Read Ebook: Het paddestoelenboekje by Cool Catherina Lek Hendrik Adrianus Abraham Van Der
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page
Ebook has 1021 lines and 23797 words, and 21 pages
No. 228. Cl. cin?rea. Grijze koraalzwam.
Paddenstoel licht of donkergrijs, tot 7 cM. hoog, dicht en onregelmatig vertakt; stronk kort, weinig vleezig, takjes rimpelig. Zomer-herfst. vr. a. e.
No. 229. Cl. ameth?stina. Paarse koraalzwam.
Paddenstoel violet, later bruin en zwartachtig, 5 cM. hoog, zeer bros, glad, kaal, sterkt vertakt. Zomer-herfst, niet a.
No. 230. Cl. form?sa. Goud-gele koraalzwam .
Paddenstoel goud- of oranjegeel , meestal zeer groot, tot 1/4 M. in omtrek wordend en tot 400 gram wegend; struik lichter van kleur dan de takken. Najaar. vr. a. e.
Cl. str?cta, vuil-geel, No. 188.
Cal?cera visc?sa; oranje, kleverig. No. 189.
Phalloide?n. Stinkzwammen.
No. 231. Ph. impud?cus. Groote stinkzwam .
Deze paddenst. begint onder of even boven den grond als een wit ei ter grootte van een kippen- of eendenei ; snijdt men dit door dan vindt men daar den p. al kant en klaar in, wat den later zeer snellen groei verklaart. Het ei barst open en soms reeds in enkele uren groeit dan bij vochtig weer de poreuze, witte of geelachtige 10-25 cM. hooge steel met h. uit. Het ei blijft den voet als met een zak omgeven en aan den top hangt een met stinkend, groen sporenslijm bedekt, vingerhoedvormig hoedje, dat, als het slijm er is afgedropen, als een mazig, vuilwit kapje zitten blijft. Aasvliegen schijnen tot het sporenslijm aangelokt te worden en verspreiden z?? de sporen. Juni-winter. a. jong e.
No. 232. Ph. can?nus. Kleine stinkzwam. .
Ontwikkeling en vorm als bij de vorige soort, doch veel kleiner; ei ter groote van een duivenei of kleiner. St. 8-15 cM. hoog, h. over zijn geheele oppervlakte met den top van den st. vergroeid, eerst rood, dan olijfgroen, veel minder stinkend. Zomer-herfst. vr. a.
N?dulariace?n. Nestzwammen.
No. 233 en 234. C. stri?tus en ?lla. Bekertjeszwam .
P. in den vorm van een bekertje, dat eerst gesloten is door een dun wit vliesje; daarna geopend, vertoont zij vele ronde, platte schijfjes, zgn. peridiolen, die aan elkaar door draadjes verbonden zijn en waarin zich de bruine sporen bevinden. C. striatus is 1-2 cM. hoog, van buiten bruin, stijfharig, van binnen loodgrijs, gestreept; de schijfjes zijn wit. C. olla is van dezelfde grootte, van buiten bruinachtig grijs, viltig met gegolfden rand, van binnen loodgrijs of bruinachtig, niet gestreept; de schijfjes zijn bruin. Beide soorten groeien op aarde, op rottende plantendeelen, hout enz. Najaar. vr. a.
Lycop?rdace?n. Stuifzwammen.
No. 235. L. exc?pulif?rme. Hooge stuifzwam .
P. met duidelijken in den h. overgaanden steel. H. en st. bleek, bruinachtig of loodkleurig, eerst met wratten of bestoven, spoedig kaal, 10-20 cM. hoog. Opening eerst klein rond, dan onregelmatig, groot. Najaar. vr. a.
No. 236. L. gemm?tum. Paarlstuifzwam .
P. gesteeld, 3-10 cM. hoog; jong wit of geelachtig, dicht met spitse wratjes bezet, later okerkleurig of vuilbruin. St. gedeelte dunner dan hoed, sporen olijfkleurig, bruin. In troepjes. Zomer-winter a. a.; e., doch niet smakelijk.
No. 237. L. echin?tum. Stekelige stuifzwam.
Als vorige, doch met grooter, spitse stekels en donkerbruine sporen; bruin en kleiner van stuk.
No. 238. L. pyrif?rme. Peervormige stuifzwam.
P. gesteeld, duidelijk peervormig, grijs of geelbruin, later kastanjebruin, bijna kaal, met weinige vergankelijke schubbetjes, 2-7 cM. hoog; de st. zit met lange, wortelvormige draden in den grond vast. In troepjes meestal bij de wortels van boomen. Najaar. vr. a.
No. 239. L. furfur?ceum. Melige stuifzwam.
P. ongesteeld, rond of een weinig ingedrukt, 2-5 cM. hoog, met kleine, ronde opening; papierachtig, grijswit of grijsbruin, later groenbruin, nooit met wratten, slechts met meelachtige schubbetjes. In groepjes. Najaar. a.
B. nigr?scens, klein, wit. No. 273.
G. tr?plex. No. 255. G. fimbri?tus. No. 256.
No. 240. S. vulg?re. Aardappelbovist .
Paddenstoel ongesteeld, zittend, wortelend, rond, meest onregelmatig gevormd, tot 11 cM. breed; eerst hard vleezig-kurkachtig, later lederachtig, bleekgeel of witachtig, soms bruin- of roodachtig-geel, in vakjes gespleten, schubbig, met donkere wratjes; onregelmatig openscheurend, sporenmassa blauw-zwart. In troepjes. Zomer-najaar. a. a. g.
N.B. Uit deze zwam ziet men soms een klein boleetje groeien: Bol. parasiticus .
H?menogastrace?n. Schijntruffels.
No. 241. Rh. lut?olus. Valsche truffel. .
Eerst onder den grond, witachtig; bij rijpheid boven den grond komend, geelachtig-bruin, lederachtig met wortelachtige draden omsponnen, tot 4 cM. groot, onregelmatig gevormd; later olijfgroen vervloeiend, stinkend; de sporenmassa in kamertjes verdeeld. Najaar. vr. a.
Ascomyceten. Zakjeszwammen.
Pez?zace?n. Bekerzwammen.
P. b?dia, bruin. No. 5. P. fus?spora, rood, klein. No. 2.
Helv?llace?n. Helvella?chtigen.
H. cr?spa, wit. No. 10. H. lacun?sa, zwart of donkergrijs. No. 11.
M. escul?nta, bruin, st. witachtig. No. 12.
G. gl?brum, zwart. No. 14.
L. l?brica, geel-groen, kleverig. No. 15.
Pyrenomyceten. Kernzwammen.
C. milit?ris, op doode rups of cocon; oranje. No. 18.
SOORTEN VOORKOMENDE IN NAALDBOSSCHEN.
Bas?diomyceten. Steeltjeszwammen.
Ag?ricace?n. Plaatzwammen.
Le?cospore?n. Witsporigen.
A. phall??des, groen. A. citr?na, lichtgeel of wit. A. musc?ria, rood. A. rub?scens, vleeschkleurig of roodbruin. A. junqu?llea, helder geel.
L. rhac?des, roomkleurig met donkerbruine schubben. No. 194. L. clypeol?ria, wit, glanzend met bruine schubjes. No. 195. L. granul?sa, geel-bruin met gele vlokjes. No. 196.
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page