bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: Het tweevoudig verbond contra de drievoudige Entente (het wereldconflict als een rechtsgeding behandeld) by Beck James M James Montgomery Veer W De Willem Translator

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

Ebook has 256 lines and 20631 words, and 6 pages

Zoolang Duitschland onwillig blijkt, de belangrijkste stukken in haar bezit wereldkundig te maken, kan het geene verbazing wekken, indien de wereld, gedachtig aan Bismarck's berucht geknoei met het Emser-telegram, waardoor de Fransch-Duitsche oorlog onvermijdelijk werd, zich sceptisch betoont ten aanzien van de beweerde pogingen door haar in het belang van de handhaving van den wereldvrede aangewend.

OOSTENRIJKS HOUDING TEGENOVER SERVI?.

Het zou ons buiten het bestek dezer uitsluitend op schriftelijk bewijs rustende procedure voeren, zoo wij hier in een onderzoek traden naar de rechtmatigheid van Oostenrijks grieven ten opzichte van Servi?. Wij wenschen ons niet te begeven op het gebied van feiten, die niet vaststaan en . . . wij willen niet te wijdloopig worden.

De quaestie zoo gesteld, zou dan niet op het al of niet hebben van een rechtmatige grief jegens Servi? neerkomen, maar op dit: handelde Oostenrijk, in hare pogingen om zich genoegdoening voor het haar door Servi? aangedaan onrecht te verschaffen, in overeenkomst met de verplichtingen die zij zoo goed als elke andere natie jegens de groote maatschappij der menschheid heeft? Kwam zij deze verplichtingen na of bekommerde zij er zich niet om?

DE GEHEIMZINNIGHEID WAARMEE HET TWEEVOUDIG VERBOND TE WERK GING.

Op 28 Juni 1914 werd de Oostenrijksche troonopvolger te Sarajevo vermoord. Voor bijna een heele maand onthield Oostenrijk zich van eenige actie en van hare bedoelingen bleek, in het openbaar althans, niets. De wereld was over het geval diep ontroerd en sympathiseerde in het bijzonder met Oostenrijk's grijzen bestierder, van wien men kon zeggen, dat hij als Koning Lear, "in smart en jaren rijk door beide ellendig" was. De Servische Regeering had elk aandeel in den misdaad ver van zich geworpen en zich bereid verklaard, elk harer onderdanen, die er in betrokken zou blijken, te straffen. Van tijd tot tijd, van 28 Juni tot 23 Juli, werd der wereld, middels half-officieele berichten in de bladen, kond gedaan, dat Oostenrijk zich voorstelde, de zaak met groot zelfbedwang en op vreedzame wijze te behandelen. Nergens werd er zelfs maar gezinspeeld op de mogelijkheid, dat Duitschland en Oostenrijk het plan koesterden, in een tijd van volslagen vrede een lucifer te houden bij het kruitmagazijn van Europa's gewapenden vrede.

Koning Lear in Prof. Burgersdijk's vertaling--Tweede Bedrijf, vierde Tooneel.

Dit blijkt afdoende uit den eersten brief in het Engelsche Wit-Boek en door Sir Edward Grey aan Sir Henry Rumbold gericht. Die brief is van 20 Juli 1914 en een van de belangrijkste documenten in het geheele dossier. Op het oogenblik, dat hij geschreven werd, was Oostenrijk's onhebbelijk en onredelijk Ultimatum reeds geconcipieerd en van hoogerhand in Weenen--en mogelijk ook in Berlijn--goedgekeurd. Maar Sir Edward Grey, de Minister van Buitenlandsche Zaken van eene bevriende en Groote Mogendheid, had er zoo weinig "ahnung" van, dat hij:

"den Duitschen Gezant heden vroeg, of hij eenig bericht had van wat er omging in Weenen met betrekking tot Servi?. Hij antwoordde ontkennend, maar het was zeker, dat Oostenrijk op het punt stond den eenen of anderen stap te doen."

Engelsch Wit-Boek, No. 1.

Sir Edward Grey voegt hieraan toe, dat hij den Duitschen Gezant mededeelde, dat hij vernomen had, dat Graaf Berchtold, de Oostenrijksche Minister van Buitenlandsche Zaken,

"in een gesprek met den Italiaanschen Ambassadeur te Weenen, ontkend had, dat de toestand ernstig zou zijn en verklaard had, dat alles in orde zou komen."

De Duitsche Gezant gaf daarna als zijn gevoelen te kennen, "dat het zeer wenschelijk zou zijn, dat Rusland als bemiddelaar in de Servische kwestie kon optreden," in dier voege, dat het voorstel, dat Rusland de rol van vredestichter zou spelen van hem, den Duitschen Gezant te Londen, uitging. Sir Edward deelt dan mede, dat hij den Duitschen Gezant vertelde,

"dat ik veronderstelde, dat de Oostenrijksche Regeering niets zou doen, v??rdat zij eerst haar grieven tegen Servi?, die vermoedelijk gegrond waren op hetgeen bij het gerechtelijk onderzoek aan het licht was gekomen, in het openbaar had blootgelegd,"

De Engelsche Gezant te Weenen rapporteert aan zijn chef, Sir Edward Grey:

"De overhandiging te Belgrado van het Oostenrijksch Ultimatum aan Servi? op 23 Juli werd van eene periode van volslagen stilzwijgen van de zijde van de Ballplatz voorafgegaan."

Dep?che van Sir M. de Bunsen aan Sir Edward Grey, de 1 September 1914. Wij onderlijnen.

WAS DUITSCHLAND VAN TE VOREN MET HET ULTIMATUM BEKEND EN HAD ZIJ DE HAND IN DE OPSTELLING?

Wij komen nu vanzelf tot de belanghebbende en gewichtige vraag, of Duitschland bekend was en van te voren meeging met Oostenrijk's Ultimatum aan Servi?. Is het antwoord bevestigend, dan speelde zij ongetwijfeld een zeer dubbelzinnige rol, want de Duitsche Gezant te St. Petersburg verzekerde den Russischen Minister van Buitenlandsche Zaken nadrukkelijk,

"De Duitsche Regeering heeft geen kennis gedragen van den tekst van de Oostenrijksche nota, v??rdat zij overhandigd is en heeft geenerlei invloed op den inhoud ervan geoefend. Ten onrechte schrijft men aan Duitschland een dreigende houding toe."

Russisch Oranje-Boek, No. 18.

Wij hebben echter ten overvloede de getuigenis van Sir M. de Bunsen, den Engelschen Gezant te Weenen, die Sir Edward Grey inlichtte, dat hem van onofficieele zijde ter oore was gekomen, dat de Duitsche Gezant kennis droeg van den tekst van het Oostenrijksch Ultimatum aan Servi? v??r het werd afgezonden, dat hij er zijn soeverein, den Duitschen Keizer telegrafisch van verwittigde en dat de Duitsche gezant, met den inhoud volkomen accoord ging.

Engelsch Wit-Boek, No. 95.

Waar hij, de Bunsen, zelf zegt, buiten staat te zijn, deze inlichting waar te maken, schijnt zij op zich zelve niet zeer authentiek, maar, raadplegen wij Duitschland's officieel verweer in het Duitsche Wit-Boek, dan lezen wij "dat het Duitsche Ministerie van Buitenlandsche Zaken erkent, dat zij door Oostenrijk v??r de afzending van het Ultimatum werd geraadpleegd en niet alleen de gedragslijn goedkeurde, die zij zich voorstelde te volgen, maar haar uitdrukkelijk 'carte blanche' gaf voor wat zij verder wilde doen."

Dit punt--in hoeverre wij geloof mogen slaan aan Duitschland's goeden trouw en ernstig streven naar eene vredelievende oplossing--is van z??veel gewicht, dat wij dit gedeelte van Duitschlands verweer hier in zijn geheel weergeven. Na zich over de voorafgaande wrijving tusschen Oostenrijk en Servi? te hebben uitgelaten, zegt het Duitsche Wit-Boek:

"Met het oog op deze omstandigheden moest Oostenrijk wel tot de overtuiging geraken, dat het noch met de waardigheid, noch met de veiligheid van de Monarchie was overeen te brengen, langer lijdelijk te blijven toezien, terwijl men zich aan de andere zijde zoozeer toerustte. De Oostenrijksch-Hongaarsche Regeering wees ons op dezen toestand en vroeg ons, wat wij er van dachten. Wij konden onzen bondgenoot slechts verklaren, dat wij met zijne inzichten in de zaak van ganscher harte meegingen en hem verzekeren dat, tot welke maatregelen hij ook mocht besluiten om aan de beweging in Servi? tegen het bestaan van de Oostenrijksch-Hongaarsche Monarchie gericht, paal en perk te stellen, hij op onze instemming zou kunnen rekenen. Wij zagen zeer wel in, dat een eventueel gewapend optreden van Oostenrijk-Hongarije tegen Servi? voor Rusland aanleiding zou zijn om zich in de zaak te mengen en dat wij dan, overeenkomstig onze verplichtingen van bondgenoot, in een oorlog zouden kunnen worden gewikkeld."

"Zijne Excellentie had blijkbaar verwacht, dat deze stap van Oostenrijk's zijde al eerder zou zijn gedaan. Hij verklaarde met nadruk, dat het hangende geschil tusschen Servi? en Oostenrijk alleen moest worden uitgemaakt en dat er geene inmenging van buiten af in de besprekingen tusschen deze twee landen behoorde plaats te hebben."

Hij voegt hieraan toe, dat terwijl hij het onraadzaam achtte, dat zijne regeering zich ter zake tot Oostenrijk-Hongarije zou wenden, hij echter,

"bij verschillende gelegenheden, in gesprekken met den Servischen Gezant, met klem gewezen op het buitengewoon groote belang eener behoorlijke regeling van de betrekkingen tusschen Oostenrijk en Servi?."

Engelsch Wit-Boek, No. 2.

Hier hebben wij de eerste mededeeling nopens het standpunt door Duitschland in deze aangelegenheid ingenomen, een standpunt dat, blijkens wat volgde, totaal onhoudbaar was, schoon Duitschland tot het allerlaatst er hardnekkig aan bleef hechten, en dat niet weinig tot het uitbreken van den oorlog bijdroeg. Zonder ??n oogenblik rekening te houden met de nauwe betrekking waarin alle beschaafde nati?n tot elkaar staan, het feit totaal negeerend, dat zich uit eeuwen van politiek en diplomatiek verkeer een soort van Europeesch Statenstelsel heeft ontwikkeld--al is er tot dusver nog weinig sprake van een geregelde organisatie--ging Duitschland kalmweg van de opinie uit, dat het Oostenrijk moest vrijstaan Servi? te lijf te gaan, zonder dat eenige andere Mogendheid het recht zou hebben, tusschenbeide te komen, ook al zou de vernedering van Servi? onvermijdelijk moeten leiden tot de verbreking van het evenwicht in den Balkan en zelfs dat van Europa in gevaar brengen.

Wij behoeven hier niet lang stil te staan bij het feit, dat, naar de meening van elk redelijk wezen, dit Oostenrijksch Ultimatum tot Servi? gericht zich kenmerkt door een groven toon en door onredelijkheid voorzoover de eischen aanging, die het bevat. Men zou inderdaad in de gansche historie moeilijk een meer beleedigend schriftuur kunnen aanwijzen, waarvan het onbillijk karakter nog werd verzwaard door den korten termijn, die Servi? en Europa gegeven werd, om er antwoord op te geven of er kennis van te erlangen. Servi? had acht-en-veertig uur om te beslissen, of het hare nationale eer zou verzaken door te erkennen--zij het niet in zoovele woorden--dat het medeplichtig was aan een misdrijf, waaraan het reeds had verklaard, geheel onschuldig te zijn. Neemt men in aanmerking, dat het Ultimatum de kanselarijen der andere mogendheden eerst bereikte bijna vier-en-twintig uren, nadat het Servi? werd ter hand gesteld, dan kan men nagaan, hoe dezen anderen nauwelijks ??n dag tijd bleef om te overleggen, wat kon worden gedaan om den vrede van Europa te bewaren, v??r het met dien vrede gedaan zou zijn.

Men zie het Engelsche Wit-Boek, No. 5, en het Russische Oranje-Boek, No. 3.

Verdere bevestiging van het vermoeden, dat het Duitsche Ministerie van Buitenlandsche Zaken voor-kennis had van althans den inhoud van het Ultimatum, is te vinden in het feit, dat op den dag, waarop dit staatsstuk Weenen verliet, de Duitsche Gezanten te Parijs, Londen en St. Petersburg van den Duitschen Rijkskanselier de opdracht ontvingen, de Fransche, Engelsche en Russische Regeering respectievelijk te doen weten,

"dat de maatregelen door de Oostenrijksch-Hongaarsche Regeering genomen en de eischen door haar gesteld, niet anders kunnen worden beschouwd dan als door de omstandigheden gerechtvaardigd."

Duitsch Wit-Boek, Bijlage 1 B.

Hoezeer het niet ondenkbaar is, dat Duitschland, bij het geven van "carte blanche" aan Oostenrijk's politiek, opzettelijk vermeed, van den tekst van het Ultimatum kennis te nemen, om dan later te kunnen zeggen, dat het voor de staatkunde van haren bondgenoot niet aansprakelijk was--eene handelwijze die uitteraard het ignobel karakter van het heele gedoe niet zou verminderen--komt het ons toch aannemelijker voor in de gelijktijdige uitvaardiging van Oostenrijk's Ultimatum te Belgrado en Duitschland's waarschuwing aan de andere groote Mogendheden het resultaat te zien van gezamenlijk doel en gemeen overleg. Geen rechtbank, geen jury, die rekening houdt met de gangbare drijfveeren van menschelijk doen en laten; zou naar onze meening ??n oogenblik tot andere conclusies kunnen geraken.

De mededeeling van het Duitsche Ministerie van Buitenlandsche Zaken zoo juist genoemd, oppert de mogelijkheid, dat Servi? "zal weigeren aan de gestelde eischen te voldoen"--waarom, vraagt men zich af, als die eischen zoo rechtvaardig waren!--en Duitschland geeft dan aan Frankrijk, Engeland en Rusland minzaam te kennen, dat indien, tengevolge van zulk eene weigering, Oostenrijk zich genoodzaakt zou zien tot gewapend optreden haar toevlucht te nemen "haar bij de keuze der middelen de vrije hand behoort te worden gelaten."

Het wordt den Duitschen Gezanten in de drie hoofdsteden goed op het hart gedrukt

"om goed te doen uitkomen, dat voor de beeindiging van het gerezen conflict het alleen geldt eene zaak tusschen Oostenrijk-Hongarije en Servi? en eene die de overige Mogendheden wel zullen doen als zich uitsluitend tot de beide betrokken landen beperkend te beschouwen."

Hieraan wordt nog toegevoegd, dat Duitschland er op uit is,

"het geschil te localiseeren, waar immers de tusschenkomst van eenige andere Mogendheid als een gevolg van de verschillende verplichtingen uit bondgenootschappen voortspruitend, onberekenbare gevolgen zou kunnen na zich sleepen."

Dit is ongetwijfeld een van de merkwaardigste dokumenten van het heele dossier. Indien Duitschland destijds zoo onkundig van Oostenrijk's politiek en haar Ultimatum geweest ware als haar Londensche Gezant zich betoonde, indien Duitschland destijds niet bezig ware Oostenrijk aan te zetten en te steunen in haar noodlottigen koers, waartoe dan, vragen wij, deze dreigende nota door den Duitschen Kanselier ter kennis van Engeland, Frankrijk en Rusland gebracht, hun aanzeggend, dat het Oostenrijk vrij behoorde te staan zich op Servi? te werpen en dat de minste poging om ter wille van de zwakkere natie tusschenbeiden te komen, onberekenbare gevolgen na zich zou kunnen sleepen?

Duitsch Wit-Boek, Bijlage 1 B.

Een dag of wat later zendt de Rijkskanselier een "vertrouwelijk schrijven" aan de aangesloten Duitsche Rijken, waarin hij de mogelijkheid voorziet, dat Rusland zich verplicht zou kunnen gevoelen, Servi?'s zijde te kiezen in haar geschil met Oostenrijk-Hongarije. Alweer vragen wij, vanwaar die vrees, als Oostenrijk zoo volkomen in haar recht was?

De Rijkskanselier voegt hieraan toe:

"Mocht Rusland zich genoopt gevoelen voor Servi? in de bres te springen, dan kan niemand haar voorzeker het recht hiertoe ontzeggen," om er direct op te laten volgen, dat, mocht Rusland zich op die wijze in de zaak mengen, de onschendbaarheid van de Oostenrijksch-Hongaarsche Monarchie op het spel zou staan en Rusland alleen dientengevolge,

In dit merkwaardig vertrouwelijk schrijven wijst de Rijkskanselier nog op het enorm belang dat Duitschland heeft bij de bestraffing van Servi? door Oostenrijk. Hij zegt "onze naaste belangen dwingen ons met Oostenrijk-Hongarije gemeene zaak te maken," waaraan hij dan nog toevoegt, dat

"indien, tegen alle hoop in, het kwaad zich verspreidt, als een gevolg van Rusland's inmenging, dan zullen wij, onzen verplichtingen als bondgenoot getrouw, gedwongen zijn de naburige monarchie te hulp te komen met de geheele macht van het Duitsche Rijk."

Duitsch Wit-Boek, Bijlage 2.

DE POGINGEN TOT BEHOUD VAN DEN VREDE.

Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page

 

Back to top