den verbindingsweg tusschen deze twee plaatsen vormde, het tooneel van een' veldslag tusschen jongens, waarbij het meestal heel ruw en woest toeging. Van zulk een' jongens-veldslag willen wij getuigen zijn.
Het was de zevende Augustus van het jaar 1591 en het liep tegen den avond. Het was dien dag drukkend heet geweest, doch een onweder had de hitte aanmerkelijk doen afnemen en de regen, die bij stroomen neergevallen was, had den dijk, die niet bestraat was, niet veel beter dan onbegaanbaar gemaakt. Wandelaars, die verkoeling zochten, waren er dus niet te zien, en zij, die men zoo nu en dan nog eens zag, waren door hunne bezigheden gedwongen, dien glibberigen weg te betreden. Voor straatjongens is echter zulk een morsboel geen beletsel om slag te leveren. Integendeel, ze vonden het heerlijk, want ze waren er te vrijer door in hun doen en laten. Dat schenen ook de bengels, die daar onder wild geschreeuw met elkander aan het vechten waren, zoo te meenen. Zoo op het oog waren het jongens van tusschen de twaalf en zestien jaar oud, die elkander met steenen en stukken hout gooiden, of met stokken en touwen, waarin knoopen gelegd waren, elkander te lijf gingen. Hier en daar zag men er ook twee al worstelend door de modderplassen zich wentelen. Het was een tooneel vol ergerlijke ruwheid.
Add to tbrJar First Page Next Page