Read Ebook: Piong Pan Ho: Oorspronkelijke Indische roman by Dermout Jacob
Font size:
Background color:
Text color:
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page
Ebook has 882 lines and 41162 words, and 18 pages
Eenige kreten bewezen den spreker dat men het geheel met hem eens was.
"Morgen ochtend," vervolgde hij, "gaan allen weer aan het werk. Dat wil zeggen, jelui wacht als gewoonlijk v??r de deur van goedang. Als ik die heb opengemaakt dringen allen naar binnen, op twee na." Hij wees er twee aan. "Binnen, blijf jij"--wederom een aanwijzing--"vlak achter de deur staan. De anderen heffen een vervaarlijk geschreeuw aan."
De klontongs lachten. Dat viel in hun smaak!
"Dan loopt hij natuurlijk naar binnen, om te zien wat het is. Maar de twee die buiten blijven, haken hun voeten om zijn beenen. Kijk, z??. Dan struikelt hij. Op dit oogenblik steekt hij, die achter de deur staat, hem het mes in de borst. Goed raken hoor!"
Dat beloofde de bedoelde.
"Vervolgens dragen wij hem een eindje verder, naar een pak goed, en leggen hem daar op, het mes tusschen rottan-touwen stekend. Dan loopen wij naar de toko en vertellen dat de blanda gevallen is... toevallig juist in een mes dat op de gewone manier aan het pak van de pikoelan was vastgestoken."
Een daverend applaus op Chineesche manier, gelijkend op het brullen van tijgers en het geschreeuw van krolsche katten doorelkaar, volgde na deze woorden. Het scheen niemand te treffen, dat de bediende zelf geenerlei aandeel in de te plegen handeling voor zijn rekening nam. Wel protesteerden zij die aangewezen waren om Wije te doen struikelen, doch dit werd geschikt door hun getal op vier te brengen. Toen achtten zij zich sterk genoeg en prezen mede den ontwerper van het plan, zich verheugend over zijn terugkeer tot Chineesche begrippen, in de ontwikkeling waarvan hij zich een meester getoond had.
"Hondenkinderen!"
Met ??n woord, schrijft Tacitus, dempte Caesar een soldatenoproer: door hen Quirites, Ridders, te noemen, die den krijgseed schonden. Piong Pan Ho, plotseling verschijnend in de deuropening, deed iets dergelijks. Wel was er een groot verschil in den aanhef van beider redevoering, maar men bedenke dat Caesar te doen had met mannen die eergevoel bezaten. De uitwerking was nochtans dezelfde.
Verlamd door schrik staarden de klontongs op den in donkerblauw gekleeden Singkeh, wiens streng gelaat zij ondanks de slechte verlichting onmiddellijk herkend hadden. En zij luisterden zwijgend naar hetgeen hij verder te zeggen had. Het was weinig en stond wat kieschheid van vorm en inhoud betreft, tot datgene wat Caesar op zijn "Quirites" deed volgen, als de zooeven door Piong Pan Ho gebruikte term tot het woord van den grooten veldheer. Het laatste gedeelte gold in 't bijzonder den bediende, die rillend en met starren blik voor zich keek.
"Haal een rottan," gelastte de Singkeh, en een der Chineezen verliet het vertrek om spoedig daarna met het verlangde terug te keeren. "Neem het licht van die kist en leg hem er op."
De bediende liet het doen, zonder aan tegenstand te denken. Voorover op de kist, lag hij roerloos. Men had zijn armen uitgespreid; op ieder daarvan en ook op elken voet, ging een Chinees zitten. Door een grillig spel van het toeval waren het juist die vier, die aangewezen waren om Wije te doen struikelen, en hij die den messteek zou toebrengen stond, na een hinderlijk kleedingstuk te hebben verwijderd, op zij van de kist met de rottan in de hand, wachtende.
Er was een oogenblik van zoo groote stilte, dat men de ademhaling der klontongs hooren kon, grof en zwaar, als van menschen die na langdurige lichaamsinspanning nog niet gerust hebben.
"Twee dozijn," klonk het vonnis, kort maar beteekenisvol.
Scherp suisde de rottan door de lucht, neerkomend met een geluid als van een hevigen snik, en de kist met allen die er op zaten, schudde door de geweldige spiertrekking van den getroffene. Bij den derden slag bleef een bloedige striem achter en de bediende uitte een doordringenden gil, den eersten, doch die bij de volgende slagen zich herhaalde, telkens langer, vervloeiende tot een jankend gehuil tegen het einde van de strafoefening. Deze had twee minuten geduurd.
"Wie van af heden den toewan-toko nog iets in den weg legt, ja hem alleen maar niet ijverig genoeg dient, zal gestraft worden," zeide Piong Pan Ho. "Zorgt dat allen het vernemen. Die blanda werkt onder ons en met ons, daarom is hij een der onzen." En hiermede verdween hij.
GOED INTRIGEEREN IS NIET IEDERS WERK.
Van Beek had natuurlijk gezien dat Wije uitreed, ja zelfs iets opgemerkt van de haast waarmede deze in zijn rijtuig was gesprongen. Een wijl stond hij besluiteloos wat te doen. Hij kwam om een visite te maken en niet zooals Wije scheen te denken, gezonden door den chef. Mocht hij hem in dien waan laten, en tevens zijn visite voor niet gemaakt doen gelden? Zijn traagheidsvermogen kwam in conflict met het laatste; men zette zich in beweging om een bezoek af te leggen, dus men volhardde in die beweging. En wat het eerste betreft, zoo was het hem betrekkelijk onverschillig wat Wije van hem dacht, doch niet hoe Anneke het zou opnemen. De klap dien hij van haar ontvangen had, had hem in 't eerst geducht boos gemaakt, doch hoe langer die sc?ne geleden was, hoe meer zij haar scherpe kanten voor hem verloor, en eindelijk vond hij dat het toch maar niet iedereen te beurt viel om door zoo'n mooi meisje op de wang gestreeld te worden. Het was een aangenaam souvenir. Maar waarom zou het dit blijven? Kon men er niet een herhaling van provoceeren, altijd op een minder onzachte wijze? Zoover was hij met zijn denken gekomen, en dat bleek machtig genoeg om hem tot den gang van heden op te wekken.
Met kleine, langzame passen liep hij voort, daarmee te kennen gevende dat hij zou omkeeren als Anneke de voorgaanderij verliet, in plaats van hem af te wachten. Zij zag het met verwondering, doch niet in 't minst verlegen.
"U komt toch niet met mij vechten?" vroeg zij met gemaakten schrik.
"Neen juffrouw, ik wou een visite maken. Maar ik zie dat uw papa is uitgegaan."
"Ja, dat is een moeielijk geval," spotte zij.
"Toen ik het zag, dacht ik, kijk, daar heb ik eindelijk eens gelegenheid u te spreken. Ik moet u nog altijd mijn excuses maken."
"Och kom," zeide Anneke, "laat ons daar nu niet weer over beginnen."
"Ik heb toch heel dikwijls aan de heg gestaan, maar u kwam nooit meer zoover."
"Aan de pagger?" vroeg zij ge?rgerd. Want plotseling overviel haar een gedachte; zij dacht er nooit om dat op het achtererf vreemde oogen haar konden zien; dikwijls liep zij in een enkele sarong en den handdoek over de schouders naar de badkamer, en hij was nu net zoo'n vent.... "Hoe laat?"
"Altijd om denzelfden tijd als toen," zeide hij tot haar groote verlichting. "Maar om daarop terug te komen. U moet bedenken dat iedereen mij steeds wat trachtte wijs te maken, in dien tijd."
"Kassian," zeide Anneke. "Daar heb ik van gehoord. Doen ze het nog?"
"Neen nu is het uit."
"A la bonne heure!"
"Hoe, spreekt u Fransch?" vroeg hij opgetogen.
"Zeker, U ook?"
"Mais si! On ne parle que ?a chez nous."
"Hiernaast? Ik wist niet..?"
"O neen," zeide van Beek lachende. "Thuis bij ons, in Holland. Mijn moeder was een Fran?aise. Ik heb haar wel niet gekend, doch papa hield van die taal en zoo komt het dat we altijd Fransch spraken. Ik doe het ook graag, maar men komt hier nooit iemand tegen die het kan; alleen de kapper; en daarom laat ik mij tweemaal in de maand knippen."
"Er zijn toch meer menschen die het kunnen," verklaarde Anneke. "Papa zegt dat de meesten het niet graag doen, omdat zij uit gebrek aan oefening het vlotte spreken verleerd hebben. Hijzelf spreekt het heel goed, en hij heeft het mij geleerd. We wisselen om de week; deze week is de Engelsche. Spreekt u dat ook?"
"Jawel, maar niet zoo gemakkelijk. Als ik mag, kom ik eens terug in de Fransche week."
"Dat behoeft nu juist niet. Ik zal het papa zeggen, misschien vraagt hij u wel eens ten eten."
"Heel graag," zeide hij eenvoudig, haar de hand ten afscheid reikend.
Het was een smalle, magere hand, week en zonder veerkracht bij 't aanvatten, een hand die nooit gewerkt had. "Net 'n dood vischje," resumeerde Anneke haar gevoelens, toen van Beek zich verwijderde. Physiek trok die jonge man haar in 't geheel niet aan. Doch zijn spreken beviel haar. De totale afwezigheid van Indische uitdrukkingen was iets nieuws voor haar, en het nieuwe heeft altijd een zekere bekoring. Dan zijn Fransch! Want het laatste gedeelte van hun gesprek was in die taal gevoerd, en Anneke moest de gemakkelijkheid waarmee hij zich uitdrukte, onwillekeurig bewonderen. Ofschoon zij het Indisch publiek tegenover hem in bescherming genomen had, was echter de waarheid, dat zij behalve haar papa, nog nooit iemand zoo vloeiend een vreemde taal had hooren spreken; ja eigenlijk in 't geheel niet, daar men er zich gewoonlijk met een half zinnetje of met een bekend citaat afmaakte. Zelfs Kees maakte op dien regel geen uitzondering. Misschien kon hij het wel--hij had er immers examen in gedaan--maar dan durfde hij niet. Hoeveel moeite had het hem niet gekost om hem eens "je t'aime" te laten zeggen! Hij had eerst gelachen en verklaard het veel liever in 't Hollandsch te doen, of het zonder woorden te toonen, zoo zij even uit het licht van de lantaarn wilde gaan; en eindelijk, toen zij half boos was geworden door zijn hardnekkig weigeren, had hij het op zulk een zonderlinge manier uitgesproken, dat de aardigheid er glad af was. Zij wilde trachten haar vader te beduiden dat hij van Beek een weinig moest aanhalen, daar er van hem veel te leeren was; intusschen kon zij wel eens opletten of hij werkelijk 's avonds aan de pagger stond en dan, zoo nu en dan, een praatje met hem maken; voorzichtig altijd, want "je t'aime" behoefde hij niet te zeggen; dat mocht alleen Kees... die het niet wilde; maar daar was bij van Beek haars inziens zoo gauw geen gevaar voor.
De aldus beoordeelde wandelde middelerwijl het erf af, met een gevoel alsof hij een erfenis gekregen had, zijn vuist dicht gesloten, als om de aanraking van Anneke daarin te bewaren. In het duister van de boomen op den grooten weg ontsloot hij zijn hand, haar vlak onder den neus houdend, en zoende die, tot driemaal toe. Zijn denken was in die oogenblikken ook heel wat gevorderd; Anneke moest hem niet slechts de wangen streelen, doch ook kussen. Zoover zou hij probeeren het te brengen; met Fransch spreken, dat zij klaarblijkelijk aardig vond, en desnoods door middel van een mooi cadeau op Sinterklaas. Dat wil zeggen als het niet anders k?n; want een cadeau kostte geld, vooral in Indi?, waar alles zoo schrikkelijk duur was. En hij mocht zijn vader niet op kosten jagen! Tenzij dan in den uitersten nood. Hoeveel zou hij moeten besteden, voor 't geval dat Anneke met Fransch alleen geen genoegen nam? Hij bedacht een som en ging toen bij zich zelf aan 't afdingen, tot hij de galerij van zijn tehuis bereikte en er heel weinig overschoot.
In high spirits kwam Wije terug van zijn bezoek aan Piong Pan Ho. In 't begin was de Singkeh niet over te halen geweest zijn hulp te verleenen, en d?t zoolang hij in de meening verkeerde, dat Wije sprak in het belang der firma die hij diende. Het was, meende hij, weer de oude geschiedenis van het ati, dat belangen samenknoopte die niets met elkaar uitstaande hadden. Daarvoor liet hij zich niet gebruiken; hoe mooi Wije hem ook alles uitlegde, het overtuigde hem niet. Trouwens men moet logica geleerd hebben om er vatbaar voor te zijn. Doch nauwelijks vernam hij dat Wije in de winsten der toko ge?nteresseerd was, of hij veranderde van houding. Toen waren slechts weinig woorden meer noodig om hem op te doen staan, en te doen beloven dat hij het onmiddellijk in orde zou brengen. Wije bood aan mee te gaan, en in 't eerst vond Piong Pan Ho dit goed; doch bedenkende wat naar alle waarschijnlijkheid de gang van zaken zoude zijn en dat het malle ati van den Europeaan daar mogelijk tegen op zou komen, verklaarde hij een oogenblik later dat het onnoodig was, ja misschien niet eens wenschelijk; meneer behoefde zich echter niet ongerust te maken omtrent den uitslag.
"Ik dacht er een oogenblik over om het hiernaast te gaan zeggen," zeide Wije tot Anneke, "maar we zullen liever morgen bericht sturen. Hij zou maar weer zeggen dat ik aan Chineesche beloften meer vertrouwen schonk dan die verdienen, en allerlei bijzonderheden vragen die hem niet aangaan. Wat mij betreft, ik zie ze morgen al weer aan den gang! Het eenige dat me benieuwt, is te hooren hoe Piong Pan Ho het heeft klaargespeeld.... ?ls ik dat te weten kom."
Anneke deelde haar vader de bijzonderheden mede van het kort gesprek met van Beek.
"Ik houd niet van dien jongen," zeide Wije. "In 't begin toen hij hier was, had ik medelijden met hem, omdat hij van iedereen en alles de dupe was; maar nu... ik weet het niet... 't is alsof hij, met al zijn onnoozelheid, ze geducht achter den mouw heeft."
"Hij praat toch zoo grappig," pruilde Anneke.
"Nu," zeide hij, "als hij jou amuseert, voor mijn part! Ik zal hem vragen om Zondag te komen eten. Is dat goed?"
"Ja pa."
"Het kan nog niet," ging hij peinzende voort, "anders zou ik gaarne eens wat jongelui voor je inviteeren. Maar men zou er te veel over te zeggen hebben. God weet dat wij diepen rouw dragen in ons hart, die langer duren zal dan de ?tiquette voorschrijft en door geen avondbezoek zou worden verjaagd; doch daarmede neemt de wereld nu eenmaal geen genoegen; het kan haar feitelijk niet eens schelen; zij eischt slechts haar deel, in den vorm van uiterlijk vertoon."
"Voorloopig gun ik het de menschen," zeide Anneke. "Ik zou er zelf nog geen plezier in hebben. En we vervelen ons immers niet."
Van Beek verscheen den Zondag daarop, even v??r etenstijd.
Add to tbrJar First Page Next Page Prev Page