Read Ebook: Yougo-Slavia by Smits G
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page
Ebook has 318 lines and 27467 words, and 7 pages
Serres, mijnheer Paskoff! Hoe zijn daar uw Bulgaren met hun edelmoedige ziel opgetreden? De dooden uit dit mooie, bloeiende stadje zullen in den hemel zeer zeker den edelmoed der Bulgaren niet verkondigen!
Informeert u eens naar den edelmoed der Bulgaren bij Pierre Loti, mijnheer Paskoff! Of bij de gemartelde Servi?rs uit den Europeeschen oorlog! En mijnheer Paskoff, ge kunt ook van mij informatie's bekomen! Van mij, die de bezetting van Nisch door uwe Bulgaren heeft bijgewoond en ze er maandenlang in hun edelmoedig werk heeft kunnen gadeslaan. In het bezette Servi? is door uwe edelmoedige Bulgaren beestachtig huisgehouden. Het lust mij niet het te beschrijven, maar zoo ge het wenscht--ge hebt het maar voor het zeggen--zal ik u feiten leveren, die een zeer vreemden kijk zullen geven op de edelmoedige ziel der Bulgaren.
De Bulgaar is bescheiden, zegt Paskoff ons verder. Neen, de laudator der Bulgaren had moeten zeggen: leeft bescheiden, dan zou hij de waarheid hebben verteld.
Bescheiden! Uwe boeren zijn het, zoolang ze op hun velden een leven vol arbeid en ontbering voeren. Maar zoo zij, door een ontberende spaarzaamheid eenig vermogen bijeengescharreld hebben, of zoo zij zich vestigen in de stad als koopman, dan is hun bescheidenheid verre te zoeken. Zeker, ze blijven zelfs dan een bescheiden, dat is een armelijk bestaan voeren, omdat elke luxe, hoe gering ze ook is, geld kost, maar in de manier, waarop ze verder hun geld bijeenschrapen, zijn ze aanmatigend brutaal.
En wie zal er bescheidenheid ontdekken bij de Sofianer politici? Die heeren zijn niet met weinig tevreden. Informeert eens, mijnheer Paskoff, bij buitenlandsche kooplui, die met hen in aanraking komen voor hun zaken! Zij zouden u een boekje kunnen openen, waarin de bescheidenheid van Sofianer politici in wonderbaarlijke cijfers is uitgedrukt!
Ter illustratie vertaal ik hier hetgeen ons Victor Kuhne mededeelt in zijn werk ,,Les Bulgares peints par eux-m?mes" ; de Bulgaarsche minister-president, Radoslawoff werd voor het tribunaal geleid wegens onwettige verrijking gedurende zijn ministerschap. Koberg heeft hem de vrijheid weergegeven v??r het einde van het proces. De chef van de tweede fractie der liberalen, Tontcheff, de tegenwoordige minister van finanti?n, heeft deelgenomen in de beruchte zaak van den aankoop van defecte wagons. Hij is beschuldigd geworden, veroordeeld en gered door de welwillendheid van Ferdinand. Ghenadieff werd op de bank der beschuldigden gebracht wegens verduistering van fondsen, langen tijd v??r de zaak Desclausi?res, waarin hij veroordeeld werd tot tien jaren dwangarbeid.... Dr. Goudeff, die Petkoff als president was opgevolgd, eindigde, evenals alle leden van zijn kabinet, zijn loopbaan met plaats te nemen op de bank der beschuldigden van het tribunaal, verdacht van diefstal. De minister Ivantchoff, de vriend van Tontcheff, is, evenals zijn broeder, vervolgd geworden wegens onrechtmatige verrijking. Generaal Ratcho Petroff, van wien men vertelde, dat hij niet half zoo rijk kon zijn als hij thans is, zelfs indien hij geboren was met zijn salaris als generaal en 150 jaar geleefd had zonder een centime uit te geven, werd eveneens beschuldigd, maar evenals zoovele anderen, bevrijd v??r het einde van het proces. Generaal Savoff is eveneens vervolgd geworden wegens frauduleuse verrijking.
Ook in dezen Europeeschen oorlog heb ik van de Bulgaren niets kunnen ontdekken, wat op bescheidenheid geleek. Zij hebben in het bezette Servische gebied onbeschaamd geplunderd.
Bescheiden! Wat voor bescheidenheid is er te ontdekken in de vertooning die op 11 Aug. 1913 te Sofia werd opgevoerd, op den vooravond van de d?b?cle, toen koning Ferdinand met een lauwerkrans om het hoofd en onder klokgelui aan het hoofd der troepen, de stad als triomfator binnenreed? Het Bulgaarsche leger was door de Grieken en Servi?rs totaal verslagen en de Roemeni?rs stonden op eenige mijlen afstands van de hoofdstad van het Bulgaarsche rijk.
De Bulgaar is sober, arbeidzaam, spaarzaam. Hij is ook onversaagd en moedig. Het zijn zijn goede eigenschappen en hij bezit ze in hooge mate. Maar elke medaille heeft een keerzijde. Ook deze moet getoond worden.
De Bulgaar is spaarzaam, zeker. Maar juister is men, zoo men zegt, dat hij vrekkig, dat hij een duitendief is. Dat is ook spaarzaamheid, maar met een zeer onaangenamen kant. ,,Snobs" ontmoet men in Bulgarije dan ook niet, tenzij onder de politici.
Hij is daarenboven terughoudend en zeer wantrouwend, als gevolg van gebrek aan inzicht. Een kijk op de toekomst heeft hij beslist niet, en hij is daarom noch een groot, ondernemend koopman, noch een goed diplomaat. Hij scharrelt een beetje in den handel en in de politiek. Een talent als Stamboeloff staat geheel op zichzelf, zei von Kallay, die de Bulgaren goed kende. De politiek van den Bulgaarschen diplomaat, voeg ik er aan toe, is machiavellisch, maar in het klein en op korten termijn; ze wordt al te dikwijls ingegeven door naijver en haat, ondeugden, die de Bulgaar in hooge mate bezit, zooals ons de Russische schrijver Leonida Andreijeff leert.
Hoe gemeen soms die haat tot uitdrukking kan komen, daarvan vinden wij in den allerlaatsten tijd, in ,,Kambana" van 8 September 1914, een treffend voorbeeld, waarin de Bulgaarsche dichter Kristoff een ode aan Frankrijk wijdt en waarin deze strophe voorkomt:
,,Uw nakomelingen--vuile ellendelingen, Een hoop gedegenereerden! Een man van eer Is thans onder hen een jammerlijke hansworst, Hun corruptie is zoo groot! Wilt ge ze betalen? Ze zijn voor alles veil."
Beschouwd vanuit intellectueel gezichtspunt, bezitten de Bulgaren geen talent, vertelt ons de geschiedschrijver Jirecek, die indertijd hun minister was.
De Bulgaar heeft, zoo goed als elk ander volk, zijn goede en zijn slechte eigenschappen. Maar zijn slechte eigenschappen zijn talrijk en groot, veel talrijker dan zijn goede en, wat deze laatsten niet ten voordeele strekt, zelfs in zijn goede hoedanigheden doet hij niet sympathiek aan.
Het is dan ook den waanzin ten toppunt gevoerd, zoo zulk een volk voor zich alleen de toekomst opeischt, met uitsluiting van al de anderen, die naast hem wonen.
Dit volk kreeg op eenmaal het geheim en algemeen kiesrecht; het kreeg ook een verantwoordelijk parlement. Wat kon dit bij zoo'n onontwikkeld volk anders beteekenen dan dat een kleine, sluwe en onscrupuleuze minderheid een wilde en domme meerderheid mocht onderwerpen aan zijn bijzonder eigenbelang? De Bulgaarsche geschiedenis der laatste veertig jaren, dus de geschiedenis der Bulgaren sedert zij hun vrijheid verkregen, is er om het met talrijke voorbeelden te bewijzen.
Het volk was, zonder eenige voorbereiding en zonder dat het er een hand voor uitgestoken had, van een slaafsche onderworpenheid plotseling tot volkomen vrijheid geraakt, niet door eigen wil dus en ook niet door eigen kracht, maar door den wil en de kracht van een machtigen beschermer, Rusland. Het werd, om het kort te zeggen, over het paard getild. Het is dus weder geen wonder, dat het zijn kracht ging overschatten en in zichzelf, daartoe gedreven door de eerzuchtige minderheid, die zich van de regeering had meester gemaakt, het volk der toekomst ging zien, voor wien allen, die het daarbij in den weg stonden, plaats hadden te maken. En thans meent het overal te mogen heerschen, waar het slechts een Bulgaar ontdekt of waar in vroeger eeuwen eens een Tartaro-Bulgaar was gezeteld en rijp te zijn om in het volkeren-concert een rol van overwegende beteekenis te mogen vervullen.
En om dit te bereiken, zijn de Bulgaren tot alles in staat, werpen zich van het eene verraad in het andere en zien tegen geen enkelen leugen op.
,,L? o? il ne peut pas se servir de sa force, le Bulgare lutte par le mensonge, l'hypocrisie, la sournoiserie, la calomnie et la supercherie. Quand il se plaint, ses lamentations bruyantes s'?l?vent vers le ciel et lorsqu'il craint quelqu'un, il se prosterne. Il est pr?t ? toutes les trahisons et il est fier de son astuce." Dit getuigenis, dat Victor Kuhne van de Bulgaren geeft, klinkt anders dan dat van Petkoff. En het is ook heel wat juister.
Ondankbare moordenaarsbende onder de regeering ring van een koning, wiens handen met bloed bevlekt is. Dit getuigenis, dat de brave onderdanen van den Habsburger van de Servi?rs geven, alsof in hun politiek tegenover de ,,blutbefleckte Wege der Serbischen Intrigen-politik" slechts braafheid richtsnoer is, alsof er geen Rauchs, geen Khun Hedervary, geen Cuvaj, geen Agrammer hoogverraad-proces, geen Friedjung-proces, geen actenvervalsching, geen diplomaat als Forgach een rol hebben gespeeld in hun politiek tegenover Servi?--om van den allerlaatsten tijd slechts te spreken--, is niet bijzonder mooi. Maar is het ook waar?
Ondankbaar! Nu, over de dankbaarheid van de Servi?rs kan de Oostenrijker zeker niet roemen! Maar heeft hij ook recht om er aanspraak op te maken? De Donau-Monarchie heeft getoond de aartsvijandin der Servi?rs te zijn, op wier ondergang zij zich immer heeft toegelegd. En wie eischt er nu dankbaarheid van hem, op wiens vernietiging men zich toelegt?
Wijst mij, heeren Oostenrijkers, niet op uw gezant Khevenh?ller, die in 1885 den Bulgaren te Pirot een halt toeriep. Want ik zou u wijzen op Bismarck, die u heeft gezegd dat gij het geweest zijt, die koning Milan in den oorlog tegen de Bulgaren gedreven hebt en dat uw L?nderbank daarvoor het geld heeft verschaft. De Servi?rs beschouwden hun koning Milan als een agent der Donau-Monarchie en waren noch hun koning, noch de Oostenrijkers dankbaar voor hun politiek, die Servi? ten verderve moest strekken.
Moordenaarsvolk! En de Oostenrijkers wijzen op den moord op Karageorge, op Mihael, op Alexander en zijn vrouw en ten slotte op aartshertog Frans Ferdinand en diens gemalin.
Karageorge werd, naar men zegt, op last van Milosch vermoord. Of het waar is, weten we niet, maar onmogelijk is het niet. Beide vrijheidshelden, Karageorge en Milosch, die voor meer dan een eeuw den strijd tegen de Turksche overheersching aanbonden, werden niet geplaagd door overgevoeligheid, waren menschen van het ruwe geweld; de een stond den ander in den weg. Maar ze waren opgevoed onder een Turksch r?gime, kenden alleen Turksche zeden en gewoonten en konden daarom geen andere dan Turksche praktijken volgen. Wie zal het hun ten kwade duiden?
Mihael, de verlichtste vorst, dien Servi? ooit gehad heeft, werd in 1868 door een drietal Servi?rs in het park van Topschider bij Belgrado neergeschoten. Het was een politieke moord. De moordenaars kennen we, maar van de aanstichters van den moord weten we niets af. De Servi?rs beweren dat men in de Donau-Monarchie de aanstichters wel kent. Doch hoe het ook zij, een feit is het dat Mihael, die met zijn minister Garaschamin een anti-Oostenrijksche politiek volgde, vermoord werd een jaar nadat in Boecarest het accoord tusschen Servi? en het Bulgaarsche volk tot stand was gekomen en dat zijn dood voor Servi? een slag, voor de Donau-Monarchie een fortuin was.
Men moet de geschiedenis der regeering van den ,,Lebemann" Milan en zijn zoon Alexander kennen, om zich den moord op den laatsten en diens vrouw te kunnen verklaren. Milan ru?neerde de Servische finanti?n, trad met geweld tegen de radicale partij op, die negen tienden van het volk vertegenwoordigt, wierp zijn politieke tegenstanders in de gevangenis of dreef ze in de verbanning, maakte geweld en list tot regeeringsmiddelen en sloot met de Donau-Monarchie een tractaat, waarin hij den Oostenrijkers den weg naar Saloniki openstelde over Belgrado; hij deed heel Europa spreken over zijn schandalig huwelijksleven. Zijn zoon Alexander, in tegenstelling met zijn vader, die een schitterende geest bezat, een man met minder dan middelmatige geestvermogens, opgevoed in de ellendige atmospheer van een twistend ouderenpaar, zonder ware vrienden, was niet in staat de nadeelen, die de regeering van zijn vader het land berokkend had, te herstellen en beging zelfs den misstap een vrouw te huwen, die, zooals algemeen in Servi? beweerd wordt, de maitresse van zijn vader was geweest. En deze vrouw, Draga Maschin, een bekende schoonheid, prikkelde zeer gevaarlijk het leger door haar beide broeders, nietswaardige onderofficieren, in het officierencorps te doen opnemen.
Nu is in Servi? de koning niets anders dan de eerste landsdienaar, en zoo men den Servi?rs mocht spreken over den gezalfden des Heeren of over koningen bij de gratie Gods, dan zouden ze u niet begrijpen. Hun koning is hun ambtenaar, wel is waar de hoogste, maar niettemin hun ambtenaar. Aan de regeering van Alexander moest een einde gemaakt worden, wilde het land niet te gronde gericht worden; zijn vader had het land geru?neerd, hij kon diens fouten niet herstellen en beiden hadden ze de eer van het land te grabbelen gegooid. Als men hem dus had afgezet en hem met zijn vrouw uit het land verwijderd, was er tegen dit optreden niets te zeggen geweest. Doch men heeft hem en zijn vrouw beestachtig vermoord.
Maar wat heeft het volk daarmede te maken? Het v?lk heeft hem en zijn vrouw niet vermoord; er was geen spoor van een revolutie in de bloednacht te ontdekken; de schuldigen zijn een bende dronken officieren geweest.
En nu wordt den tegenwoordigen Servischen koning verweten, dat hij den kroon heeft aangenomen uit de met bloed bevlekte handen der moordenaars. Maar had hij dan den kroon moeten weigeren, tot ze hem aangeboden werd door hen, die met den moord niets te maken hadden gehad? Met andere woorden: hij had het land aan de anarchie moeten prijsgeven. Want deze zou het gevolg geweest zijn van zijn weigering. Wat zou dan de Oostenrijksche regeering een mooie gelegenheid gehad hebben om in te grijpen, het land te bezetten en in bezit te nemen. Het is in den tegenwoordigen koning te loven, dat hij den Oostenrijkers die gelegenheid niet geboden heeft.
En thans de moord op den aartshertog Frans Ferdinand. Wat heeft daarmede het Servische volk te maken? Wat zelfs de Servische regeering? Te beweren dat deze de hand in het spel gehad heeft, is Servi? van zelfmoord beschuldigen en de Servische regeering waanzinnig verklaren. Pachitsch waanzinnig! De Servische regeering, die er de lucht van gekregen had dat er iets tegen Frans Ferdinand broeide, had de Oostenrijksche regeering gewaarschuwd. En wanneer de laatste geen acht sloeg op deze waarschuwing, dan is dit niet de schuld der Servische regeering. Joseph Reinach, die van den aanslag op den aartshertog een diepe studie heeft gemaakt, vertelt in zijn rede van 8 Februari 1917, dat zich bij hem de overtuiging gevestigd heeft, dat de aanslag van Cabrinovitch door de Oostenrijksche politie in sc?ne is gebracht, doch dat die van Prinzip haar heeft verrast.
De Servi?r is een groote man, nochtans niet plomp en log, maar lenig en vlug, van donker uiterlijk, met zwart haar en donkere oogen, ofschoon er ook heel wat blonde typen in Servi? voorkomen.
Hij is levendig in den omgang, spraakzaam en hartelijk. Van zijn hart maakt hij geen moordkuil en als hij verontwaardigd is, drukt hij zich niet altijd parlementair uit, hoe goed hij overigens zijn woorden weet te kiezen; het vloeken verstaat hij nog beter dan een Hollander.
Hij is een geboren optimist, doch zijn optimisme wordt voortdurend onderbroken door vlagen van pessimisme, die echter niet lang stand houden. De Servische zon is zoo fel, dat zelfs het donkerste gemoed voor haar niet onbereikbaar is.
Zijn fantasie is bijzonder groot; hij goochelt met cijfers en overdrijft geweldig; hij overschat zijn eigen krachten en die zijner vrienden in hooge mate, maar onderschat die van zijn vijanden.
Hij is zeer voorkomend en zeer hoffelijk, zal u helpen zoo het hem slechts mogelijk is, maar ziet er ook niet tegen op, u onder de mooiste woorden, de hoffelijkste termen en de schoonste beloften met een kluitje in het riet te sturen. Een meester in deze kunst is de Servische minister-president Paschitch. Journalisten, die hem komen interviewen, weet hij urenlang aangenaam aan de praat te houden, maar als zij thuis komen en het interview op papier willen brengen, komen zij tot de ontdekking, dat hij hun heelemaal niets heeft verteld.
De Servi?r is gastvrij en zijn gasten, waaronder hij iedereen verstaat, die zich maar als gast aanmeldt, onthaalt hij op voortreffelijke manier, zijn zeer beperkte middelen in aanmerking genomen.
Spaarzaam is de Servi?r niet; het geld is rond en daarom laat hij het rollen. Een deugd is dit nu juist niet, maar zoo het een ondeugd is, dan is het er een, waarmede men zich meer vrienden maakt dan met de hoogste deugd.
Hij is evenmin wantrouwend, integendeel, zijn vertrouwen is dikwijls roekeloos groot en men moet heel wat tegen hem misdreven hebben, wil men het voor altijd verloren hebben.
Hij is evenmin haatdragend; zijn haat vergeet hij even spoedig als zijn leed.
Hij is zeer bevattelijk, dikwijls al te glad en meent van alles verstand te hebben. Hij kan u een geheel betoog houden over dingen, waarvan hij absoluut niets weet.
Hij wordt gaarne gevleid en beschouwt allen, die hem vleien, als zijn vrienden. Hij kan zich moeilijk voorstellen, dat ge een vriend van hem zijt, zoo ge hem uw kritiek niet spaart.
Hij is fier op zijn vrijheid en zijn onafhankelijkheid en duldt geen dwang. Aan discipline onderwerpt hij zich noode en niet langer dan strikt noodzakelijk is.
Hij is buitengewoon moedig, heeft geen vrees voor den dood en voelt zich volkomen solidair met zijn rasgenooten.
Zijn vaderlandsliefde boezemt eerbied in. Als het vaderland in nood verkeert, is geen offer hem te zwaar; gewillig en zonder morren offert hij er goed en bloed voor op. Nochtans ontaardt dit patriotisme wel eens in chauvinisme. Wat overigens verklaarbaar is in een jong volk, dat, na eeuwenlange onderdrukking, zijn vrijheid bevochten heeft, buren bezit, die zijn vrijheid belagen en dat naar eenheid van zijn volk streeft.
Hij is, in ??n woord, de Franschman van den Balkan.
De Servi?rs zijn een jong volk. Zoo zegt men. Is het wel juist? Servi?, zooals het zich thans aan ons vertoont, is een jong rijk, maar de Servi?rs zijn geen jong, doch een oud volk, dat een grootsche geschiedenis achter zich heeft liggen. De grootheid van Servi? is echter niet van langen duur geweest en op een korte, glansrijke periode is er een van eeuwenlange onderdrukking gevolgd.
Ook Servi? heeft zijn Karel de Groote gehad. Hij heette daar Doeschan de Groote. Ook Servi? kan zijn groote geschiedkundige figuren aanwijzen, zijn Sava, Lazar, Obilitch, Kraljevitch Marko en in de nieuwere geschiedenis: zijn Zwarte George en zijn Milosch. En evenals om sommige groote figuren uit de Germaansche landen, hebben zich ook om de groote figuren uit de Servische geschiedenis mythen gesponnen. Welk een overweldigenden indruk maken niet de legendarische figuren van Lazar, Obilitch en Kraljewitch Marko op ons uit de Kossowo-Cyclus, deze Servische rijmlooze gedichten, die onder het Servische volk van mond tot mond zijn gegaan en door de eene generatie de andere zijn voorgezongen, in de herbergen op de kruispunten der wegen in het gebergte en in de Zadroega's, door blinde barden en onder begeleiding van de goesla!
Als ik thans deze Kossowo-cyclus herlees, deze legendarische beschrijving van de daden der helden uit het dramatische tijdperk van den ondergang van het Servische keizerrijk, dan rijst het beeld der Bejania van dezen tijd, van 1915, mij voor den geest, van deze heldenmoedige en rampspoedige terugtocht der Servi?rs, die als drama niet onderdoet voor Kossowo en die, na eeuwen, door de Servi?rs even legendarisch zal bezongen worden als de d?b?cle van 1389 op het vervloekte Amselveld. Want is ze niet een geweldig drama, deze hero?sche terugtocht der Servi?rs, die, aan zichzelf overgelaten door hunne bondgenooten, wijken moeten voor een overweldigend aantal vijanden, waartegen geen stand te houden is? Kan men zich een aangrijpender drama voorstellen dan deze vlucht van het Servische leger, met zijn koning en zijn ministers in het midden, in regen en sneeuw, dwars door Albani?, over bergen en langs wegen, onbegaanbaar door de modder en bezaaid met gebroken voertuigen, met doode paarden en ossen en met de lijken van burgers, die op de vlucht waren geslagen voor Schwaben en voor Bulgaren en van honger en koude waren omgekomen of door de woeste Albaneezen vermoord?
,,Nicht allein der Triumphator, Nicht allein der sieggekr?nte G?nstling jener blinden G?ttin, Auch der blut'ge Sohn des Ungl?cks,
,,Auch der heldenm?t'ge K?mpfer, Der dem ungeheuren Schicksal Unterlag, wird ewig leben In der Menschen Angedenken."
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page