bell notificationshomepageloginedit profileclubsdmBox

Read this ebook for free! No credit card needed, absolutely nothing to pay.

Words: 26935 in 5 pages

This is an ebook sharing website. You can read the uploaded ebooks for free here. No credit cards needed, nothing to pay. If you want to own a digital copy of the ebook, or want to read offline with your favorite ebook-reader, then you can choose to buy and download the ebook.

10% popularity   0 Reactions

dokter van Lima, die geen droppel sterken drank kon gebruiken zonder daar hinder van te gevoelen, en die er nu, volgens zijn zeggen, dit middeltje op gevonden had: een middel, dat hem in staat stelde om steeds, zonder gevaar, zegevierend te voorschijn te komen uit den kamp met de meest vermaarde drinkebroers van Noord- en Zuid-Amerika.

Den volgenden morgen keerde ik naar boord terug, om te zien hoe onze vrienden het maakten: allen waren weder op de been, vroolijk en wel; van het gebeurde van den vorigen avond was hun slechts eene duistere en verwarde herinnering overgebleven. Er werd thee gepresenteerd, terwijl de matrozen bezig waren het anker te winden. Een laatste toast, die door al de aanwezigen met geestdrift werd ontvangen, werd door den kapitein op den gelukkigen afloop onzer reis uitgebracht; toen, na elkander de hand gedrukt en voorspoed toegewenscht te hebben, bracht de sloep ons naar de landingsplaats, van waar wij de laatste toebereidselen voor het vertrek gadesloegen. Een kwartier later kliefde de Vicar of Bray met volle zeilen, waarin de frissche zeewind blies, in snelle vaart de golven van den Stillen Oceaan.

Wij beklommen het steile pad, dat naar het dorp Islay voert, en kwamen bij den engelschen consul. De echtgenoote en de dochters van dien ambtenaar, ongerust over zijn lang wegblijven, ontvingen hem met hartelijke uitroepingen van verrassing en vreugde. Daarop noodigden die dames ons vriendelijk uit, dien dag in den schoot der familie door te brengen en aan den maaltijd deel te nemen; maar, daar ik begeerig was, mij zoo spoedig mogelijk op weg te begeven, sloeg ik die uitnoodiging af. Mijne reismakkers, die, te oordeelen naar de blikken, die zij elkander toewierpen, zeer gaarne aan de uitnoodiging gevolg zouden hebben gegeven, durfden nu, op mijn voorbeeld, niet anders dan evenzeer bedanken. De vriendelijke dames, die ons volstrekt niet nuchter wilden laten vertrekken, haastten zich nu om de noodige sandwiches te bereiden, die ons welhaast door een bediende werden gepresenteerd. Wij besproeiden die gebakjes met een glas Champagnewijn, van Exeter afkomstig, waar eene zeer gerenommeerde fabriek van dien wijn bestaat. Na afloop van dien luncheon zette de oudste dochter van den consul, eene mooie lieve blondine, met den dichterlijken naam van Stella, zich aan de piano, en speelde, om de eigenliefde der gasten van haar vader te streelen, de cantate van Manco Ccapac. Al de notabelen waren opgetogen en klapten in de handen. Het air moest nog eens herhaald worden, en nu begon een hunner daarbij de woorden te zingen, waarbij de anderen weldra invielen. Dit volkslied, dat in Europa zoo goed als onbekend, maar in Peru zeer geliefd is, en waarvan, naar men zegt, de woorden en de muziek vervaardigd zijn door een kerkedienaar van den Sagrario van Ayacucho, bestaat uit achttien koupletten, waarvan elk veertien versregels telt. De zwaarmoedige, klagende wijs der muziek stemt volkomen overeen met den inhoud van het gedicht, dat hoofdzakelijk eene weemoedige klacht bevat over de verdwenen heerlijkheid van de kinderen der Zon. De uitvoering van dit stuk duurde omstreeks vijf kwartier; maar niemand viel die tijd te lang. Doch, daar de zangers tusschen elk kouplet een hartelijken dronk wijdden aan de nagedachtenis van den man, die Peru uit de barbaarschheid getogen had, begon mij de vrees te bekruipen dat zij, in hunne toomelooze geestdrift, als het lied ten einde was, wellicht eene quadrille zouden gaan dansen: want als deze lieden eenmaal aan den gang zijn, weten zij van geen ophouden. Daarom maakte ik aanstonds gebruik van de oogenblikkelijke stilte, die op het uitgalmen van den laatsten regel volgde, om op te staan en afscheid van den consul en zijne familie te nemen. Nu waren mijn makkers wel gedwongen, een einde aan de zaak te maken. Zij namen hunne hoeden, groetten met een zeer knorrig gezicht, en volgden mij, blijkbaar zeer ontevreden omdat zij een dag, die zoo prettig beloofde te zijn, dus op eenmaal moesten afbreken.

Onze muildieren stonden reeds gereed. Ieder zocht zijn eigen dier uit, en zette zich in den zadel. De muilezeldrijvers en de mozos plaatsten zich aan het hoofd van den trein, en wij verlieten de woning van den consul, onder de luide begroetingen en heilwenschen der familie, onder handdrukken en wuiven van zakdoeken. Het zal toen omstreeks twaalf uur zijn geweest. De zon brandde op het gloeiende zand. Ieder brokje en korreltje mica, een spiegel van Archimedes gelijk, zond ons een verblindenden lichtstraal in het gelaat. De drie rijen houten huizen, met strooien of rietendaken gedekt, die de drie straten van Islay vormen, lagen weldra achter ons. Op den top des heuvels gekomen, hadden wij aan onze rechterhand de kerk van het dorp, niet veel meer dan eene loods, die gedurende drie vierde van het jaar gesloten is en den vleermuizen tot woning dient; aan onze linkerhand zagen wij een reeks perken, door ruwe steenen omsloten en met houten kruisen versierd; aanvankelijk dacht ik, dat het kerkhoven waren, maar weldra vernam ik, dat ik niets dan perken voor de muilezels voor mij zag. Kort daarop daalden wij langs de oostelijke helling van de loma af, en bevonden ons nu op een weg, waarvoor menschen en dieren om het zeerst beducht zijn. Deze weg, niet ongelijk aan het diepe wagenspoor van een reusachtige kar, ter hoogte van een voet bedekt met een steenachtige vulkanische asch, waarin millioenen luizen wriemelen en krioelen, draagt den weidschen naam van de. Quebrada van Islay. Quebrada--vallei--het zij zoo; maar, dewijl de zware hooge heuvelen, die deze kloof ter wederzijde omzoomen, de frissche zeewinden volkomen afkeeren, heerscht hier een temperatuur, het best met die van een kalkoven te vergelijken. Nauwelijks waren wij dan ook in deze diepte afgedaald, of de adem scheen onze longen te begeven, en wij begonnen op onrustbarende wijze te hijgen, en naar lucht te snakken.

Twee uren lang trokken wij door deze Quebrada, allen achter elkander rijdende en in somber zwijgen verzonken: een gevolg deels van het woeste, akelige voorkomen der streek, deels van de vrees om het afschuwelijke stof in te ademen, door de hoeven onzer muildieren opgejaagd. Te midden dier algemeene lusteloosheid, gaven de mozos alleen nog teekenen van leven, door hun schreeuwen en roepen om de achterblijvende muilezels aan te sporen.

Weldra bespeurden wij, aan sommige onmiskenbare teekenen, dat onze foltering haar einde naderde. De heuvels, die ter wederzijde de kloof ommuurden, begonnen minder hoog te worden, weken steeds verder uit elkander, en werden in het eind door nederige hoogten vervangen. De zeewind kon weder tot ons doordringen; de bodem verhief zich; de weg bestond nu uit eene opeenvolging van steile glooiingen, die wij moesten bestijgen. Naar het zeggen der muilezeldrijvers, naderden wij eene plek, Olivar genaamd: eene soort van natuurlijke grensscheiding tusschen de Quebrada en de Pampa, tusschen het dal en de vlakte, tusschen het gebied van de asch en dat van het zand. De armoedige flora, vertegenwoordigd door welriekende heliotropen, door dwergachtige kromgetrokken olijfboomen en ettelijke sobere gramine?n, poogde vergeefs, onder haar vuil-grauw stoffig masker, onze aandacht te trekken; zij zag er zoo pover en ellendig uit, dat wij haar nauwelijks een blik waardig keurden.

De weg, die nog steeds stijgende bleef, bracht ons, na veelvuldige kronkelingen, op een klein onregelmatig plateau, van waar men den ganschen omtrek overzag. Midden op die vlakte stond eene ajoupa van gescheurde matten, aan palen bevestigd. Onder deze soort van tent zaten en lagen eenige vrouwen, in lompen gehuld, en eenige moedernaakte kinderen, te midden van potten, kruiken en aardewerk. Een lage tafel, waarop gebraden visschen, gemalen piment, en die soort van eetbaar zeegras, waaraan de Indianen den naam geven van cocha-yuyu, deed ons deze ajoupa kennen als een dier restauraties in de open lucht, in Peru zoo wel bekend. Deze spijzen, met eene dikke laag vulkanische asch overstrooid, zagen er niet zeer aptijtelijk uit; maar onze muilezeldrijvers bekommerden zich niet over zulk eene kleinigheid. Aanstonds lieten zij zich door de vrouwen eene dubbele portie van die stoffige lekkernijen voorzetten, benevens een kruik chicha. Daar het de gewoonte is, eer men de pampa ingaat, hier eenige oogenblikken op te houden, om de muildieren te laten uitrusten, stapten ook wij af, terwijl onze drijvers hun ontbijt gebruikten; mijne makkers sloegen vuur, en staken hunne sigaren aan. Ik liet hen rustig hunne rookwolken uitblazen, en begaf mij naar den rand van het plateau, zeventienhonderd el boven de zee gelegen, om de streek te overzien, die wij zoo pas waren doorgetrokken, en waar ik hoogst waarschijnlijk nimmer meer den voet zetten zou.

De gansche omliggende streek, van den voet van het plateau tot den oceaan, was eentonig grijs van kleur, dooraderd van onregelmatige geelbruine strepen. De tallooze heuvels, die de oppervlakte bedekken, geleken, van deze hoogte en uit de verte gezien, op die eigenaardige phlyctenen, blazen of verheffingen van den grond, die in den omtrek der vulkanen zoo veelvuldig voorkomen. Van het noorden tot het zuiden strekte zich de donkere lijn uit der lomas of zoutheuvelen, die tusschen den 23? en der 10? deze kust omzoomen; hunne hellingen en kruinen vertoonden hier en daar een geelachtigen tint, die straks, na de eerste nevels van den zomer,--vruchtbaar makende dampen, die des nachts ontstaan en omstreeks elf uur in den morgen zich weder oplossen;--in vroolijk groen zou veranderen; door de ongemeene helderheid der lucht waren alle bijzonderheden van dit wijde landschap, tot op grooten afstand, duidelijk kenbaar. Zuidwaarts vertoonde zich als een zwarte streep, scheiding makende tusschen de blauwe zee en den blauwen hemel: dat was kaap Coles en de rotsen van het dal van Tambo, welks rivier, des zomers droog, des winters, als de wateren zwellen, met hare modderige golven ontzaglijke steenblokken medevoert, van de bergen afgescheurd. Iets meer nabij, ontwaarde ik de vlakke kusten van Mejillones en Cocotea, met hare koraalbanken, haar lagen van guano, en hare sombere heuvels met de tallooze huacas , waar duizende mummies hun eeuwigen slaap slapen. Elke plek, waarheen ik mijne blikken wendde, herinnerde mij eene of andere ontdekking, een of ander avontuur. Hier had ik eenige weken vertoefd, in gezelschap van Llipis-Indianen uit de groote woestijn van Atacana, levende van zeegras, van alikruiken en watermeloenen: alles wat deze streek oplevert. Daar was ik, van den top der duinen, als machteloos toeschouwer, getuige geweest van de schipbreuk van de amerikaansche brik de Susquehannah. Verder verhief zich, als een kegelvormig eiland, te midden van het vlotzand, de heuvel der Aymaras met zijn knekelhuis, dagteekenende uit den tijd v??r de spaansche verovering, waar ik zulke merkwaardige phrenologische exemplaren had gevonden. Nog verder, meer ten zuiden, de buitengronden van Arenal, met hunne voorraadschuren van visch-guano, tot dusverre nog onbekend, en waarop ik de aandacht der geleerden had pogen te vestigen. Daaromheen gaapten de met asch en slakken gevulde kraters van overoude, uitgebluschte vulkanen, die zich, in voorhistorische tijdperken, aan deze kust verhieven, en die noch kapitein Fr?zier in 1713, noch Humboldt en Bonpland in 1804, noch d' Orbigny in 1836, hadden opgemerkt.

Oostwaarts droeg het landschap een eenigszins gewijzigd karakter. Een zandwoestijn, geheel bezaaid met plompe, ronde cerros , allen sterk naar het westen overhellende, sloot hier als een muur den gezichteinder. Die cerros, van blokken zandsteen en vulkanische rotsen gevormd, die--wie kan gissen voor hoe vele eeuwenreeksen?--door de wateren der zee, in haar terugtocht van het oosten naar het westen, waren medegevoerd, op elkander geworpen, zaamgeperst:--deze cerros hadden mij menigmaal in de gelegenheid gesteld, de vervorming der gesteenten van nabij te bestudeeren. Aan hun voet, in de nabijheid van een of andere kleine beek, groeiden dwergachtige, armoedige olijven, kokos- en vijgeboomen, meer grauw dan groen, en alleen kenbaar door de schaduw, die zij afwierpen.

Een onbeschrijfelijke weemoed vervulde de ziel, bij den aanblik van deze landstreek, dor tot naaktheid toe, uitgedroogd tot in het gebeente, en nog heden, zoowel door de gesteldheid van den bodem als door de gedaante der bergen, de duidelijke sporen vertoonende van de geduchte worsteling der twee elementen, die haar beurtelings hadden geteisterd en verwoest. De overoude en eeuwigdurende strijd van den draak met de hydra, van het vuur met het water, was in onuitwischbare trekken overal gegriffeld op deze sombere aarde, wonderlijk geteekend met bruine, rosse, grauwe strepen, en toch, ondanks de zee van licht, die de brandende middagzon daarover uitgoot, zoo onbeschrijfelijk doodsch en koud. Te midden van deze doffe, stoffige, toonlooze kleuren, die een geoloog zeker zou hebben bewonderd, maar waarvan een schilder haastig de oogen zou hebben afgewend, werd de blik onwederstaanbaar aangetrokken door de warme, heldere, lichtvolle, vroolijke kleuren van den azuren hemel en den azuren oceaan. Juist toen ik mij omkeerde, om der wijde zee mijn laatsten afscheidsgroet toe te wuiven, bespeurde ik op haar helderen spiegel twee donkere, nauwelijks merkbare stippen. De een was een schip, haastig zuidwaarts stevenende,--waarschijnlijk dat van onzen vriend den kapitein;--waarvan de zeilen, op dien afstand, er uitzagen als een vlok dons, door den wind medegevoerd; de andere stip was een stoomboot, die naar het noorden koers zette, en een ter nauwernood zichtbaren draad van rook achterliet.

De muilezeldrijvers hadden hun ontbijt ge?indigd, en waren nu bezig onderling het geld bijeen te brengen om de gemaakte vertering te betalen, waarmede nog een geruime tijd verloren ging. Wij zetten ons weder in den zadel, en sloegen den weg in naar de pampa van Islay: eene zandzee van twintig mijlen breed en zestig mijlen lang, en waarvan de nu eens onbeweeglijke, dan weder vluchtige golven, zeer veel gelijkenis vertoonen met de baren der zee, wier wateren vroeger deze streek moeten hebben overdekt. Ten einde de vlakte in schuine richting over te steken, hadden wij ons noordoostwaarts gewend, en den vrijen teugel gelaten aan onze muilezels, die konden gaan zoo als zij wilden, want het kwam er boven alles op aan, hunne krachten te sparen. De aardige dieren maakten van die schoone gelegenheid gebruik om aanstonds het gelid te verbreken, en achter elkander te gaan loopen, wat de muilezels dadelijk gaan doen, zoodra zij aan hun eigen zin worden overgelaten. Zoodra zij dat gedaan hadden, begon iedere ezel luid te hinniken, wierp zijn ooren achterover, rekte zijn hals uit, en zette zich in zachten draf achter zijn voorman. De drijvers hieven een weemoedig gezang aan.

De tocht door deze woestijn is niet zonder gevaren. De zeewind, die voortdurend over dit beweeglijk zand heenstrijkt, brengt telkens allerlei veranderingen te weeg. Binnen weinige uren vormen zich spleten en diepten, verheffen zich duinen en dammen, om straks weder te verdwijnen, verstrooid te worden en ginds op nieuw te ontstaan. Om zich op hun tocht door deze bedriegelijke streek van den rechten weg te vergewissen, richten de stuurlieden van de pampa zich des daags naar de zon, en des nachts naar de sterren: veilige gidsen, die nooit iemand misleiden. Behalve de sterren en de hemellichamen, zijn daar nog, om hun den weg te wijzen, de geraamten van dieren, die op de reis door de vlakte van uitputting bezweken zijn. Deze sombere merken, waarop de drijvers nauwkeurig acht geven, wijzen door hunne ligging rechts of links, door hunne nabijheid of hunne verwijdering aan, in hoe ver de karavaan den rechten weg volgt. Ook wordt de verschijning van zulk een teeken altijd met zekere blijdschap begroet, ondanks het gevoel van afgrijzen, met medelijden vermengd, dat u bij dit gezicht onwillekeurig aangrijpt. Ik spreek hier natuurlijk van de beschaafde, gevoelige reizigers, die bij de zaak geen rechtstreeksch belang hebben; want de muilezeldrijvers, schraapzuchtig en koud van gemoed, gevoelen bij den aanblik dier beenderen geheel iets anders: zij denken daarbij aan het verloren kapitaal, en maken zich veeleer kwaad dan dat zij medelijden zouden gevoelen.


Free books android app tbrJar TBR JAR Read Free books online gutenberg


Load Full (0)

Login to follow story

More posts by @FreeBooks

0 Comments

Sorted by latest first Latest Oldest Best

 

Back to top