bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read Ebook: Het paddestoelenboekje by Cool Catherina Lek Hendrik Adrianus Abraham Van Der

More about this book

Font size:

Background color:

Text color:

Add to tbrJar First Page Next Page

Ebook has 1021 lines and 23797 words, and 21 pages

id. Plaatjes lang niet zoo dicht op??n als bij de vorige soort, toch vrij talrijk, eerst cr?me dan bruinachtig, smal aangegroeid. St. wit bestoven, 10-14 cM. hoog, van onderen wollig, wit of rossig. Kenmerkend voor deze soort is de branderige smaak van het vleesch. Zomer-herfst, ook in groepjes doch niet in dichte bosjes groeiend. a. v.

No. 211. M. or?ades. Weide-kringzwam .

H. jong en bij vochtig weer bruin-rood, kegelvormig, vleezig, vochtig; later verdrogend, ledergeel, uitgespreid, eenigszins bultig met gestreepten rand. 1-6 cM. breed. Plaatjes wijd uiteen, vrij, witachtig. Geur aangenaam kruiig, vooral bij 't drogen. St. taai, geelachtig, 5-8 cM. hoog. Voorjaar-herfst. a. a. e.

N.B. Deze zoo algemeen voorkomende soort, de bekende Suppenpilz der Duitschers, levert een zeer smakelijk gerecht op. Daar zij geen op haar gelijkende giftige tegenhangster heeft, is het verzamelen en eten van deze soort een ieder zeer aan te raden; vooral van weilanden, parken en grasvelden waar zij veel groeit en waar de soort, waarmede ze nog verward kon worden, n.l. M. urens niet voorkomt. Deze heeft echter dicht bijeenstaande, rossige plaatjes. M. oreades heeft ze wijd uit??n en wit en haar steel is veel korter en niet vlokkig. Daar M. or?ades en blauwzuur bevat, mag deze soort nooit ongekookt gegeten worden; bij koken verdwijnt 't blauwzuur.

Kleine soorten.

No. 212. M. r?tula. Wieltjes-marasmius.

H. wit met donker putje, 2-10 mM. breed, vliezig, eerst parasolvormig dan plat, geplooid gevoord. Kenmerkend voor deze soort is de hoornachtige, zwarte steel, waarbij de witte wijd uiteenstaande plaatjes aan eenen den steel omgevenden ring verbonden zijn. Op plantenafval, stengels, takjes, enz. Voorjaar-herfst. a.

No. 213. M. scorod?nius. Knoflook-marasmius.

Reuk sterk naar knoflook. H. rossig, later verbleekend, dunvleezig, 1-2 cM. breed, eerst glad, dan rimpelig, gestreept met ingeschrompelden rand. Pl. witachtig, gekroesd, wijd uiteen. St. hoornachtig bruin of zwartachtig. 2-4 cM. hoog. Groeiplaats als vorige; wordt gebruikt als kruiderij. Herfst. a. e.

No. 214. M. andros?ceus. Dennennaald-marasmius.

Gelijkt op de vorige soort, echter zonder knoflookreuk. H. kleiner, 3-12 mM. en lichter. Pl. niet gekroesd. St. altijd zwart, glanzend. Groeiplaats als vorige, ook veel op dennennaalden. Voorjaar-herfst. a.

Rhodospore?n. Rosesporigen.

No. 215. Cl. orc?lla. Echte mousseron. .

H. zuiver-wit of grauw-wit, glanzend ; eerst bol, in 't midden ingedrukt, dan uitgespreid trechtervormig met gegolfden rand, 6-8 cM. breed, vleezig, bij vochtig weer iets kleverig. Het vleesch riekt naar versch meel. Pl. eerst wit, dan bleek-vleeschrood, lang afloopend, dicht bijeen. St. wit, dik, vaak wollig aan den voet. 2-6 cM. hoog. In groepjes. Zomer-herfst in 't Z. en O. vr. a. e.

Nol?nea p?scua; grijs, glanzend. No. 260.

Ochrospore?n. Bruinsporigen.

H. vuil-bruingeel, pluis- of vezelachtig, eerst kegelvormig, dan uitgespreid en in fijne radiale, geelwitte spleten opengebarsten, dunvleezig, 2-6 cM. breed. Pl. eerst kleikleurig dan roestbruin, dicht bijeen, bochtig, vrij. St. witachtig of ? zooals de hoed, bovenaan meelachtig bestoven, onderaan knolvormig, 2-6 cM. hoog. Scherpen reuk. Zomer-herfst. a. v.

H. jong wit of violet , satijnachtig glanzend , eerst kegelvormig dan vlak, puntig gebuld. Pl. talrijk, breed, eerst wit dan vuil en aardkleurig. St. wit, meest gekromd, 6 cM. hoog, fijn schubbig en bestoven, met vezelige cortina. In groepjes. Najaar. vr. a.

No. 218. H. crustulinif?rme. Radijszwam.

H. steenrood of isabelkleurig, in 't midden gestippeld met dikwijls witten, meest naar boven omgekrulden gelobden rand, vleezig, vochtig, soms kleverig, 3-8 cM. breed. Pl. aangehecht, talrijk, dun, bleek-kaneelkleurig, droog gevlekt, bij vocht met aanhangende druppeltjes. St. iets knollig schubbig, vuil-wit, 3-8 cM. hoog. De p. riekt eenigszins naar radijs.

No. 219. G. h?pnorum. Mos-galera. .

H. okerkleurig of roestbruin-oranjeachtig, klokvormig, gestreept, hygrophaan, 6-14 mM. breed. Pl. roestkleurig, wijd uiteen. St. kleur als h., dun, 2-3 cM. hoog. Tusschen mos, het geheele jaar door. a.

T. furfur?cea; kaneelkleurig. No. 135.

No. 220. P. invol?tus. Krulzoom .

Kenmerkend voor dezen paddenstoel is ten eerste: de sterk ingerolde rand, maar ook de afloopende pl., die gemakkelijk met den nagel van het hoedvleesch af te scheiden zijn, terwijl het geelachtig witte vleesch daarbij niet beschadigd wordt. H. vuil bruin, soms geelachtig, roestkleurig, viltig, eerst bolvlak met ingerolden rand, dan uitgespreid, ingedrukt of trechtervormig, tot 12 cM. breed. Pl. eerst geelachtig bij druk bruin wordend, later kaneelkl., dicht bij??n. St. kleur als hoed, viltig, tot 8 cM. hoog, soms excentrisch. Eenzaam of in kleine groepjes bij??n. Zomer-najaar. a. a. e.

C. collin?tus; geelbruin, slijmerig, st. geschubd. C. muc?sus; geel roodbruin, slijmerig. C. el?tior; bruin-violet. stengel met paarsen kring. C. albo-viol?ceus; lila, zijdeachtig. C. armill?tus; rood-bruin, st. met roode kringen. C. hinn?leus; bruin met witten rand. C. cinnabar?nus; rood-bruin, pl. bloedrood. C. cinnam?meus; kaneelbruin, pl. kaneelkleurig.

Melanospore?n. Zwartsporigen.

No. 221. Ps. sylv?tica. Bosch-kampernoelje.

H. grijs of vuilwit, bruin wordend, met bruinachtige vlokkige schubben, dunvleezig, bros, eerst klokv., dan plat, dikwijls gescheurd, 6-8 cM. breed. Pl. smal, eerst roodachtig dan dofbruin. St. hol, aan den voet gezwollen, witachtig, vezelig onder den dikken afstaanden ring, 7-12 cM. hoog. Kenmerkend zijn de schubben op den h. en het dunne, zwak-rood wordende vleesch. Voorzomer-winter. vr. a. e.

No. 222. Str. aerugin?sa. Kopergroenzwam.

H. blauw-groen, met dikke, verdwijnende slijmlaag bedekt, daaronder geelachtig; aan den rand met vlokkige overblijfselen van den ring; eerst kegelv. dan bol-vlak, bultig, 5-12 cM. breed. Pl. eerst bleek dan bruin-purper. St. blauwachtig, onder den ring vezelig-schubbig, meest gekromd, 3-7 cM. hoog. Eenzaam of in groepjes, meest op bladeren soms op hout groeiend. Zomer-winter. a.

No. 223. H. Candolle?num. Witte hypholoma.

H. bij droogte vuilwit, in 't midden geelachtig, bij vocht okerkleurig; eerst bol dan klokvormig uitgespreid, dikwijls bultig, 5-10 cM. breed. Pl. eerst violetachtig, dan kaneelbruin. St. wit, 5-8 cM. hoog, pijpachtig, vezelig. Meest in troepjes bijeen. Voorjaar-zomer. vr. a.

No. 224. Ps. corr?gis. Gerimpelde psatyra.

H. witachtig, met rose vermengd of rood-bruinachtig, bij droogte verbleekend, te?r, bijna vliezig, gestreept, rimpelig, klokvormig bultig, tot 4 cM. breed. Pl. aangehecht, violet-zwartachtig. Eenzaam of in groepjes. Najaar. a.

C. com?tus; h. wit, schubbig. No. 266. C. atrament?rius, h. grijs-wit, kaal. No. 267. C. mic?ceus, geel-bruin. No. 142.

P. campanul?tus; grijs-bruin, kleverig. No. 270.

G. glutin?sus; bruin-roodkl. of grijs-roodachtig. No. 245. G. r?seus; rozerood, slijmerig. No. 246. G. v?scidus; bruinrood, slijmerig. No. 244.

Pol?porace?n. Gaatjes- of buisjeszwammen.

B. b?dius. B. subtoment?sus. B. c?lopus. B. ed?lis. B. l?ridus. B. r?fus. B. sc?ber. B. f?lleus. B. cyan?scens.

H?dnace?n. Stekelzwammen.

H. rep?ndum. Geel of witachtig. No. 248. H. melal??cum. Zwart met witten rand, fluweelig. No. 250.

Tel?phorace?n. Korstzwammen.

No. 225. T. terr?stris. Franjezwam. .

H. fluweelachtig, donkerbruin of roestkleurig met vezeligen, franjeachtigen, eerst witten later zwarten rand, zittend en dakpansgewijs groeiend; onderkant aschgrauw, rimpelig-wrattig. Op den grond en op boomstammen; het geheele jaar. vr. a.

Clav?riace?n. Koraalzwammen.

No. 226. Cl. crist?ta. Witte koraalzwam.

Takken eerst zuiver wit, later vuilwit, 3-7 cM. hoog; taai, glad, rijk vertakt; takken bovenaan verbreed en in dunne kammen met puntige tanden verdeeld. Zodevormend. Najaar. vr. a.

No. 227. Cl. botr?tis. Bloemkoolzwam .

Paddenstoel tot 10 cM. hoog en tot 14 cM. breed, met korten, dikken stam, wit, geelachtig of licht rose, zeer vleezig, naar boven verdeeld in korte, stompe, rose takjes. Najaar. vr. a. e.

No. 228. Cl. cin?rea. Grijze koraalzwam.

Add to tbrJar First Page Next Page

 

Back to top